69
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
De plafondverlichting achter dooft geleidelijk, onmiddel-
lijk na het sluiten van alle zijschuifdeuren en achterdeu-
ren (achterdeuren of achterklep) als de contactsleutel in
stand MAR staat.
De plafondverlichting achter dooft geleidelijk, 10 secon-
den na het sluiten van alle zijschuifdeuren en achterdeu-
ren (achterdeuren of achterklep) met de contactsleutel
in stand OFF.
Uitvoeringen Doblò/Doblò Combi
Inschakeling plafondverlichting
De plafondverlichting voor en achter gaat branden na het
openen van een van de voorportieren of zijschuifdeuren
en blijft 3 minuten branden als ten minste een van deze
deuren geopend blijft.
Uitschakeling plafondverlichting
De plafondverlichting voor en achter dooft geleidelijk, on-
middellijk na het sluiten van alle voorportieren en zij-
schuifdeuren als de contactsleutel in stand MAR staat.
De plafondverlichting voor en achter dooft geleidelijk,
10 seconden na het sluiten van alle voorportieren en zij-
schuifdeuren met de contactsleutel in stand OFF. Als de uitneembare plafondverlichting in de vaste hou-
der zit, wordt de batterij van de zaklamp automatisch op-
geladen.
Bij de Cargo-uitvoeringen met dakluik
Het opladen van de plafondverlichting bij stilstaande auto
en met de contactsleutel in stand STOP of uitgenomen,
is beperkt tot 15 minuten.
PLAFONDVERLICHTING
IN-/UITSCHAKELEN
Cargo-uitvoeringen
Inschakeling plafondverlichting
De plafondverlichting voor gaat branden na het openen van
een van de voorportieren en blijft 3 minuten branden als
ten minste een van de twee portieren geopend blijft.
De plafondverlichting achter gaat branden na het openen
van een van de zijschuifdeuren of achterdeuren (achter-
deuren of achterklep) en blijft 3 minuten branden als ten
minste een van de deuren (of de achterklep) geopend blijft.
Uitschakeling plafondverlichting
De plafondverlichting voor dooft geleidelijk, onmiddellijk
na het sluiten van alle voorportieren als de contactsleutel
in stand MAR staat.
De plafondverlichting voor dooft geleidelijk na 10 secon-
den als alle voorportieren gesloten worden en de con-
tactsleutel in stand OFF staat.
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:21 Pagina 69
F0V0019mfig. 56
MISTLAMPEN VOOR fig. 56
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Ze gaan branden als op knop5wordt gedrukt. Op het
instrumentenpaneel gaat het controlelampje5branden.
Als de mistlampen branden, dan brandt ook de buiten-
verlichting, terwijl de dagverlichting gedoofd is, ongeacht
de stand van de draaiknop.
Druk voor uitschakeling nogmaals op de knop.
MISTACHTERLICHTEN fig. 56
Druk voor inschakeling op knop
4. Deze werken alleen
als het dimlicht of de mistlampen voor zijn ingeschakeld.
Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje
4
branden.
Druk voor uitschakeling nogmaals op de knop of schakel het
dimlicht en/of de mistlampen voor (indien aanwezig) uit.
BRANDSTOFNOODSCHAKELING
Deze schakelt in bij een ongeval waardoor:
❒de toevoer van brandstof wordt gestopt en de motor
afslaat;
❒de portieren automatisch ontgrendelen;
❒de interieurverlichting wordt ingeschakeld.
Bij bepaalde uitvoeringen verschijnt op het display de mel-
ding Brandstofnoodschakeling ingeschakeld zie instruc-
tieboekje” als de brandstofnoodschakeling inschakelt.
Controleer de auto zorgvuldig op brandstoflekkage, bij-
voorbeeld in de motorruimte, onder de auto of in de na-
bijheid van de brandstoftank.
BEDIENINGSKNOPPEN
WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN
Druk voor inschakeling op de schakelaar A-fig. 56, onge-
acht de stand van de contactsleutel. Als het systeem is in-
geschakeld, branden de lampjes
Îen¥op het instru-
mentenpaneel. De lichten schakelen uit als u de schakelaar
A nogmaals indrukt.
BELANGRIJK Het gebruik van de waarschuwingsknipper-
lichten is afhankelijk van de wetgeving van het land waar-
in u zich bevindt. Houdt u aan de voorschriften.
Noodstop
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Bij een noodstop schakelen automatisch de waarschu-
wingsknipperlichten in en gaan gelijktijdig de lampjes
Îen¥op het instrumentenpaneel branden. De functie
schakelt automatisch uit als de remvertraging niet meer
het karakter van een noodstop heeft. Deze functie voldoet
aan de huidige wettelijke voorschriften.
70
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:21 Pagina 70
71
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
INTERIEURUITRUSTING
ARMSTEUN BESTUURDERSSTOEL fig. 57
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Op enkele uitvoeringen is de bestuurdersstoel voorzien
van een armsteun.
U kunt de armsteun omhoog en omlaag zetten in de rich-
ting van de pijlen.
OPBERGVAKJE
fig. 58
Deze bevindt zich voor de voorstoel aan passagierszijde.
DASHBOARDKASTJE
Trek aan de handgreep A-fig. 59 om het kastje te openen.
Draai om het slot te ver-/ontgrendelen (voor bepaalde uit-
voeringen/markten) de sleutel rechts-/linksom. Draai na een ongeval de contactsleutel in stand STOP om
te voorkomen dat de accu ontlaadt.
Om de juiste werking van de auto te herstellen, moeten
de volgende handelingen worden uitgevoerd:
❒draai de contactsleutel in stand MAR;
❒schakel de rechter richtingaanwijzer in;
❒schakel de rechter richtingaanwijzer uit;
❒schakel de linker richtingaanwijzer in;
❒schakel de linker richtingaanwijzer uit;
❒schakel de rechter richtingaanwijzer in;
❒schakel de rechter richtingaanwijzer uit;
❒schakel de linker richtingaanwijzer in;
❒schakel de linker richtingaanwijzer uit;
❒draai de contactsleutel in stand STOP.
Als u na een ongeval een brandstoflucht
ruikt of merkt dat het brandstofsysteem
lekt, schakel dan het systeem niet opnieuw in, zo-
dat brand wordt voorkomen.
ATTENTIE!
F0V0058mfig. 57
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:21 Pagina 71
83
BELANGRIJK Als de anti-letselfunctie binnen 1 minuut
5 keer inschakelt, dan voert het systeem automatisch
de recovery” uit (zelfbescherming). Hierbij gaat de ruit
telkens een klein stukje omhoog totdat de ruit geheel ge-
sloten is.
Ga voor het herstellen van de juiste werking van het sys-
teem als volgt te werk:
❒open de ruiten;
of
❒draai de contactsleutel in stand STOP en vervolgens
in stand MAR.
Als er geen storingen zijn, dan werkt de ruit weer normaal.
BELANGRIJK Als de contactsleutel in de stand STOP staat
of is uitgenomen, dan kunnen de ruiten nog onge-
veer 2 minuten worden bediend. Als een portier wordt
geopend, dan wordt het systeem echter onmiddellijk uit-
geschakeld.
RUITBEDIENING
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING VOOR
Op het portierpaneel aan bestuurderszijde fig. 82 zijn de
bedieningsschakelaars gemonteerd waarmee u, als de con-
tactsleutel in stand MAR staat, de zijruiten bedient:
A: Openen/sluiten linker zijruit
B: Openen/sluiten rechter zijruit
Druk op de knop A of B om de gewenste ruit te openen
of te sluiten.
Druk kort op een van de twee knoppen voor het staps-
gewijs” openen/sluiten van de ruit; als de knop langer
wordt ingedrukt, wordt de automatisch continue” wer-
king ingeschakeld zowel tijdens het openen als het slui-
ten. De ruit stopt in de gewenste stand als u nogmaals op
de knop A of B drukt.
De ruitbediening is voorzien van een beveiligingssysteem
(indien aanwezig) dat een eventueel obstakel kan regis-
treren als de ruit sluit. In dat geval onderbreekt het sys-
teem de ruitbeweging en wordt de ruitbeweging onmid-
dellijk omgekeerd.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
F0V0020mfig. 82
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:21 Pagina 83
93
Sluiten fig. 95
Ga als volgt te werk:
❒houd de motorkap met een hand omhoog, trek met de
andere hand de stang C uit de zitting E en plaats de
steunstang terug in de klem D;
❒laat de motorkap tot op ongeveer 20 cm van de mo-
torruimte zakken, laat de motorkap vallen en contro-
leer of de motorkap goed is gesloten door deze op te
tillen. De motorkap mag niet alleen door de beveiliging
vergrendeld zijn. Druk in dit laatste geval de motorkap
niet dicht, maar til hem opnieuw op en herhaal de han-
deling.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Om veiligheidsredenen moet de motorkap
tijdens het rijden altijd goed gesloten zijn.
Controleer daarom altijd of de motorkap goed ver-
grendeld is. Als u tijdens het rijden merkt dat de
motorkap niet goed is vergrendeld, stop dan on-
middellijk en sluit de motorkap op de juiste wijze.
ATTENTIE!
F0V0049mfig. 95
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:21 Pagina 93
96
ABS
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het ABS dat geïntegreerd is in het remsysteem, voorkomt
dat tijdens het remmen de wielen blokkeren, ongeacht de
conditie van het wegdek en de pedaaldruk, en verhindert
daarmee het doorslippen van een of meerdere wielen.
Hierdoor blijft de auto bestuurbaar, zelfs bij noodstops.
Het systeem wordt gecompleteerd met een elektronische
remdrukverdeling EBD (Electronic Braking Force Distri-
bution), die de remdruk verdeelt tussen de voor- en ach-
terwielen.
BELANGRIJK Voor een maximale werking van het rem-
systeem is een inrijperiode nodig van ongeveer 500 km:
tijdens deze periode moet bruusk, herhaaldelijk of lang-
durig remmen worden voorkomen.
ACTIVERING VAN HET SYSTEEM
Als het ABS in werking treedt, merkt de bestuurder dit
aan een trilling in het rempedaal, die gepaard gaat met enig
geluid: dit geeft aan dat het noodzakelijk is uw snelheid aan
te passen aan de beschikbare grip op het wegdek. Koplampverstelling
De koplampen kunnen worden versteld met de knoppen
Òenfig. 100 op het schakelaarpaneel.
Op het display van het instrumentenpaneel wordt de stand
aangegeven.
Stand 0 – een of twee personen op de voorstoelen.
Stand 1 – vijf personen.
Stand 2 – vijf personen + bagage.
Stand 3 – bestuurder + maximale lading in de bagage-
ruimte.
BELANGRIJK Controleer de afstelling van de koplampen
telkens als het gewicht van de lading wijzigt.
MISTLAMPEN VOOR AFSTELLEN
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Wendt u voor controle of afstelling tot het Fiat Service-
netwerk.
KOPLAMPAFSTELLING
IN HET BUITENLAND
De dimlichten zijn afgesteld voor gebruik in het land waar-
in de auto is verkocht. In die landen waarin aan de ande-
re zijde van de weg wordt gereden, moet om het tege-
moetkomende verkeer niet te verblinden, de vorm van de
lichtbundel worden gewijzigd door het aanbrengen van een
speciaal daarvoor ontwikkelde sticker. Deze sticker is op-
genomen in het Fiat Lineaccessori-programma en ver-
krijgbaar bij het Fiat Servicenetwerk.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als het ABS in werking treedt, merkt u dat
aan een trilling in het rempedaal. Verlaag
de remdruk niet maar houd het rempedaal juist
goed ingetrapt; op deze manier hebt u de kortste
remweg in relatie tot de conditie van het wegdek.
ATTENTIE!
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:21 Pagina 96
97
Storing in EBD
Bij een storing branden de lampjes
>enxop het ins-
trumentenpaneel (op enkele uitvoeringen verschijnt ook
een melding op het display (zie het hoofdstuk Lampjes
en meldingen”).
In dit geval kunnen bij krachtig remmen de achterwielen
vroegtijdig blokkeren waardoor de auto kan slippen. Rijd
zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde werkplaats van het
Fiat Servicenetwerk om het systeem te laten controleren.
STORINGSMELDINGEN
Storing in ABS
Bij een storing brandt het waarschuwingslampje
>op het
instrumentenpaneel (op enkele uitvoeringen verschijnt ook
een melding op het display) (zie het hoofdstuk Lampjes
en meldingen”).
In dat geval blijft het remsysteem normaal werken, maar
zonder de mogelijkheden van het ABS. Rijd voorzichtig
naar de dichtstbijzijnde werkplaats van het Fiat Service-
netwerk om het systeem te laten controleren.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als het ABS in werking treedt, dan is de
grip van de banden op het wegdek be-
perkt: u dient uw snelheid te verlagen en aan te
passen aan de beschikbare grip.
ATTENTIE!
Het ABS maakt zoveel mogelijk gebruik
van de beschikbare grip maar kan deze
niet verhogen. Daarom moet op gladde wegge-
deelten altijd voorzichtig worden gereden en mo-
gen er geen onnodige risico’s worden genomen.
ATTENTIE!
Als het waarschuwingslampjexop het in-
strumentenpaneel gaat branden (op en-
kele uitvoeringen verschijnt ook een melding op
het display), stop dan onmiddellijk en wendt u tot
het Fiat Servicenetwerk. Als er vloeistof lekt uit
het hydraulische systeem, wordt de werking van
zowel het conventionele remsysteem als het ABS
in gevaar gebracht.
ATTENTIE!
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:21 Pagina 97
98
ESP-SYSTEEM
(Electronic Stability Program)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Dit systeem bewaakt de stabiliteit van de auto als de wie-
len hun grip verliezen, waardoor de auto beter op koers
blijft.
De werking van het ESP is uitermate nuttig als de grip op
het wegdek wisselt.
Naast het ESP-, ASR- en Hill Holder-systeem beschikt de
auto (voor bepaalde uitvoeringen/markten) ook over MSR
(regeling van het afremmen op de motor tijdens terug-
schakelen) en HBA (automatische remdrukverhoger bij
noodstops).
ACTIVERING VAN HET SYSTEEM
Bij activering gaat het lampje
áop het instrumentenpa-
neel knipperen, om de bestuurder er op te wijzen dat de
auto de stabiliteit en de grip dreigt te verliezen.
INSCHAKELING VAN HET SYSTEEM
Het ESP wordt automatisch ingeschakeld als de motor
wordt gestart en kan niet worden uitgeschakeld. BRAKE ASSIST (remregeling bij
noodstops geïntegreerd in ESP)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Dit systeem, dat niet kan worden uitgeschakeld, herkent
noodstops (op basis van de snelheid waarmee het rem-
pedaal wordt ingetrapt) en verhoogt de druk in het rem-
circuit aanzienlijk, waardoor sneller en krachtiger door het
systeem wordt geremd.
De Brake Assist wordt, bij uitvoeringen die zijn uitgerust
met ESP, uitgeschakeld bij een storing in het ESP (lampje
ábrandt en er verschijnt een melding op het multifunc-
tionele display – indien aanwezig).
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als het ABS in werking treedt, merkt u dat
aan een trilling in het rempedaal. Verlaag
de remdruk niet maar houd het rempedaal juist
goed ingetrapt; op deze manier hebt u de kortste
remweg in relatie tot de conditie van het wegdek.
ATTENTIE!
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:21 Pagina 98