72
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
INOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
ONTWASEMING/ONTDOOIING ACHTERRUIT
Druk op knop(om het ontwasemen/ontdooien van de achter-
ruit in te schakelen (lampje op de knop gaat branden). De functie
schakelt na ongeveer 20 minuten automatisch uit, of als de motor
wordt uitgezet; de functie blijft uitgeschakeld als u de motor opnieuw
start. Als u op knop
(drukt (voor bepaalde uitvoeringen/markten),
wordt ook de verwarming van de buitenspiegels, de voorruit (voor
bepaalde uitvoeringen/markten) en de ruitensproeiermonden (voor
bepaalde uitvoeringen/markten) ingeschakeld.
BELANGRIJK Plak geen stickers of andere plaatjes op de elektrische
weerstandsdraden aan de binnenzijde van de achterruit, om be-
schadiging van de achterruitverwarming te voorkomen.
Wasemsensor(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De wasemsensor helpt het beslaan van de ruiten te voorkomen.
Om deze sensor optimaal te gebruiken is het raadzaam de AUTO-
functie (lampje N brandt) in te schakelen. Bij lage buitentempe-
raturen kan het systeem de compressor automatisch inschakelen
en de recirculatie uitschakelen, zodat veilige rijomstandigheden
zijn gegarandeerd.
AIRCONDITIONING UITSCHAKELEN
Druk op de knopg(lampje op de knop gedoofd):
❍is de recirculatie ingeschakeld, waarbij geen lucht van buiten
binnenkomt;
❍is de compressor uitgeschakeld;
❍is de aanjager uitgeschakeld;
❍kan de achterruitverwarming worden in-/uitgeschakeld;
❍kan de AQS-functie (Air Quality System) niet worden inge-
schakeld.
BELANGRIJK De klimaatregeleenheid slaat de ingestelde tempera-
turen voor het uitschakelen op en stelt deze temperaturen weer
in als een willekeurige knop (behalve knop D) van het systeem
wordt ingedrukt.
Om de volledig automatische werking van het systeem weer in
te schakelen, moet de knop AUTO worden ingedrukt.
001-130 Alfa Giulietta NL 5ed 27-07-2010 8:59 Pagina 72
74
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
INOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BUITENVERLICHTING/DIMLICHTEN
Draai met de contactsleutel in stand MAR, draaiknop A-fig. 40 in stand
2. De dagverlichting wordt uitgeschakeld en de buitenverlichting
en het dimlicht gaan branden. Op het instrumentenpaneel gaat het
controlelampje
3branden.
PARKEERVERLICHTING
Draai met de sleutel in stand STOP of met uitgenomen sleutel de
draaiknop A-fig. 40 eerst in stand
Oen vervolgens in stand2om
de verlichting in te schakelen.
Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje
3branden.
Met de richtingaanwijzerhendel kunt u kiezen aan welke zijde
(links of rechts) de verlichting moet worden ingeschakeld.
AUTOMATISCHE REGELING VERLICHTING
(AUTOLIGHT) (Schemersensor)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Dit is een sensor met infrarood-lampje dat aan de regensensor is
gekoppeld en op de voorruit is gemonteerd. De sensor signaleert
wijzigingen in de lichtsterkte buiten de auto op basis van de ge-
voeligheid die in het Setup-menu is ingesteld. hoe hoger de ge-
voeligheid, hoe minder buitenlicht er nodig is om de verlichting in
te schakelen.
Inschakelen
De schemersensor wordt ingeschakeld door de draaiknop A-fig. 40
in stand
2Ate draaien. Op deze wijze wordt de automatische in-
schakeling van de buitenverlichting en de dimlichten gelijktijdig in-
geschakeld, afhankelijk van de sterkte van het buitenlicht.
BUITENVERLICHTING
HENDEL LINKS fig. 40
Met de linker hendel bedient u de buitenverlichting. De buitenver-
lichting werkt uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR staat.
Als u de buitenverlichting inschakelt, gaan ook de verlichting van
het instrumentenpaneel en van de bedieningsknoppen op het dash-
board branden.
DAGVERLICHTING (D.R.L.)
“Daytime Running Lights”
Als u met de sleutel in stand MAR de draaiknop A-fig. 40 in stand
Ozet, wordt automatisch de dagverlichting ingeschakeld; de an-
dere lampen en de interieurverlichting blijven uitgeschakeld. Zie
voor de werking van de dagverlichting de paragraaf „Menuopties”
in dit hoofdstuk. Als de functie is uitgeschakeld en draaiknop A staat
in stand
O, wordt geen enkele verlichting ingeschakeld.
fig. 40A0K0099m
001-130 Alfa Giulietta NL 5ed 27-07-2010 8:59 Pagina 74
75
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
GROOTLICHT
Trek de hendel naar het stuurwiel (vergrendelde stand), als de
draaiknop A reeds in stand
2staat. Op het instrumentenpaneel
gaat het controlelampje
1branden. Als vervolgens de hendel
naar het stuurwiel wordt getrokken, dan dooft het grootlicht en
wordt het dimlicht weer ingeschakeld. Het is niet mogelijk het groot-
licht continu in te schakelen als de automatische regeling van de
verlichting is ingeschakeld.
GROOTLICHTSIGNAAL
Trek de hendel naar het stuurwiel (onvergrendelde stand), onge-
acht de stand van draaiknop A. Op het instrumentenpaneel gaat
het controlelampje
1branden.
RICHTINGAANWIJZERS
Zet de hendel in de vergrendelde stand:
❍omhoog: inschakeling rechter richtingaanwijzer;
❍omlaag: inschakeling linker richtingaanwijzer.
Op het instrumentenpaneel knippert het controlelampje
¥ofÎ.
De richtingaanwijzers schakelen automatisch uit als de auto weer
rechtuit rijdt.
Functie „Lane change”
(wisselen van rijbaan)
Als u bij wisseling van rijstrook kort richting wilt aangeven, moet
u de linker hendel korter dan een halve seconde in de onvergren-
delde stand zetten. De richtingaanwijzers aan de betreffende zij-
de knipperen 5 keer en doven daarna automatisch. BELANGRIJK De schemersensor is niet in staat om mist te signale-
ren. Daarom moet bij mist de verlichting handmatig worden inge-
schakeld.
Als de verlichting door de sensor wordt ingeschakeld, kunnen de
mistlampen voor (voor bepaalde uitvoeringen/markten) en het
mistachterlicht worden ingeschakeld. Als de verlichting automatisch
wordt uitgeschakeld, worden ook de mistlampen voor en het mis-
tachterlicht (indien ingeschakeld) uitgeschakeld. Als de verlich-
ting opnieuw automatisch wordt ingeschakeld, dan moet u, in-
dien nodig, de mistlampen voor en het mistachterlicht opnieuw
inschakelen.
Als de sensor is ingeschakeld, kan alleen het grootlichtsignaal wor-
den gegeven, maar het grootlicht kan niet worden ingeschakeld.
Als deze verlichting ingeschakeld moet worden, moet u de draai-
knop A-fig. 40 in stand
2draaien en het dimlicht inschakelen.
Als de verlichting automatisch is ingeschakeld en via de sensor
het commando voor uitschakeling wordt gegeven, wordt eerst het
dimlicht uitgeschakeld en vervolgens, na enkele seconden, de bui-
tenverlichting.
Als de verlichting is ingeschakeld en er een storing in de sensor
is, worden de buitenverlichting en het dimlicht onafhankelijk van
de sterkte van het buitenlicht ingeschakeld; op het display van
het instrumentenpaneel wordt de storing in de sensor aangegeven.
U kunt de sensor altijd uitschakelen en, indien nodig, de verlich-
ting inschakelen.
001-130 Alfa Giulietta NL 5ed 27-07-2010 8:59 Pagina 75
77
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als de hendel omhoog wordt geplaatst (onvergrendelde stand)
werken de ruitenwissers, zolang u de hendel met de hand in de-
ze stand houdt. Als u de hendel loslaat, springt deze direct weer
terug en schakelen de ruitenwissers automatisch uit.RUITEN REINIGEN
Met de rechter hendel kunt u de ruitenwissers/-sproeiers voor en
achter bedienen.
RUITENWISSERS/-SPROEIERS fig. 41
De werking is alleen mogelijk als de contactsleutel in stand MAR
staat. De draaiknop A kan in drie verschillende standen worden ge-
zet:
Oruitenwissers uitgeschakeld;
≤wissen met interval (lage snelheid);
AUTO inschakeling regensensor (voor bepaalde uitvoerin-
gen/markten) (de slag van deruitenwissers wordt auto-
matisch aangepast aan de intensiteit van de regen)
nwissen met interval;
≥langzaam continu wissen;
¥snel continu wissen.
fig. 41A0K0097m
Gebruik de ruitenwissers niet om opgehoopte
sneeuw of ijs van de voorruit te verwijderen. In die
omstandigheden grijpt, als de ruitenwissers te
zwaar worden belast, de beveiliging in, die ervoor zorgt
dat de ruitenwissers enkele seconden worden uitgescha-
keld. Als hierna de werking niet wordt hervat (ook na een
herstart van de auto met de contactsleutel), wendt u dan
tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Schakel de ruitenwissers niet in als de wisserbla-
den omhoog van de voorruit gekanteld zijn.
„Intelligente wis-/wasregeling”
Trek de hendel naar het stuur (onvergrendelde stand) om de rui-
tensproeiers in te schakelen. Als u de hendel langer dan een hal-
ve seconde aangetrokken houdt, dan worden in één handeling
de ruitenwissers en de ruitensproeiers ingeschakeld.
Als u de hendel loslaat, maken de ruitenwissers nog drie slagen.
Na ongeveer 6 seconden volgt nog een extra reinigingsslag.
001-130 Alfa Giulietta NL 5ed 27-07-2010 8:59 Pagina 77
78
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
INOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als u de motor uitzet met de schakelaar in stand „automatisch”,
dan wordt, als u de motor weer start, geen enkele wiscyclus uit-
gevoerd, zelfs niet bij regen. Hiermee wordt het onverwachts in-
schakelen van de regensensor tijdens het starten van de auto voor-
komen (bijv. als de ruiten met de handmatig worden gereinigd
of als de wisrubbers op de ruit zijn vastgevroren).
De automatische functie van de regensensor wordt weer inge-
schakeld door de draaiknop van de rechter hendel A-fig. 41 van de
automatische stand (AUTO) in stand
Ote zetten en daarna weer
in stand AUTO.
Als de werking van de regensensor met een van de hiervoor be-
schreven handelingen opnieuw wordt ingeschakeld, voeren de rui-
tenwisser een slag uit, onafhankelijk van de staat van de ruit; dit om
aan te geven dat de regensensor opnieuw is ingeschakeld. Als de ge-
voeligheid tijdens de werking van de regensensor gewijzigd wordt,
maken de ruitenwissers een slag om de wijziging te bevestigen.
Als de geactiveerde regensensor een storing vertoont, werkt de rui-
tenwisser in een intervalstand die gelijk is aan de gevoeligheid
die voor de regensensor ingesteld is, ongeacht of de ruit wel of niet
nat is (op het display van het instrumentenpaneel wordt de sto-
ring van de sensor aangegeven). De sensor blijft functioneren en
het is mogelijk om de ruitenwissers in de stand continu wissen (1
e
of 2esnelheid) in te schakelen. De weergave van de storing blijft
aanwezig zolang de sensor is ingeschakeld.
REGENSENSOR fig. 42
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Dit is een sensor met infrarood-lampje die op de voorruit van de
auto is gemonteerd. De sensor signaleert de aanwezigheid van
regen en zorgt ervoor dat de ruitenwissers inschakelen in een stand
die afhankelijk is van de hoeveelheid regen op de voorruit.
Inschakelen
De sensor wordt ingeschakeld als u de draaiknop A-fig. 41 in stand
„automatisch” zet („AUTO”-bediening): op deze manier wordt
de frequentie van de slagen van de ruitenwissers aangepast aan
de hoeveelheid water op de voorruit. De frequentie varieert tus-
sen geen enkele slag (geen regen – droge voorruit) tot aan de
2
econtinue snelheid (intense regen – natte voorruit).
Met draaiknop A-fig. 41 kan de gevoeligheid van de regensensor
worden ingesteld.
fig. 42A0K0111m
001-130 Alfa Giulietta NL 5ed 27-07-2010 8:59 Pagina 78
119
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
VEILIGHEIDSINSTELLINGEN
Als de motor is uitgezet door het Start&Stop-systeem en de be-
stuurder maakt de eigen veiligheidsgordel los en opent het be-
stuurders- of passagiersportier, dan kan de motor daarna alleen
worden gestart m.b.v. de contactsleutel.
De bestuurder wordt op deze situatie geattendeerd door een ge-
luidssignaal en door het knipperen van symbool
Uop het dis-
play (op enkele uitvoeringen verschijnt ook een melding).
„ENERGY SAVING”-functie
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als na een automatische start van de motor de bestuurder 3 minu-
ten geen enkele actie onderneemt, dan zet het Start&Stop-systeem
de motor definitief uit om brandstof te besparen. In dit geval kan
de motor alleen gestart worden m.b.v. de contactsleutel.
OPMERKING Het is in alle gevallen mogelijk de motor draaiend te
houden door het Start&Stop-systeem uit te schakelen.
STORINGEN
Bij een storing schakelt het Start&Stop-systeem uit. De storing
wordt aan de bestuurder getoond door het knipperen van lampje
Uop het display van het instrumentenpaneel en, voor bepaalde
uitvoeringen/markten, het verschijnen van een melding op het dis-
play. Wendt u in dit geval tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
AUTO LANGERE TIJD NIET IN GEBRUIK
Als de auto langere tijd niet wordt gebruikt, dan moet er in het
bijzonder op worden gelet dat de elektrische voeding van de accu
wordt losgemaakt.
Hiervoor moet de aansluiting A-fig. 83 (door bediening van knop B)
worden losgekoppeld van de accuconditiesensor C, die op de min-
pool D van de accu is gemonteerd. Deze sensor mag nooit worden
losgekoppeld van de accu, behalve als de accu wordt vervangen.
fig. 83A0K0179m
Wendt u tot het Alfa Romeo Servicenetwerk als de
accu moet worden vervangen. Vervang de accu
door een accu van hetzelfde type (HEAVY DUTY)
en met dezelfde specificaties.
001-130 Alfa Giulietta NL 5ed 27-07-2010 9:00 Pagina 119
124
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
INOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
RADIOZENDAPPARATUUR
EN MOBIELE TELEFOONS
Radiozendapparaten (mobiele telefoons, 27 mc en dergelijke) mo-
gen alleen in de auto worden gebruikt met een aparte antenne aan
de buitenkant van de auto.
BELANGRIJK Het gebruik van dergelijke apparaten in de auto (zon-
der buitenantenne) kan niet alleen schadelijk zijn voor de ge-
zondheid van de inzittenden, maar kan ook storingen in de elek-
trische systemen van de auto veroorzaken. Hierdoor wordt de
veiligheid in gevaar gebracht.
Bovendien wordt de zend- en ontvangstkwaliteit aanzienlijk be-
perkt door de isolerende eigenschappen van de carrosserie. Houdt
u bij het gebruik van mobiele telefoons (GSM, GPRS, UMTS) met
het officiële EU-keurmerk, strikt aan de instructies die door de fa-
brikant van de mobiele telefoon zijn bijgeleverd.
PARKEERSENSOREN
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze bevinden zich in de achterbumper van de auto fig. 88 en
attenderen de bestuurder via een repeterend geluidssignaal op de
aanwezigheid van obstakels achter de auto.
ACTIVERING
De sensoren treden in werking bij het inschakelen van de achter-
uit. Als de afstand tot het obstakel achter de auto kleiner wordt,
neemt de frequentie van het geluidssignaal toe.
fig. 88A0K0060m
001-130 Alfa Giulietta NL 5ed 27-07-2010 9:00 Pagina 124
125
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
MELDINGEN OP HET DISPLAY
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Bij het inschakelen van de sensoren verschijnt op het “Instelbare
multifunctionele display” (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
het scherm van fig. 88a; de informatie over de aanwezigheid van
en de afstand tot een obstakel wordt niet alleen doorgegeven door
middel van geluidssignalen, maar wordt ook zichtbaar gemaakt op
het display van het instrumentenpaneel. Als meerdere obstakels
aanwezig zijn, dan wordt het obstakel aangegeven dat zich het
dichtst bij de auto bevindt.
AKOESTISCH WAARSCHUWINGSSYSTEEM
Als de achteruit wordt ingeschakeld, klinkt automatisch een ge-
luidssignaal als er binnen het meetbereik een obstakel is.
Het geluidssignaal:
❍wordt steeds korter onderbroken naarmate de afstand tot het
obstakel kleiner wordt;
❍klinkt ononderbroken als de afstand tot het obstakel minder
is dan ongeveer 30 cm en stopt onmiddellijk als de afstand tot
het obstakel groter wordt;
❍heeft een gelijkblijvende onderbreking als de door de middel-
ste sensoren gemeten afstand gelijk blijft. Als de afstand ge-
meten door de sensoren aan de zijkant gelijk blijft, wordt het
signaal na 3 seconden afgebroken om signalering te voorko-
men wanneer de auto bijvoorbeeld langs een muur rijdt.
BELANGRIJK Het volume van de akoestische waarschuwingssig-
nalen kan worden ingesteld m.b.v. de optie “Volume geluidssig-
nalen” in het “Setup-menu”.
WERKING MET AANHANGER
De werking van de sensoren wordt automatisch uitgeschakeld als de
stekker van de elektrische kabel van de aanhanger wordt aange-
sloten op de stekkerdoos van de trekhaak. De sensoren worden au-
tomatisch weer ingeschakeld als u de aanhangerstekker loskoppelt.
Voor een juiste werking van het systeem mag er
geen modder, vuil, sneeuw of ijs op de sensoren
zitten. Wees voorzichtig bij het reinigen van de sen-
soren om krassen of beschadigingen te voorkomen; ge-
bruik geen droge, grove of harde doek. De sensoren moe-
ten worden gereinigd met schoon water, waaraan
eventueel autoshampoo is toegevoegd. In wastunnels
waar gebruik wordt gemaakt van stoom of hogedruk-
reiniging, moeten de sensoren kort worden gereinigd.
Houd hierbij de straalpijp op meer dan 10 cm afstand.
fig. 88aA0K0059m
001-130 Alfa Giulietta NL 5ed 27-07-2010 9:00 Pagina 125