ABSOLUUT LEZEN!
TANKEN
Benzinemotoren:tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON.
Dieselmotoren: tank uitsluitend diesel voor motorvoertuigen conform de Europese specificatie EN590. Het gebruik van andere
producten of mengsels kan de motor onherstelbaar beschadigen en het vervallen van de garantie tot gevolg hebben.
K
MOTOR STARTEN
Benzinemotoren: trek de handrem aan, trap het koppelingspedaal geheel in zonder het gaspedaal in te trappen, plaats de
versnellingshendel in vrij, steek de elektronische sleutel geheel in het startsysteem tot aan de aanslag, druk kort op de knop
START/STOP.
Diesel-motor:trek de handrem aan, trap het koppelingspedaal geheel in zonder het gaspedaal in te trappen, plaats de
versnellingshendel in vrij, steek de elektronische sleutel geheel in het startsysteem tot aan de aanslag. Op het
instrumentenpaneel gaat het lampje mbranden; wacht totdat het lampje muitgaat - dit gaat sneller als de motor
warm is. Druk meteen nadat het lampje muitgaat kort op de START/STOP-knop.
PARKEREN OP BRANDBARE MATERIALEN
Onder normale bedrijfsomstandigheden bereikt de katalysator hoge temperaturen. Parkeer de auto dus niet op gras of boven
droge bladeren, dennennaalden of ander ontvlambaar materiaal: brandgevaar.
BESCHERMING VAN HET MILIEU
De auto is uitgerust met een diagnosesysteem, dat continu controles uitvoert op de componenten die van invloed zijn op de uit-
laatgasemissie; hierdoor wordt overmatige vervuiling van het milieu voorkomen.
7
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
DASHBOARD
A0G0056m
Afb. 1
1.Verstelbare en richtbare uitstroomopeningen aan zijkant – 2.Uitstroomopeningen voor ontwasemen/ontdooien zijruiten voor –
3.Bedieningshendel buitenverlichting – 4.Instrumentenpaneel – 5.Airbag bestuurderszijde en claxon – 6.Bedieningshendel ruitenwissers –
7.Verstelbare uitstroomopening in het midden – 8.Middelste verstelbare en regelbare uitstroomopeningen 9.Brandstofmeter/motortempera-
tuurmeter/motorolietemperatuurmeter (benzine-uitvoering) of turbodrukmeter (dieseluitvoeringen) – 10.Airbag passagierszijde – 11.Knie-air-
bag passagierszijde (voor uitvoeringen/markten, waar voorzien) – 12.Dashboardkastje – 13.Autoradio – 14.Bedieningsorganen klimaatre-
geling – 15. START/STOP-knop voor starten van motor – 16.Startsysteem – 17.Knie-airbag bestuurderszijde – 18.Bedieningsorganen
op stuur voor autoradio (voor uitvoeringen/markten, waar voorzien) – 19.Bedieningshendel Cruise Control (voor uitvoeringen/markten, waar
voorzien) – 20.Hendel motorkapontgrendeling – 21.Klep voor zekeringen- en relaiskast onder dashboard – 22.Schakelaargroep buitenver-
lichting, op nul zetten dagteller en koplampverstelling.
19
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
START-/
CONTACTSLOT
Het startsysteem bevindt zich op het dash-
board en bestaat uit:
❒lezerA-Afb. 13van de elektronische
sleutel (naast het stuur);
❒knopSTART/STOP(onder de lezer van
de elektronische sleutel).
WAARSCHUWINGLaat de elektronische
sleutel niet in het startsysteem bij een uitge-
schakelde auto, om onnodig ontladen van de
accu te voorkomen.
ALARM BUITEN GEBRUIK
STELLEN
Om het alarm volledig buiten werking te stel-
len (bijvoorbeeld als de auto langdurig gestald
wordt) moet de auto worden afgesloten door
de metalen baard (in de elektronische sleutel)
in het bestuurdersportierslot te draaien.
OFFICIEEL GOEDGEKEURD
Afhankelijk van de wetgeving in de afzonder-
lijke landen wat betreft radiofrequenties, heeft
de fabrikant van de zender voor de markten
waarvoor dat nodig is het nummer van de ty-
pegoedkeuring aangebracht op de component.
Bij enige uitvoeringen/markten moet de code
ook op de zender en/of ontvanger worden aan-
gebracht.
A0G0219mAfb. 13
Als het startsysteem ver-
keerd wordt gebruikt (bij-
voorbeeld tijdens een diefstalpo-
ging), moet de werking door het Al-
fa Romeo Servicenetwerk worden
gecontroleerd, voordat er weer met
de auto wordt gereden.
OPGELET
Verwijder bij het verlaten
van de auto altijd de elek-
tronische sleutel, zodat bepaalde
functies niet per ongeluk kunnen
worden ingeschakeld. Vergeet niet
de handrem aan te trekken. Schakel
de eerste versnelling in als de auto
op een helling omhoog staat en de
achteruit bij een helling omlaag (ge-
zien vanuit de rijrichting). Laat kin-
deren nooit alleen achter in de auto.
OPGELET
WAARSCHUWING Als de elektronische
sleutel in het startsysteem wordt geplaatst en
op het display het symbool
Yverschijnt (in
combinatie met de weergave van een bericht),
controleer dan of de elektronische sleutel de
juiste is en probeer de sleutel nogmaals in het
startsysteem te plaatsen. Wend u zich tot het
Alfa Romeo Servicenetwerk als het probleem
blijft bestaan.
INSTRUMENTENPANEEL
UITSCHAKELEN
Druk bij uitgeschakelde motor en losgelaten
koppelings- en rempedaal de START/STOP-
knop in of verwijder de elektronische sleutel uit
het startsysteem.
Na enige seconden gaat het instrumentenpa-
neel geleidelijk uit.
WAARSCHUWINGWend u zich tot het
Alfa Romeo Servicenetwerk als het instrumen-
tenpaneel niet uitschakelt.
INSTRUMENTENPANEEL
INSCHAKELEN
Ga als volgt te werk:
❒steek de elektronische sleutel in het start-
systeem;
❒als de elektronische sleutel al is geplaatst,
druk dan op de knop START/STOP
zonder het koppelings- of rempedaal in te
trappen.
Als de auto wordt verlaten, maar het instru-
mentenpaneel blijft per ongeluk ingeschakeld,
worden de elektrische systemen na ongeveer
1 uur uitgeschakeld om ontladen van de accu
te voorkomen.
WAARSCHUWING Als de elektronische
sleutel geheel in het startsysteem wordt ge-
plaatst, moet deze vergrendelen.
WAARSCHUWINGWend u zich, als het in-
strumentenpaneel niet inschakelt, tot het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
20
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
A0G0028mAfb. 14
MOTOR STARTEN
Zie hiervoor de paragraaf „Starten van de mo-
tor” in het hoofdstuk „Starten en rijden”.
START/STOP-KNOP
Afb. 14
Met de START/STOP-knop op het dashboard
kunnen de elektrische systemen van de auto
worden ingeschakeld en de motor worden ge-
start en uitgeschakeld.
DeSTART/STOP-knop is voorzien van een
verlichte rand. Deze is verlicht, samen met het
instrumentenpaneel, als het is toegestaan om
de motor te starten.
25
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
AUTOMATISCHE REGELING
VAN DE LICHTINTENSITEIT
Om de maximale zichtbaarheid en het maximale
comfort onder alle rij-omstandigheden te berei-
ken (bijv. als overdag wordt gereden met inge-
schakeld licht, als wordt gereden in tunnels enz.)
is in de snelheidsmeter een sensor aanwezig,
waarmee automatisch, nadat de elektronische
sleutel in het startsysteem is geplaatst en de
START/STOP-knop is ingedrukt, de lichtin-
tensiteit kan worden geregeld van de symbo-
len/het instrumentenpaneel, het autoradiodis-
play, het display van de klimaatregeling, het dis-
play van het radio-/navigatiesysteem (voor uit-
voeringen/markten, waar voorzien) en de in-
strumenten (brandstofmeter, motorolietempe-
ratuurmeter (benzine-uitvoeringen) of turbo-
drukmeter (dieseluitvoeringen' en de koelvloei-
stoftemperatuurmeter).
LICHTINTENSITEIT
INSTRUMENTENPANEEL
HANDMATIG INSTELLEN
Met deze functie kan de lichtintensiteit (op 8 ni-
veaus) van de symbolen/het instrumentenpa-
neel, het autoradiodisplay, het display van de
klimaatregeling, het display van het radio-/ na-
vigatiesysteem (voor uitvoeringen/markten,
waar voorzien) en de instrumenten (brand-
stofmeter, olietemperatuurmeter (benzine-uit-
voeringen) of turbodrukmeter (dieseluitvoe-
ringen) en de koelvloeistoftemperatuurmeter)
worden geregeld.
Druk voor het regelen van de lichtintensiteit kort
op de knop +op de linker hendel voor het ver-
hogen of op de knop –voor het verlagen van
de intensiteit: op het display verschijnt een be-
richt en een getal dat de op dit moment gese-
lecteerde lichtintensiteit aangeeft. Dit scherm
blijft enige seconden zichtbaar en verdwijnt ver-
volgens.
A0G0072mAfb. 18/a
KNOP VOOR OP NUL
ZETTEN VAN DE DAGTELLER
Afb. 18/a
Druk voor het op nul zetten van de dagteller-
stand enkele seconden op de knop A.
Lendensteun verstellen
(voor uitvoeringen/markten, waar
voorzien)
Draai aan knop Dtot de gewenste stand is
bereikt.
Stoel kantelen (voor
uitvoeringen/markten, waar
voorzien)
Bedien de hendel E. Als de hendel omhoog
wordt getrokken, kantelt de stoel een stand
naar achteren. Als deze naar beneden wordt
geplaatst, kantelt de stoel naar voren.
Rugleuning omklappen
Met behulp van de handgreep Fkantelt de rug-
leuning en kan de stoel vrij naar voren schuiven.
Een herstelmechanisme met geheugen maakt
het mogelijk de stoel automatisch in de hier-
voor opgeslagen positie terug te brengen.
Als de rugleuning eenmaal is teruggeplaatst in
reistoestand, controleren of deze correct ge-
blokkeerd is. Controleer bovendien of de stoel
goed geblokkeerd is door hem naar voren en
naar achteren te schuiven.
42
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
STOELEN MET ELEKTRISCHE
VERSTELLING
(voor uitvoeringen/
markten, waar voorzien)
Afb. 26
De bedieningsorganen voor het
verstellen van de stoel zijn:
Multifunctioneel bedieningsorgaan A:
❒stoel aan voorzijde in hoogte verstellen;
❒stoel aan achterzijde in hoogte verstellen;
❒stoel verticaal verstellen;
❒stoel in lengterichting verstellen;
B:Rugleuning verstellen;
C:Knoppen voor opslaan stand van de be-
stuurdersstoel;
D:Lendensteun verstellen;
E:Rugleuning omklappen.
WAARSCHUWINGDe elektrische verstel-
ling werkt als de elektronische sleutel in het
startsysteem is geplaatst en gedurende onge-
veer 1 minuut nadat de sleutel is verwijderd
of nadat de START/STOP-knop is ingedrukt.
Bovendien kan de stoel gedurende 3 minuten
worden versteld nadat het portier is geopend
of totdat het portier wordt gesloten.
Alle afstellingen mogen uit-
sluitend bij stilstaande auto
worden uitgevoerd.
OPGELET
A0G0310mAfb. 26
67
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
RUITEN REINIGEN
HENDEL RECHTS
De rechter hendel Afb. 43bedient de rui-
tenwissers/-sproeiers en achterruitwisser/
-sproeier.
Als de buitenverlichting brandt, worden bij het
inschakelen van de ruitensproeiers ook de kop-
lampsproeiers ingeschakeld.
Ruitenwissers/-sproeiers
De rechter hendel kan in vijf verschillende stan-
den worden gezet:
0: ruitenwissers uitgeschakeld;
1: wissen met interval.
Verdraai, als de hendel in stand 1staat, draai-
knop op A, waarbij u uit vier intervalstanden
kunt kiezen:
■= lang interval
■= gemiddeld interval
■= gemiddeld - snel interval
■= snel interval2: continu langzaam wissen
3: continu snel wissen
4: tijdelijk snel wissen (onvergrendelde stand)
De functie in stand 4blijft ingeschakeld zolang
de hendel in deze stand wordt gehouden. Als
de hendel wordt losgelaten, keert deze terug
naar de beginstand 0en stoppen de ruiten-
wissers automatisch.
A0G0098mAfb. 43
Gebruik de ruitenwissers niet
om opgehoopte sneeuw of ijs
van de voorruit te verwijde-
ren. In die omstandigheden grijpt, als
de ruitenwissers te zwaar worden be-
last, de beveiliging in, die ervoor zorgt
dat de ruitenwissers enkele seconden
worden uitgeschakeld. Wend u zich tot
het Alfa Romeo Servicenetwerk als de
werking niet wordt hersteld.
68
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
De regensensor schakelt in als de rechter hen-
del in stand 1-Afb. 43wordt gezet en heeft
een traploos bereik van stilstaande ruitenwis-
sers (geen enkele slag) bij een droge ruit tot
werking met de tweede snelheid (continu met
gemiddelde snelheid) bij hevige regen.
Als u de draaiknop A-Afb. 43draait, dan
wordt de gevoeligheid van de regensensor ver-
hoogd, waardoor de overgang van stilstaande
ruitenwissers bij een droge ruit, naar de eer-
ste snelheid (langzaam continu wissen) snel-
ler plaatsvindt. De handeling wordt bevestigd
met een enkele slag van de ruitenwissers.
Als de ruitensproeiers worden bediend bij in-
geschakelde regensensor (hendel in positie
1-Afb. 43) werkt het normale reinigings-
programma. Daarna hervat de regensensor zijn
normale automatische werking. „Intelligente
wis-/wasregeling”
Als u de hendel naar het stuur trekt (onvergren-
delde stand), schakelen de ruitensproeiers in.
Als u de hendel langer dan een halve seconde
aangetrokken houdt, dan worden in één bewe-
ging de ruitenwissers/-sproeiers ingeschakeld.
Als u de hendel loslaat, stoppen de ruiten-
sproeiers onmiddellijk terwijl de ruitenwissers
nog 3 slagen maken. Na ongeveer 6 seconden
volgt nog een extra reinigingsslag.
REGENSENSOR
(voor uitvoeringen/markten, waar voorzien)
De regensensor A-Afb. 44bevindt zich achter
de binnenspiegel en is een elektronisch systeem
dat wordt gebruikt door het ruitenwissersysteem
dat automatisch de slagfrequentie van de ruit-
wissers aanpast aan de intensiteit van de regen.
Alle andere met de rechter hendel bediende func-
ties blijven ongewijzigd.
A0G0227mAfb. 44