111
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
BANDENSPANNINGSCONTROLESYSTEEM TPMS
(Tyre Pressure Monitoring System)
(voor uitvoeringen/markten, waar voorzien)
De auto kan zijn uitgerust met een controle-
systeem voor de bandenspanning, het TPMS
(Tyre Pressure Monitoring System). Dit systeem
bestaat uit een sensor die op radiogolven werkt,
op de velg van elk wiel. Deze sensor stuurt in-
formatie over de spanning van iedere band naar
de regeleenheid.
BELANGRIJKE TIPS
Storingsmeldingen worden niet opgeslagen en
worden dus niet aangegeven als de motor
wordt uitgezet en vervolgens weer wordt ge-
start. Als de storingen blijven bestaan, stuurt de
regeleenheid de betreffende meldingen pas
naar het instrumentenpaneel als de auto een
korte tijd rijdt.
De spanning van de banden moet bij koude ban-
den gecontroleerd worden; als om wat voor re-
den dan ook de spanning bij warme banden ge-
controleerd wordt, verminder dan de spanning
niet, ook als deze boven de voorgeschreven
waarde ligt, maar controleer de spanning op-
nieuw bij koude banden (zie de paragraaf „Wie-
len” in het hoofdstuk „Technische gegevens”).Het TPMS kan geen onverwacht spannings-
verlies van de banden signaleren (bijvoorbeeld
bij het klappen van een band). Breng in dit
geval de auto tot stilstand door voorzichtig te
remmen en zonder heftige stuurbewegingen uit
te voeren.
Sterke straling op een radiofrequentie kan het
TPMS-systeem ontregelen. Dit wordt met een
bericht op het display aangegeven. Deze mel-
ding verdwijnt automatisch zodra de storing het
systeem niet meer ontregelt.
Ook al heeft de auto een
TPMS-systeem, de be-
stuurder moet nog altijd regelma-
tig de bandenspanning (ook van het
reservewiel) controleren en de ban-
den rouleren (voor uitvoerin-
gen/markten, waar voorzien).
OPGELET
112
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
Voor het TPMS-systeem is speciale uitrusting no-
dig. Raadpleeg het Alfa Romeo Servicenetwerk
voor de accessoires die geschikt zijn voor het
systeem (wielen, wieldoppen, enz.). Het ge-
bruik van andere accessoires kan de normale
werking van het systeem verhinderen. Omdat
er gebruik wordt gemaakt van speciale ventie-
len kunnen er uitsluitend door Alfa Romeo goed-
gekeurde afdichtvloeistoffen worden gebruikt
voor de reparatie van de band; het gebruik van
andere vloeistoffen zou de normale werking van
het systeem kunnen belemmeren.
Als de auto is uitgerust met het TPMS moet
bij het demonteren van een band, ook het rub-
ber van het ventiel en de bevestigingsmoer van
de sensor vervangen worden. Wend u zich hier-
voor tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.Als de oorspronkelijke situatie is hersteld na ge-
bruik van de bandenreparatieset Fix&Go au-
tomatic en de lekke band blijft aangegeven
op het instrumentenpaneel, wend u zich dan
tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
De bandenspanning kan variëren afhankelijk
van de buitentemperatuur. Het TPMS kan tij-
delijk een te lage bandenspanning signaleren.
Controleer in dat geval de bandenspanning bij
koude banden en herstel zo nodig de spanning.Als de auto is uitgerust met het TPMS, moe-
ten er speciale voorzorgsmaatregelen bij het
monteren/demonteren van de banden en/of
velgen in acht worden genomen. De banden
en/of de velgen mogen uitsluitend door ge-
specialiseerd personeel worden vervangen om
te voorkomen dat de sensoren beschadigd ra-
ken of verkeerd worden gemonteerd. Wend u
zich tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
113
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
Zie voor het juiste gebruik van het systeem als de velgen/banden vervangen worden, de volgende tabel:
Aanwezigheid sensor
–
NEE
NEE
JA
JA
JAOptreden door
Servicenetwerk
Wend u zich tot het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
Het beschadigde wiel
repareren
Wend u zich tot het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
–
–
– Storingsmelding
JA
JA
JA
NEE
NEE
NEE
(*) Als alternatief vermeld in het instructieboekje en die zijn gekozen uit Lineaccessori Alfa Romeo.
(**) Niet kruiselings (de banden moeten aan dezelfde zijde van de auto blijven).
Handeling
–
Een wiel
door het reservewiel vervangen
Wielen vervangen door
winterbanden
Wielen vervangen door
winterbanden
Wielen vervangen
door andere banden met afwijkende
afmetingen (*)
Wielen omwisselen
(voor/achter) (**)
147
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
L L
A A
M M
P P
J J
E E
S S
E E
N N
B B
E E
R R
I I
C C
H H
T T
E E
N N
TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU/
AANGETROKKEN HANDREM ............................................. 149
VERSLETEN REMBLOKKEN............................................... 149
NIET OMGELEGDE VEILIGHEIDSGORDELS ........................... 150
STORING AIRBAGSYSTEEM.............................................. 151
FRONTAIRBAGS PASSAGIERSZIJDE UITGESCHAKELD ............. 151
TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR ............................ 152
TE HOGE MOTOROLIETEMPERATUUR ................................. 152
TE LAGE MOTOROLIEDRUK ONVOLDOENDE
MOTOROLIE-/OLIEKWALITEIT........................................... 153
NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN .................................... 154
GEOPENDE MOTORKAP................................................... 154
GEOPENDE BAGAGERUIMTE............................................. 154
ACCU WORDT NIET VOLDOENDE OPGELADEN..................... 154
STORING INSPUITING/STORING EOBD .............................. 154
STORING BEVEILIGINGSSYSTEEM/
UITSCHAKELING STUURSLOT ........................................... 155
STORING ALARM/INBRAAKPOGING/
ELEKTRONISCHE SLEUTEL NIET HERKEND........................... 156
KANS OP GLADHEID........................................................ 156
VOORGLOEIEN/STORING VOORGLOEISYSTEEM .................. 157
WATER IN BRANDSTOFFILTER .......................................... 157
BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR GEACTIVEERD .................... 158
STORING ABS ............................................................... 158
STORING EBD ............................................................... 158VDC-SYSTEEM............................................................... 159
STORING HILL HOLDER................................................... 159
ASR (ANTIDOORSLIPREGELING) ........................................ 159
DEFECTE BUITENVERLICHTING ......................................... 160
STORING REMLICHTEN.................................................... 160
MISTACHTERLICHTEN...................................................... 160
MISTLAMPEN VOOR....................................................... 160
BUITENVERLICHTING/FOLLOW ME HOME ......................... 160
DIMLICHT..................................................................... 160
GROOTLICHT................................................................. 161
RICHTINGAANWIJZER LINKS ............................................ 161
RICHTINGAANWIJZER RECHTS .......................................... 161
STORING SCHEMERSENSOR............................................ 161
STORING REGENSENSOR................................................ 161
STORING PARKEERSENSOREN.......................................... 161
BRANDSTOFRESERVE – BEPERKTE ACTIERADIUS................. 161
CRUISE CONTROL .......................................................... 161
VERSTOPT ROETFILTER ................................................... 162
STORING ANTIBEKLEMMINGSFUNCTIE RUITEN .................... 162
STORING KAP/TIJDELIJKE STORING KAP ........................... 163
TE LAAG RUITENSPROEIERVLOEISTOFNIVEAU ...................... 163
SNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN.................................. 163
STORING IN TPMS-SYSTEEM ........................................... 163
CONTROLE BANDENSPANNING ......................................... 163
ONVOLDOENDE BANDENSPANNING .................................. 164
BANDENSPANNING NIET AANGEPAST AAN SNELHEID ........... 164
149
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
REMBLOKSLIJTAGE
(geel)
Op het display worden een bericht
+ symbool weergegeven wanneer de voorste
remblokken versleten zijn; laat deze in dat ge-
val zo snel mogelijk vervangen.
WAARSCHUWINGDe auto is uitgerust
met een slijtagesensor voor de voorste rem-
blokken; als deze moeten worden vervangen,
moeten ook de remblokken achter worden ge-
controleerd.
d
Als het lampje tijdens het
rijden gaat branden, con-
troleer dan of de handrem niet is
aangetrokken. Als het lampje blijft
branden als de handrem niet is aan-
getrokken, breng dan de auto on-
middellijk tot stilstand en wend u tot
het Alfa Romeo Servicenetwerk.
OPGELET
REMVLOEISTOFPEIL
TE LAAG (rood)
AANGETROKKEN
HANDREM (rood)
Als u de sleutel in het contactslot steekt, gaat
het lampje branden. Na enkele seconden moet
het lampje doven.
Te laag remvloeistofniveau
Het controlelampje (in combinatie met de weer-
gave van een bericht op het display) gaat bran-
den als het remvloeistofniveau in het reservoir
onder het minimum niveau is gedaald, bij-
voorbeeld door lekkage in het remsysteem.
x
Aangetrokken handrem
Het lampje gaat branden als de handrem wordt
aangetrokken.
STORING ALARM
(geel)
(voor uitvoeringen/markten,
waar voorzien)
INBRAAKPOGING
(geel)
ELEKTRONISCHE
SLEUTEL NIET
HERKEND (geel)
Storing alarm
De weergave van een bericht + symbool op het
display signaleren een storing in het diefstala-
larm. Wend u zich zo snel mogelijk tot het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
Inbraakpoging
De weergave van een bericht + symbool op het
display geven een inbraakpoging aan. Wend u
zich zo snel mogelijk tot het Alfa Romeo Servi-
cenetwerk.
Elektronische sleutel niet herkend
De weergave van een bericht + symbool signa-
leren het niet herkennen van de elektronische
sleutel door het systeem, wanneer de motor
wordt gestart.
156
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
Y
Dit wordt slechts één keer uitgevoerd nadat het
systeem een temperatuur lager of gelijk aan
3
°C heeft gesignaleerd en kan worden alleen
herhaald als de buitentemperatuur hoger is dan
6
°C en vervolgens weer lager of gelijk wordt
aan 3
°C.
WAARSCHUWINGIn geval van een sto-
ring van de buitentemperatuursensor worden
op het display streepjes weergegeven in plaats
van de temperatuur.
KANS OP
GLADHEID
Als de buitentemperatuur lager of gelijk is aan
3
°C, worden op het display een bericht + sym-
bool weergegeven en klinkt, om de bestuurder
te waarschuwen voor mogelijke ijsvorming op
de weg.
Bij enkele uitvoeringen kan de signaleringscy-
clus worden beëindigd door kort op de knop
MENUte drukken:
– het bericht op het display verdwijnt en het
daarvoor weergegeven scherm wordt opnieuw
weergegeven;
– de temperatuuraanduiding stopt met knip-
peren;
– het symbool
√blijft rechtsonder op het dis-
play staan (totdat de buitentemperatuur hoger
of gelijk is aan 6
°C).
√
161
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
GROOTLICHT
(blauw)
Het lampje gaat branden als het grootlicht in-
geschakeld wordt.
1
STORING
SCHEMERSENSOR
(geel)
(voor uitvoeringen/markten,
waar voorzien)
Op het display worden een bericht + symbool
weergegeven in geval van storing van de sche-
mersensor.
STORING
PARKEERSENSOREN
(geel)
(voor uitvoeringen/markten,
waar voorzien)
Op het display worden een bericht + symbool
weergegeven in geval van storing van de par-
keersensoren.
STORING
REGENSENSOR
(geel)
(voor uitvoeringen/markten,
waar voorzien)
Op het display worden een bericht + symbool
weergegeven in geval van storing van de re-
gensensor.
1
u
t
RICHTINGAANWIJZER
LINKS
(groen)
Het lampje gaat branden als de rich-
tingaanwijzerhendel omlaag wordt gezet of, te-
gelijk met het richtingaanwijzercontrolelamp-
je rechts, als de drukknop voor de waarschu-
wingsknipperlichten wordt ingedrukt.
RICHTINGAANWIJZER
RECHTS
(groen)
Het lampje gaat branden als de rich-
tingaanwijzerhendel omhoog wordt gezet of,
tegelijk met het richtingaanwijzercontrolelampje
links, als de drukknop voor de waarschu-
wingsknipperlichten wordt ingedrukt.
R
E
BRANDSTOF-
RESERVE –
BEPERKTE
ACTIERADIUS
(geel)
Het lampje gaat branden als in de brandstoftank
nog ongeveer 10 liter brandstof aanwezig is.
Als de actieradius minder dan ongeveer 50 km
(of 31 mijl) bedraagt, wordt op het display een
waarschuwingsbericht weergegeven.
K
Als lampje Ktijdens het rijden
gaat knipperen, moet u zich
tot het Alfa Romeo Service-
netwerk wenden.
CRUISE CONTROL
(groen)
(voor uitvoeringen/markten,
waar voorzien)
Het lampje (in combinatie met de weergave
van een bericht op het display) gaat branden
als de draaiknop van de cruise control in de
stand
Üwordt gedraaid.
Ü
163
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
STORING KAP
TIJDELIJKE STORING
KAP
Storing kap
Het bericht + symbool
†(rode kleur) wor-
den op het display weergegeven, door te druk-
ken op de activeringsknop van de kap of tijdens
het plaatsen van de elektronische sleutel in het
startsysteem, wanneer er sprake is van een per-
manente storing van de kap.
Wend u zich in dit geval tot de Alfa Romeo-
dealer om de storing te laten verhelpen.
Tijdelijke storing kap
Het bericht + symbool
†(rode kleur) wor-
den op het display weergegeven, door te druk-
ken op de activeringsknop van de kap, wanneer
er sprake is van een tijdelijke storing van de kap.
Wend u zich in dit geval tot de Alfa Romeo-
dealer om de storing te laten verhelpen.
†
TE LAAG
RUITENSPROEIERVL
OEISTOFNIVEAU
(geel)
Op het display worden een bericht + symbool
weergegeven, wanneer het ruitensproeier-
vloeistofniveau lager is dan het voorziene mi-
nimumniveau.
)
SNELHEIDSLIMIET
OVERSCHREDEN
Als met de auto sneller wordt gere-
den dan de m. b. v. het „Setup-menu” ingestelde
snelheid (bijvoorbeeld 120 km/h) (zie de pa-
ragraaf „Instelbaar multifunctioneel display” in
het hoofdstuk „Dashboard en bediening”), ver-
schijnt op het display een waarschuwingsbericht
+ een rood symbool en klinkt een geluidssignaal.X
STORING
TPMS-SYSTEEM
(voor uitvoeringen/markten,
waar voorzien)
Op enkele uitvoeringen verschijnen een bericht
en een symbool (geel) op het display als er een
storing is in het controlesysteem voor de ban-
denspanning TPMS: Wend u zich in dit geval zo
snel mogelijk tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Als er een of meer wielen zonder sensor ge-
monteerd zijn, verschijnt er een waarschu-
wingsbericht op het display, totdat de oor-
spronkelijke situatie weer is hersteld.n
BANDENSPANNING
CONTROLEREN
(voor uitvoeringen/markten,
waar voorzien)
Bij enkele versies worden op het display een
bericht + symbool (geel) weergegeven, om de
zachte band te identificeren.
Als er twee of meer banden te zacht zijn, dan
wordt achtereenvolgens iedere band apart aan-
gegeven.
In dit geval raden wij u aan om zo snel moge-
lijk de juiste bandenspanning te herstellen (zie
de paragraaf „Bandenspanning in koude toe-
stand” in het hoofdstuk „Technische gegevens”).n