97
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
VEILIGHEID
HOE U DE
VEILIGHEIDSGORDELS IN
OPTIMALE STAAT HOUDT
Voor het juiste onderhoud van de veilig-
heidsgordels moeten de volgende aanwij-
zingen zorgvuldig worden opgevolgd:
❒zorg dat de gordel goed uitgetrokken
en niet gedraaid is; controleer ook of
de oprolautomaat zonder haperingen
werkt;
❒vervang de gordels na een ongeval, ook
al zijn ze ogenschijnlijk niet beschadigd.
Vervang de gordels ook als de gordel-
spanners in werking zijn geweest;
❒u kunt de gordels met de hand wassen
met water en een neutrale zeep. Spoel
ze uit en laat ze in de schaduw drogen.
Gebruik geen bijtende, blekende of
kleurende middelen. Vermijd het ge-
bruik van alle chemische producten die
het weefsel van de gordel kunnen aan-
tasten;
❒voorkom dat vocht in de oprolauto-
maat komt: de werking van de oprol-
automaten is alleen gegarandeerd, als
ze niet nat zijn geweest;
❒vervang de gordels bij tekenen van slij-
tage of beschadigingen.Voor optimale bescherming bij een onge-
val moeten alle inzittenden zittend reizen
en beschermd worden door goedgekeur-
de veiligheidssystemen.
Dit geldt met name voor kinderen.
Dit is een wettelijk voorschrift volgens
richtlijn 2003/20/EU in alle lidstaten van de
Europese Unie.
Het hoofd van kleine kinderen is in ver-
houding met de rest van het lichaam gro-
ter en zwaarder dan dat van volwassenen,
terwijl spieren en botstructuur nog niet vol-
ledig zijn ontwikkeld. Daarom moeten klei-
ne kinderen door andere systemen be-
schermd worden dan door de veiligheids-
gordels. De resultaten van het onderzoek
over de optimale bescherming van kleine
kinderen zijn opgenomen in de Europese
ECE/R44-voorschriften die wettelijk ver-
plicht zijn. De systemen zijn onderverdeeld
in vijf groepen:Groep 0 - gewicht: tot 10 kg
Groep 0+ - gewicht: tot 13 kg
Groep 1 - gewicht: 9 -18 kg
Groep 2 - gewicht: 15 -25 kg
Groep 3 - gewicht: 22 - 36 kg
Zoals u ziet is er een gedeeltelijke over-
lapping tussen de groepen; daarom zijn in
de handel systemen verkrijgbaar die ge-
schikt zijn voor verschillende gewichts-
groepen.
Alle systemen moeten zijn voorzien van
de typegoedkeuring en van een goed vast-
gehecht plaatje met het controlemerk, dat
absoluut niet mag worden verwijderd.
KINDEREN VEILIG VERVOEREN
98
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
VEILIGHEID
Monteer absoluut geen kin-
derzitje achterstevoren op
de passagiersstoel voor als de airbag
aan passagierszijde is ingeschakeld.
Als bij een ongeval de airbag in wer-
king treedt (opblaast), kan dit ernstig
letsel en zelfs de dood tot gevolg heb-
ben, ongeacht de zwaarte van het on-
geluk. Wij raden u aan kinderen altijd
in een kinderzitje op de zitplaatsen
achter te vervoeren, omdat die plaat-
sen bij een ongeval de meeste be-
scherming bieden.
ATTENTIE
ZEER GEVAARLIJK Als het
absoluut noodzakelijk is een
kind op de passagiersstoel
voor te vervoeren, in een
kinderzitje dat achterstevo-
ren is geplaatst, moeten de
airbags aan passagierszijde worden
uitgeschakeld (frontairbag en zij-air-
bag voor de bescherming van borst-
kas/bekken (sidebag), voor versies/
markten waar voorzien) in het setup-
menu. Controleer direct of de airbags
daadwerkelijk zijn uitgeschakeld: het
waarschuwingslampje “op het ins-
trumentenpaneel moet continu bran-
den. Bovendien moet de passagiers-
stoel zo ver mogelijk naar achteren
zijn geschoven om te voorkomen dat
het kinderzitje eventueel in aanraking
komt met het dashboard.
ATTENTIEKinderen met een lengte van meer dan
1,50 m worden, met betrekking tot de vei-
ligheidssystemen, gelijkgesteld met vol-
wassenen en moeten dan ook normaal de
veiligheidsgordels omleggen.
In het Abarth Lineaccessori-programma
zijn kinderzitjes opgenomen voor elke ge-
wichtsgroep. Deze zijn speciaal ontwor-
pen en ontwikkeld voor de Abarth-mo-
dellen.
101
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
VEILIGHEID
Hieronder zijn de richtlijnen voor
een veilig vervoer van kinderen
aangegeven. U dient zich hieraan
te houden.
1) Plaats het kinderzitje bij voorkeur op
een van de zitplaatsen achter omdat de-
ze plaatsen bij een ongeval de meeste be-
scherming bieden.
2) Als de airbag aan passagierszijde bui-
ten werking wordt gesteld, moet altijd ge-
controleerd worden of het betreffende
gele lampje op het instrumentenpaneel
continu brandt.
3) Houdt u bij de montage van het kin-
derzitje strikt aan de instructies. De fa-
brikant is verplicht deze instructies bij te
leveren. Bewaar de instructies samen met
het instructieboekje in de auto. Monteer
geen gebruikte kinderzitjes waarvan de ge-
bruiksaanwijzingen ontbreken.4) Controleer of de gordels goed zijn
vastgemaakt door aan de gordelband te
trekken.
5) Ieder veiligheidssysteem is bedoeld
voor slechts één kind: vervoer nooit twee
kinderen in een systeem.
6) Controleer altijd of de gordel niet
langs de nek van het kind loopt.
7) Zorg er tijdens de rit voor dat het kind
geen afwijkende houding aanneemt of de
gordels losmaakt.
8) Vervoer kinderen nooit in uw armen,
ook geen pasgeboren kinderen. Niemand
is sterk genoeg om ze bij een ongeval vast
te houden.
9) Na een ongeval moet het zitje door
een nieuw exemplaar worden vervangen.
Monteer absoluut geen kin-
derzitje achterstevoren op
de passagiersstoel voor als de airbag
aan passagierszijde is ingeschakeld.
Als bij een ongeval de airbag in wer-
king treedt (opblaast), kan dit ernstig
letsel en zelfs de dood tot gevolg heb-
ben, ongeacht de zwaarte van het on-
geluk. Wij raden u aan kinderen altijd
op de zitplaatsen achter in een ge-
schikt kinderzitje te vervoeren, omdat
die plaatsen bij een ongeval de mees-
te bescherming bieden.
ATTENTIE
104
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
VEILIGHEID
FRONTAIRBAG AAN
PASSAGIERSZIJDE fig. 15
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen
met een groter volume dan dat aan be-
stuurderszijde. Het kussen is in een daar-
voor bestemde ruimte in het dashboard
geplaatst.
fig. 14F0M031Ab
fig. 15F0M032Ab
Bij lichte aanrijdingen (waarbij de be-
scherming door de veiligheidsgordel vol-
doende is) worden de airbags niet geacti-
veerd. Daarom is het gebruik van de vei-
ligheidsgordels absoluut noodzakelijk,
want de gordel houdt de inzittende bij een
zijdelingse botsing in de juiste positie en
voorkomt dat de inzittende uit de auto
wordt geslingerd bij zware botsingen.
FRONTAIRBAG AAN
BESTUURDERSZIJDE fig. 14
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen
dat in een daarvoor bestemde ruimte in
het midden van het stuurwiel is geplaatst.
Plaats geen stickers of ande-
re objecten op het stuurwiel,
op het deksel van de airbag aan pas-
sagierszijde of op de zijkant van de
hemelbekleding. Plaats geen voor-
werpen op het dashboard aan de pas-
sagierszijde (bijv. een mobiele tele-
foon), omdat deze het correct ope-
nen van de airbag aan passagierszij-
de kunnen hinderen en de inzittenden
ernstig kunnen verwonden.
ATTENTIEplicht in Europa (en in de meeste landen
daarbuiten).
Als de frontairbags volledig opgeblazen
zijn, vullen zij het grootste deel van de
ruimte tussen het stuurwiel en de be-
stuurder en het dashboard en de voor-
passagier.
Bij een ongeval kan een inzittende die geen
veiligheidsgordel heeft omgelegd, in con-
tact komen met een airbag die nog niet
volledig opgeblazen is. Hierdoor wordt de
inzittende minder door de airbag be-
schermd.
Het is mogelijk dat de frontairbags in de
volgende gevallen niet worden geacti-
veerd:
❒bij frontale botsingen, met een ander
deel van de auto dan het front, tegen
makkelijk vervormbare objecten (bijv.
als het voorspatbord tegen de vangrail
komt of tegen grindhopen);
❒als de auto onder andere auto’s of vei-
ligheidsvoorzieningen schuift (bijvoor-
beeld onder vrachtwagens of de vang-
rail); omdat geen enkele aanvullende
bescherming wordt geboden op de vei-
ligheidsgordels. Als de airbags in deze
gevallen niet geactiveerd worden, be-
tekent dit niet dat het systeem niet
goed functioneert.
105
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
VEILIGHEID
FRONTAIRBAG EN SIDEBAG
(voor versies/markten waar
voorzien) AAN
PASSAGIERSZIJDE HANDMATIG
UITSCHAKELEN
Als het absoluut noodzakelijk is een kind
op de passagiersstoel voor te vervoeren,
moeten de frontairbag en de sidebag (voor
versies/markten waar voorzien) aan pas-
sagierszijde worden uitgeschakeld.
Het waarschuwingslampje “op het dash-
board blijft continu branden totdat de
frontairbag en de zij-airbag (sidebag) (voor
versies/markten waar voorzien) aan pas-
sagierszijde opnieuw worden ingeschakeld.
ZEER GEVAARLIJK: Mon-
teer absoluut geen kinder-
zitje achterstevoren op de
passagiersstoel voor als de
airbag aan passagierszijde is
ingeschakeld (ON). Als bij
een ongeval de airbag wordt geacti-
veerd, kan het kind hierdoor dodelij-
ke verwondingen oplopen. Als er geen
andere mogelijkheid is, moet in ieder
geval de airbag aan passagierszijde
uitgeschakeld worden als het kinder-
zitje op de passagiersstoel voor wordt
geplaatst. Bovendien moet de passa-
giersstoel zo ver mogelijk naar ach-
teren zijn geschoven om te voorko-
men dat het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het dashboard.
Ook als het niet wettelijk verplicht is,
raden wij u aan, voor een optimale
bescherming van de volwassenen, de
airbag onmiddellijk weer in te scha-
kelen zodra er geen kinderen meer
vervoerd worden.
ATTENTIE
Raadpleeg voor het hand-
matig uitschakelen van de
frontairbag en zij-airbag (sidebag)
(voor versies/markten waar voorzien)
aan passagierszijde, de paragraaf “In-
stelbaar multifunctioneel display” in
het hoofdstuk “Dashboard en bedie-
ning”.
ATTENTIE
108
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
VEILIGHEID
Rijd altijd met beide handen
op de stuurwielrand, zodat bij
het in werking treden van de airbag,
het systeem niet wordt gehinderd door
obstakels. Rijd niet met voorover ge-
bogen lichaam maar ga goed rechtop
zitten en steun tegen de rugleuning.
ATTENTIE
Bedenk dat als de contact-
sleutel in stand MAR staat,
ook bij uitgezette motor de airbags ge-
activeerd kunnen worden als de auto
wordt aangereden door een andere
auto. Daarom mogen, ook als de au-
to stilstaat, absoluut geen kinderen op
de passagiersstoel voor worden ge-
plaatst. Als de contactsleutel echter in
stand STOP staat, wordt bij een on-
geval geen enkel beveiligingssysteem
(airbag of gordelspanners) geactiveerd;
als een systeem niet in werking treedt,
betekent dit niet dat het systeem niet
goed werkt.
ATTENTIE
De stoelen mogen niet met water
worden afgenomen of met stoom
worden gereinigd (met de hand of in
een automatisch wasapparaat).
De frontairbag treedt in wer-
king als de botsing zwaarder
is dan een botsing waarbij alleen de
gordelspanners worden geactiveerd.
Bij aanrijdingen die tussen die twee
drempelwaarden in liggen, treden al-
leen de gordelspanners in werking.
ATTENTIE
Haak geen harde voorwer-
pen aan de kledinghaakjes
en aan de steunhandgrepen.
ATTENTIE
De airbag is geen vervanging
voor de veiligheidsgordels,
maar een aanvulling. Omdat de fron-
tairbags niet worden geactiveerd bij
frontale botsingen bij lage snelheid,
bij zijdelingse aanrijdingen en als de
auto van achter wordt aangereden of
over de kop slaat, worden in deze ge-
vallen de inzittenden uitsluitend door
de veiligheidsgordels beschermd. De
gordels moeten dus altijd gedragen
worden.
ATTENTIE
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait, gaat het
lampje “(met ingeschakelde fron-
tairbag aan passagierszijde) enige se-
conden branden en vervolgens enige
seconden knipperen, om aan te geven
dat de airbag aan passagierszijde bij
een ongeval wordt geactiveerd. Hier-
na moet het lampje doven.
ATTENTIE
Laat bij diefstal of een poging
tot diefstal, bij beschadiging
of als de auto bij een overstroming on-
der water is geweest, het airbagsys-
teem door het Abarth Servicenetwerk
controleren.
ATTENTIE
De stoelen mogen niet met
water worden afgenomen of
met stoom worden gereinigd (met de
hand of in een automatisch wasap-
paraat).
ATTENTIE
116
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
STARTEN
EN RIJDEN
Voer in geen geval modifica-
ties aan het remsysteem van
de auto uit. Het remsysteem van de
aanhanger moet geheel onafhanke-
lijk van het hydraulisch remsysteem
van de auto worden bediend.
ATTENTIEHet gewicht van de aanhanger dat op de
trekhaak rust, moet worden afgetrokken
van het laadvermogen van de auto. Om er
zeker van te zijn dat u het maximum toe-
laatbaar aanhangergewicht niet over-
schrijdt (aangegeven op de typegoedkeu-
ring), moet u er rekening mee houden dat
het maximum betrekking heeft op het to-
tale gewicht van de aanhangwagen of ca-
ravan, inclusief accessoires en bagage.
Houdt u aan de snelheidsbeperkingen die
voor auto’s met aanhanger gelden. U mag
in geen geval harder rijden dan 100 km/h.
Wij raden het gebruik aan van een ge-
schikte stabilisator op de trekhaak van de
aanhanger.TREKKEN VAN
AANHANGERS
BELANGRIJKE TIPS
Voor het trekken van aanhangwagens of
caravans moet de auto uitgerust zijn met
een trekhaak van een goedgekeurd type
en een adequate elektrische installatie. De
montage van de trekhaak moet door ge-
specialiseerd personeel worden uitge-
voerd. Ook moet documentatie worden
overhandigd m.b.t. het rijden met een aan-
hanger.
Monteer zo nodig speciale en/of extra ach-
teruitkijkspiegels, waarmee u voldoet aan
de geldende verkeerswetgeving.
Let er op dat het maximum klimvermogen
van de auto door het gewicht van een aan-
hanger of caravan wordt beperkt. Ook de
remweg wordt langer en u hebt langer tijd
nodig om in te halen.
Schakel een lage versnelling in tijdens het
afdalen om te voorkomen dat u constant
moet remmen.
Het ABS waarmee de auto
kan zijn uitgerust, werkt niet
op het remsysteem van de aanhan-
ger. Wees daarom extra voorzichtig
op gladde wegen.
ATTENTIE
121
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALGEMENE OPMERKINGEN ........................................... 122
TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU ............................... 122
AANGETROKKEN HANDREM ...................................... 122
STORING AIRBAGSYSTEEM ............................................ 123
TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR ............. 123
TE LAGE MOTOROLIEDRUK ......................................... 124
NIET OMGELEGDE VEILIGHEIDSGORDELS .............. 124
STORING EBD ..................................................................... 124
STORING EOBD-SYSTEEM .............................................. 125
AIRBAG PASSAGIERSZIJDE UITGESCHAKELD ......... 126
STORING ABS ..................................................................... 126
BRANDSTOFRESERVE ....................................................... 126
DEFECTE BUITENVERLICHTING .................................. 127
MISTACHTERLICHTEN ..................................................... 127
STORING ESP ....................................................................... 127
BUITENVERLICHTING EN DIMLICHTEN ................... 128
FOLLOW ME HOME .......................................................... 128
RICHTINGAANWIJZER LINKS ....................................... 128
RICHTINGAANWIJZER RECHTS ................................... 128
MISTLAMPEN VOOR ......................................................... 128
SPORT BOOST-FUNCTIE INGESCHAKELD................ 128
GROOTLICHT ..................................................................... 128CONTROLE BANDENSPANNING ............................... 129
TE LAGE BANDENSPANNING ...................................... 129
BANDENSPANNING NIET AANGEPAST AAN
SNELHEID............................................................................... 129
KANS OP GLADHEID ....................................................... 130
BEPERKTE ACTIERADIUS.................................................. 130
ASR-SYSTEEM........................................................................ 130
SNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN............................ 130
ACCU WORDT NIET VOLDOENDE OPGELADEN . 131
NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN........................... 131
STORING ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING . 131
VERSLETEN REMBLOKKEN.............................................. 132
CRUISE-CONTROL............................................................. 132
ALGEMENE STORINGSMELDING.................................. 132
L L
A A
M M
P P
J J
E E
S S
E E
N N
B B
E E
R R
I I
C C
H H
T T
E E
N N