FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
3
DAU11060
Vrijstandcontrolelampje“”
Dit controlelampje brandt terwijl de versnel-
lingsbak in de vrijstand staat.
DAU11080
Controlelampje grootlicht“”
Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp
is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU11252
Waarschuwingslampje
olieniveau“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
het motorolieniveau laag is.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha dealer om het elektrisch
circuit te testen.OPMERKING
Bij een voldoende hoog olieniveau kan
het waarschuwingslampje soms toch
knipperen bij rijden op een helling of bij
plotseling afremmen of optrekken, er is
dan echter geen sprake van een sto-
ring.
Dit model is ook uitgerust met een zelf-
diagnosesysteem voor het circuit van
het waarschuwingslampje olieniveau.Als het waarschuwingscircuit voor het
olieniveau een probleem aangeeft,
wordt de volgende cyclus herhaald tot-
dat de storing is opgeheven: Het waar-
schuwingslampje olieniveau knippert
tien keer en dooft dan gedurende 2.5
seconden. Als dit zich voordoet, vraag
dan een Yamaha dealer de machine te
controleren.
DAU42742
Waarschuwingslampje
brandstofniveau“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer het brandstofniveau daalt tot be-
neden ca. 3.7 L (0.98 US gal, 0.81 Imp.gal).
Vul in dat geval zo snel mogelijk brandstof
bij.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha dealer om het elektrisch
circuit te testen.OPMERKING
Het voertuig moet op een vlakke on-
dergrond en rechtop geplaatst zijn, an-
ders zou het waarschuwingslampjevoor brandstofniveau mogelijkerwijs
niet op de juiste momenten aan en uit
kunnen gaan.
Dit model is bovendien uitgerust met
een zelfdiagnosesysteem voor het cir-
cuit van het waarschuwingslampje
brandstofniveau. Als het waarschu-
wingscircuit voor het brandstofniveau
een probleem aangeeft, wordt de vol-
gende cyclus herhaald totdat de sto-
ring is opgeheven: Het
waarschuwingslampje brandstofni-
veau knippert acht keer en dooft dan
gedurende 3.0 seconden. Als dit zich
voordoet, vraag dan een Yamahadealer de machine te controleren.
DAU11442
Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de motor oververhit raakt. Zet in zo’n geval
de motor onmiddellijk af en geef deze de tijd
om af te koelen.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha dealer om het elektrisch
circuit te testen.
U11CD2D0.book Page 4 Friday, August 29, 2008 9:20 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
3
LET OP
DCA10021
Laat de motor niet draaien terwijl dezeoververhit is.OPMERKING
Bij machines met een of meer radiator-
koelvinnen schakelt de radiatorkoelvin
automatisch in of uit op basis van de
koelvloeistoftemperatuur in de radia-
tor.
Als de motor oververhit raakt, staan op
pagina 6-32 nadere instructies ver-meld.
DAU42772
Waarschuwingslampje
motorstoring“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer er een probleem wordt aangege-
ven in het elektrisch circuit dat de motor
controleert. Vraag in dat geval een Yamaha
dealer het zelfdiagnosesysteem te controle-
ren. (Zie pagina 3-7 voor uitleg over de wer-
king van het zelfdiagnosesysteem.)
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Als het waarschu-
wingslampje niet een paar seconden langoplicht en dan dooft, vraag dan een
Yamaha dealer om het elektrisch circuit te
testen.
DAU38621
Controlelampje startblokkering
Het elektrisch circuit voor het controlelamp-
je kan worden gecontroleerd door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het controlelampje niet een paar secon-
den lang oplicht en dan dooft, vraag dan
een Yamaha dealer om het elektrisch circuit
te testen.
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-
trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.
Dit model is ook uitgerust met een zelfdia-
gnosesysteem voor het startblokkeersys-
teem. (Zie pagina 3-7 voor uitleg over de
werking van het zelfdiagnosesysteem.)
DAU42904
Multifunctionele meter
WAARSCHUWING
DWA12422
Zorg dat de machine stilstaat voordat u
wijzigingen in de instellingen van de
multifunctionele meter gaat aanbrengen.
Het aanbrengen van wijzigingen tijdens
het rijden kan u afleiden en vergroot hetrisico op een ongeval.
De multifunctionele meter biedt de volgen-
de voorzieningen:
een snelheidsmeter (die de actuele rij-
snelheid aangeeft)
een kilometerteller (die de totale afge-
legde afstand toont)
1. Snelheidsmeter
2. Kilometerteller/ritteller/ritteller brandstofre-
serve/klok
U11CD2D0.book Page 5 Friday, August 29, 2008 9:20 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
3
Als het waarschuwingslampje brandstofni-
veau aangaat (zie pagina 3-3), wisselt de
weergave automatisch naar de brandstofre-
serve-rittellermodus “F-TRIP” en wordt de
afgelegde afstand vanaf dat punt aangege-
ven. In dat geval wordt door het indrukken
van de “ ”-kant van de toets “SELECT” in
de onderstaande volgorde gewisseld tus-
sen de diverse weergaven van rittellers, ki-
lometerteller en klok:
F-TRIP → TRIP 1 → TRIP 2 → Klok →
ODO → F-TRIPOPMERKINGDruk op de “ ”-kant van de toets “SE-
LECT” om de weergave in omgekeerdevolgorde te laten wisselen.
Om een ritteller op nul terug te stellen, se-
lecteert u deze door op de “ ”-kant
of “ ”-kant van de toets “SELECT” te
drukken en houdt u daarna de toets “RES-
ET” minstens 1 seconde lang ingedrukt.
Wanneer u de brandstofreserve-ritteller niet
zelf met de hand op nul terugstelt, wordt
deze automatisch teruggesteld zodra na het
tanken 5 km (3 mi) is gereden en verschijnt
de vorige weergavemodus weer.
De klok op tijd zetten:1. Druk op de “ ”-kant of “ ”-kant
van de toets “SELECT” om te wisselen
naar de klokweergave.
2. Druk minstens 2 seconden lang tege-
lijkertijd op de “ ”-kant van de toets
“SELECT” en de toets “RESET”.
3. Als de uuraanduiding begint te knippe-
ren, druk dan op de “ ”-kant of “ ”-
kant van de toets “SELECT” om de
uren in te stellen.
4. Als u op de toets “RESET” drukt, gaat
de minutenaanduiding knipperen.
5. Druk op de “ ”-kant of “ ”-kant
van de toets “SELECT” om de minuten
in te stellen.
6. Druk op de “RESET”-toets en laat
deze dan los om de klok te starten.Zelfdiagnosesysteem
Dit model is uitgerust met een zelfdiagnose-
systeem voor diverse elektrische circuits.
Als in een van deze circuits een storing
wordt gedetecteerd, gaat het waarschu-
wingslampje motorstoring branden en geeft
het kilometerteller-/ritteller-/klokdisplay een
foutcode van twee cijfers weer.
Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem.
Als in de circuits van het startblokkeersys-
teem een storing wordt gedetecteerd, gaat
het controlelampje startblokkering knippe-
ren en geeft het display een foutcode van
twee cijfers weer.
OPMERKINGAls het display foutcode 52 weergeeft, be-
treft dit mogelijk een storing in het transpon-
dersignaal. Als deze fout zich voordoet,probeer dan het volgende.
1. Start de motor met behulp van de co-
deersleutel.OPMERKINGHoud andere startblokkeersleutels uit de
buurt van het contactslot en bewaar niet
meer dan één startblokkeersleutel aan de-
zelfde sleutelring! Startblokkeersleutels
1. Klok
U11CD2D0.book Page 7 Friday, August 29, 2008 9:20 AM
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-1
5
DAU15951
Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig
door om u vertrouwd te maken met alle be-
dieningselementen. Als u de werking van
een functie of bedieningselement niet be-
grijpt, vraag dan uw Yamaha dealer om uit-
leg.
WAARSCHUWING
DWA10271
Een onvoldoende vertrouwdheid met de
bedieningselementen kan leiden tot ver-
lies van de controle, met mogelijk eenongeval of letsel tot gevolg.
DAU45310
OPMERKINGDit model is uitgerust met een hellingshoek-
sensor, waarbij de motor afslaat bij kante-
ling. Om de motor na een kanteling weer te
starten zet u het contactslot eerst op “OFF”
en daarna op “ON”. Als u dat niet doet zal
de motor niet starten, ondanks dat de motor
wordt aangezwengeld als u op de startknopdrukt.
DAU42883
Starten van de motor Door het startspersysteem is starten alleen
mogelijk als aan een van de volgende voor-
waarden is voldaan:
De versnellingsbak staat in de vrij-
stand.
De versnellingsbak staat in een ver-
snelling geschakeld terwijl de koppe-
lingshendel is ingetrokken en de
zijstandaard is opgeklapt.
Zie pagina 3-18 voor meer informatie.
1. Draai de contactsleutel naar “ON” en
controleer of de noodstopschakelaar
op“” is gezet.
De volgende waarschuwingslampjes
en het controlelampje moeten enkele
seconden oplichten en dan uitgaan.
Waarschuwingslampje olieni-
veau
Waarschuwingslampje brand-
stofniveau
Waarschuwingslampje koelvloei-
stoftemperatuur
Waarschuwingslampje motorsto-
ring
Controlelampje startblokkering
U11CD2D0.book Page 1 Friday, August 29, 2008 9:20 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
6
DAU21562
Banden Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Bandenspanning
De bandenspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en indien nodig worden
bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10501
Rijden met deze machine met een on-
juiste bandenspanning kan leiden tot
verlies van de controle met mogelijk ern-
stig letsel of overlijden tot gevolg.
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor ditmodel is vastgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10511
Belaad uw machine nooit te zwaar. Rij-
den met een te zwaar belaste machinekan leiden tot een ongeval.Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de band
scheurtjes vertoont, moet de band onmid-
dellijk door een Yamaha dealer worden ver-
vangen.
OPMERKINGDe slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-tijd de lokale voorschriften in acht. Bandenspanning (gemeten op koude
banden):
0–90 kg (0–198 lb):
Voor:
250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
Achter:
280 kPa (2.80 kgf/cm², 41 psi)
90–210 kg (198–463 lb):
Voor:
250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
Achter:
280 kPa (2.80 kgf/cm², 41 psi)
Maximale belasting*:
210 kg (463 lb)
* Totaal gewicht van bestuurder, pas-
sagier, bagage en accessoires 1. Wang van band
2. BandprofieldiepteMinimale bandprofieldiepte (voor en
achter):
1.6 mm (0.06 in)
U11CD2D0.book Page 14 Friday, August 29, 2008 9:20 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-24
6
DAU23290
Controleren van wiellagers De voor- en achterwiellagers moeten wor-
den gecontroleerd volgens de intervalperio-
den voorgeschreven in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema. Als de wiel-
naaf speling vertoont of het wiel niet soepel
draait, vraag dan een Yamaha dealer de
wiellagers te controleren.
DAU23374
Accu Dit model is voorzien van een VRLA (Valve
Regulated Lead Acid)-accu. De elektrolyt
hoeft niet te worden gecontroleerd en er
hoeft geen gedistilleerd water te worden bij-
gevuld. Het is echter wel nodig om de accu-
kabelverbindingen te controleren en, indien
nodig, vast te zetten.LET OP
DCA10620
Probeer nooit om celafdichtingen op de
accu te verwijderen, hierdoor kan per-
manente schade aan de accu wordentoegebracht.
WAARSCHUWING
DWA10760
Elektrolyt is giftig en gevaarlijk om-
dat het zwavelzuur bevat, een stof
die ernstige brandwonden veroor-
zaakt. Vermijd contact met de huid,
ogen of kleding en bescherm uw
ogen altijd bij werkzaamheden nabij
accu’s. Voer als volgt EERSTE
HULP uit als er lichamelijk contact
is geweest met elektrolyt.
UITWENDIG: Spoel overvloedig
met water.
INWENDIG: Drink grote hoeveel-
heden water of melk en roep di-
rect de hulp in van een arts.
OGEN: Spoel gedurende 15 mi-
nuten met water en roep direct
medische hulp in.
Accu’s produceren het explosieve
waterstofgas. Houd daarom von-
ken, open vuur, sigaretten e.d. uit
de buurt van de accu en zorg voor
voldoende ventilatie bij acculaden
in een afgesloten ruimte.
HOUD DEZE EN ALLE ACCU’S BUI-TEN BEREIK VAN KINDEREN.
1. Negatieve accukabel (zwart)
2. Positieve accukabel (rood)
3. Accu
2
3
1
U11CD2D0.book Page 24 Friday, August 29, 2008 9:20 AM
SPECIFICATIES
8-1
8
Afmetingen:Totale lengte:
2490 mm (98.0 in)
Totale breedte:
980 mm (38.6 in)
Totale hoogte:
1115 mm (43.9 in)
Zadelhoogte:
715 mm (28.1 in)
Wielbasis:
1690 mm (66.5 in)
Grondspeling:
145 mm (5.71 in)
Kleinste draaicirkel:
3500 mm (137.8 in)Gewicht:Incl. olie en brandstof:
303.0 kg (668 lb)Motor:Type motor:
Vloeistofgekoeld, 4-takt, SOHC
Cilinderopstelling:
2-cilinder, V-blok
Slagvolume:
1304.0 cm³
Boring × slag:
100.0 × 83.0 mm (3.94 × 3.27 in)
Compressieverhouding:
9.50 :1
Startsysteem:
Elektrische startmotor
Smeersysteem:
Wet sump
Motorolie:Type:
SAE 20W-40
Aanbevolen kwaliteit motorolie:
Type API service SG of hoger, JASO MA
norm
Hoeveelheid motorolie:
Zonder vervanging van oliefilterpatroon:
3.20 L (3.38 US qt, 2.82 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterpatroon:
3.40 L (3.59 US qt, 2.99 Imp.qt)Koelsysteem:Inhoud koelvloeistofreservoir (tot aan de
merkstreep voor maximumniveau):
0.45 L (0.48 US qt, 0.40 Imp.qt)
Inhoud radiator (inclusief alle leidingen):
2.10 L (2.22 US qt, 1.85 Imp.qt)Luchtfilter:Luchtfilterelement:
Papieren element met oliecoatingBrandstof:Aanbevolen brandstof:
Uitsluitend normale loodvrije benzine
Inhoud brandstoftank:
19.0 L (5.02 US gal, 4.18 Imp.gal)
Hoeveelheid reservebrandstof:
3.7 L (0.98 US gal, 0.81 Imp.gal)Brandstofinjectie:Gasklephuis:
Fabrikant:
MIKUNI
Type/hoeveelheid:
SE ACW40-3 A/1
Bougie(s):Fabrikant/model:
NGK/LMAR7A-9
Elektrodenafstand:
0.8–0.9 mm (0.031–0.035 in)Koppeling:Type koppeling:
Nat, meervoudige plaatVersnellingsbak:Primair reductiesysteem:
Recht tandwiel
Primaire reductieverhouding:
70/45 (1.556)
Secundair reductiesysteem:
Riemaandrijving
Secundaire reductieverhouding:
70/30 (2.333)
Type versnellingbak:
Constant mesh, 5 versnellingen
Bediening:
Bediening met linkervoet
Overbrengingsverhoudingen:
1e:
36/13 (2.769)
2e:
32/18 (1.778)
3e:
29/21 (1.381)
4e:
29/26 (1.115)
5e:
24/25 (0.960)
U11CD2D0.book Page 1 Friday, August 29, 2008 9:20 AM