Page 57 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-16
2
3
4
5
67
8
9
17. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir. Verwijder indien nodig
de dop van het koelvloeistofreservoir,
vul koelvloeistof bij tot aan de merk-
streep voor maximumniveau en breng
dan de dop weer aan.
18. Start de motor en controleer dan of er-
gens aan de machine lekkage te zien
is. Vraag in dat geval een Yamaha
dealer het koelsysteem te controleren.
19. Monteer de panelen.
DAU44322
Reinigen van het
luchtfilterelement en de
aftapslang
Het luchtfilterelement moet worden gerei-
nigd volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Reinig het luchtfilterelement vaker als u
in zeer stoffige of vochtige gebieden rijdt.
Verder moet de aftapslang van het luchtfil-
ter regelmatig worden gecontroleerd en ge-
reinigd.
Reinigen van het luchtfilterelement
1. Verwijder het paneel B. (Zie
pagina 6-7.)
2. Open het luchtfilterdeksel door de
schroef te verwijderen en het deksel
naar buiten te trekken zoals afge-
beeld.3. Maak de houderklem los en trek dan
het luchtfilterelement eruit.
4. Haal de filterspons uit de framehouder
van het luchtfilterelement, reinig hem
1. Schroef
2. Luchtfilterdeksel
1. Houderklem
2. Luchtfilterelement
2
11
2
Page 58 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-17
1
2
3
4
5
6
7
8
9
in oplosmiddel en wring dan het ach-
tergebleven oplosmiddel uit.
5. Breng olie van de aanbevolen soort
aan op het hele oppervlak van de filter-
spons en wring dan de overtollige olie
uit.
OPMERKING
De filterspons moet nat zijn maar mag niet
druipen.
6. Trek de filterspons over de framehou-
der van het luchtfilterelement.
7. Steek het luchtfilterelement in het
luchtfilterhuis.
LET OP:
Zorg ervoor
dat het filterelement goed aanligt in
het luchtfilterhuis. Laat de motor
nooit draaien met het luchtfilterele-
ment uitgenomen, hierdoor kunnen
de zuiger(s) en/of cilinder(s) over-
matig versleten raken.
[DCA10481]
8. Plaats de houderklem terug in de oor-
spronkelijke positie.
9. Sluit het luchtfilterdeksel en breng
daarna de schroef aan.
10. Monteer het paneel.
Reinigen van de luchtfilteraftapslang
1. Controleer of zich in de aftapslang aan
de onderzijde van het luchtfilterhuis
water of vuil heeft verzameld.2. Haal de slang los als er vuil of water in
zit, reinig hem grondig en breng op-
nieuw aan.
1. Filterspons
2. Framehouder luchtfilterelement
1
2
12
3
4
Aanbevolen olie:
Yamaha olie voor schuimrubberen
luchtfilterelementen of een vergelijk-
baar product
1. Aftapslang luchtfilter
1
Page 59 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-18
2
3
4
5
67
8
9
DAU45322
Stationair toerental afstellen
Het stationair toerental moet worden nage-
keken en indien nodig worden afgesteld.
OPMERKING
Voor het uitvoeren van deze afstelling is
een digitale toerenteller vereist.
1. Plaats de digitale toerenteller op de
bobine, die in de bougiekap zit.
2. Controleer het stationair toerental en
stel dit indien nodig volgens de specifi-
catie af door de stationairstelschroef te
draaien. Draai de schroef in de richting
(a) om het stationair toerental te verho-
gen. Draai de schroef in de richting (b)
om het stationair toerental te verlagen.
OPMERKING
Als het voorgeschreven stationair toerental
niet haalbaar is volgens de hierboven be-
schreven werkwijze, vraag dan een
Yamaha dealer de afstelling uit te voeren.
DAU21382
Controleren van de vrije slag
gaskabel
De vrije slag van de gaskabel dient 3.0–5.0
mm (0.12–0.20 in) te bedragen bij de gas-
greep. Controleer de vrije slag van de gas-
kabel regelmatig en laat de vrije slag indien
nodig afstellen door een Yamaha dealer.
1. Stationair stelschroef
Stationair toerental:
1450–1650 tpm1
(b)
(a)
1. Vrije slag gaskabel
1
Page 60 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-19
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU21401
Klepspeling
De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU21641
Banden
Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Bandenspanning
De bandenspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en indien nodig worden
bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10501
Rijden met deze machine met een on-
juiste bandenspanning kan leiden tot
verlies van de controle met mogelijk ern-
stig letsel of overlijden tot gevolg.
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10511
Belaad uw machine nooit te zwaar. Rij-
den met een te zwaar belaste machine
kan leiden tot een ongeval.Bandenspanning (gemeten op kou-
de banden):
0–90 kg (0–198 lb):
Voor:
125 kPa (1.25 kgf/cm
2
, 18 psi)
Achter:
175 kPa (1.75 kgf/cm
2
, 25 psi)
90–185 kg (198–408 lb):
Voor:
150 kPa (1.50 kgf/cm
2
, 22 psi)
Achter:
200 kPa (2.00 kgf/cm
2
, 29 psi)
Maximale belasting*:
185 kg (408 lb)
* Totaal gewicht van bestuurder,
passagier, bagage en accessoires
Page 61 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-20
2
3
4
5
67
8
9
Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de band
scheurtjes vertoont, moet de band onmid-
dellijk door een Yamaha dealer worden ver-
vangen.
OPMERKING
De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-
tijd de lokale voorschriften in acht.
Bandeninformatie
De banden aan deze motorfiets zijn voor-
zien van binnenbanden.
WAARSCHUWING
DWA10461
Monteer altijd voor- en achterbanden
van hetzelfde merk en type. Verschillen-
de banden kunnen het weggedrag van
de machine veranderen, wat kan leiden
tot een ongeval.
Na uitgebreide tests zijn alleen de hieronder
vermelde banden voor dit model goedge-
keurd door Yamaha Motor Co., Ltd.
WAARSCHUWING
DWA10570
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-den op een motor met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kunnen
verliezen.
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt.
Het is sterk af te raden een lekke
binnenband te plakken. Als het niet
anders kan, moet de band zeer
zorgvuldig worden geplakt en dan
zo snel mogelijk worden vervangen
door een nieuwe band van goede
kwaliteit.
1. Wang van band
2. Bandprofieldiepte
Minimale bandprofieldiepte (voor en
achter):
1.6 mm (0.06 in)
12
Voorband:
Maat:
80/100-21M/C 51P
Fabrikant/model:
BRIDGESTONE/TW-301 F
Achterband:
Maat:
120/80-18M/C 62P
Fabrikant/model:
BRIDGESTONE/TW-302 F
Page 62 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-21
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU21940
Spaakwielen
Let ten aanzien van de voorgeschreven
wielen op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Voor elke rit moeten de velgranden
worden gecontroleerd op scheurtjes,
verbuiging of kromheid en de spaken
op losheid. Laat ingeval van schade
het wiel door een Yamaha dealer ver-
vangen. Probeer het wiel nooit zelf te
repareren, hoe klein de reparatie ook
is. Vervang een wiel dat vervormd is of
haarscheurtjes vertoont.
Na het vervangen van een wiel of
band moet het wiel worden uitgebalan-
ceerd. Een niet uitgebalanceerd wiel
zal mogelijk slecht functioneren, of kan
een slechte wegligging en een verkor-
te levensduur van de banden tot ge-
volg hebben.
Rijd niet te snel direct na het verwisse-
len van een band. Het bandoppervlak
dient eerst te zijn ingereden voordat
het zijn optimale eigenschappen ver-
krijgt.
DAU22034
Vrije slag van koppelingshendel
afstellen
De vrije slag van de koppelingshendel dient
10.0–15.0 mm (0.39–0.59 in) te bedragen,
zoals weergegeven. Controleer de vrije slag
van de koppelingshendel regelmatig en stel
indien nodig als volgt af.
1. Schuif de rubber afdekking terug naar
de koppelingshendel.
2. Draai de borgmoer los.
3. Draai de stelbout van de koppelings-
speling richting (a) voor meer vrije slag
van de koppelingshendel. Draai de
stelbout richting (b) voor minder vrijeslag van de koppelingshendel.
OPMERKING
Als de voorgeschreven vrije slag van de
koppelingshendel wordt gehaald, zoals
hierboven beschreven, kunt u de stappen
4–7 overslaan.
4. Draai de stelbout richting (a) om de
koppelingskabel losser te stellen.
5. Stel de borgmoer losser verder naar
beneden op de koppelingskabel.
6. Draai de stelmoer van de koppelings-
speling richting (a) voor meer vrije slag
van de koppelingshendel. Draai de
stelmoer richting (b) voor minder vrije
slag van de koppelingshendel.
1. Vrije slag van koppelingshendel
2. Borgmoer (koppelingshendel)
3. Stelbout (koppelingshendel)
4. Rubberafdekking
3 2
1
(a)(b)
4
1. Borgmoer (koppelingskabel)
2. Stelmoer voor vrije slag van de
koppelingshendel (koppelingskabel)
12
(a)
(b)
Page 63 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-22
2
3
4
5
67
8
9
7. Draai de borgmoer op de koppelings-
kabel vast.
8. Draai de borgmoer op de koppe-
lingshendel vast en schuif de rubber
afdekking weer naar de oorspronkelij-
ke positie.
DAU22093
Vrije slag van remhendel
afstellen
De vrije slag van de remhendel dient
5.0–8.0 mm (0.20–0.31 in) te bedragen, zo-
als weergegeven. Controleer de vrije slag
van de remhendel regelmatig en stel deze
indien nodig als volgt af.
1. Draai de borgmoer bij de remhendel
los.
2. Draai de stelschroef voor de vrije slag
van de remhendel richting (a) voor
meer vrije slag van de remhendel.
Draai de stelschroef richting (b) voor
minder vrije slag van de remhendel.
3. Draai de borgmoer aan.
WAARSCHUWING
DWA10630
Na het afstellen van de vrije slag
van de remhendel moet de vrije slag
worden gecontroleerd, om zeker te
zijn dat de rem naar behoren werkt.
Een zacht of sponzig gevoel in de
remhendel kan betekenen dat er
lucht in het hydraulisch systeem
aanwezig is. Als er lucht in het hy-
draulisch systeem zit, moet het sys-
teem door een Yamaha dealer
worden ontlucht voordat de motor-
fiets wordt gebruikt. Lucht in het
hydraulisch systeem heeft een ne-
gatief effect op de remwerking,
waardoor u de macht over het stuur
zou kunnen verliezen met een on-
geluk als gevolg.
1. Borgmoer
2. Stelschroef vrije slag remhendel
3. Vrije slag remhendel
3
1
2
(b)
(a)
Page 64 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-23
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU22272
Remlichtschakelaar afstellen
Het remlicht, dat wordt geactiveerd door het
rempedaal, moet oplichten nét voordat de
remmen aangrijpen. Stel indien nodig de
remlichtschakelaar als volgt af.
Verdraai de stelmoer van de achterste rem-
lichtschakelaar en houd daarbij de remlicht-
schakelaar vast. Draai de stelmoer in de
richting (a) om het remlicht eerder te laten
branden. Draai de stelmoer in de richting (b)
om het remlicht later te laten branden.
DAU22390
Controleren van voor- en
achterremblokken
De remblokken in de voor- en achterrem
moeten worden gecontroleerd op slijtage
volgens de intervalperioden voorgeschre-
ven in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
DAU22430
Remblokken voorrem
Elk voorremblok is voorzien van slijtage-in-
dicatorgroeven, zodat het remblok kan wor-
den gecontroleerd zonder de rem te hoeven
demonteren. Let op de slijtage-indicator-
groeven om de remblokslijtage te controle-
ren. Wanneer een remblok zover is
afgesleten dat de slijtage-indicatorgroeven
vrijwel zijn verdwenen, vraag dan eenYamaha dealer de remblokken als set te
vervangen.
DAU45300
Remblokken achterrem
Elk achterremblok heeft een eigen slijta-
ge-indicator, zodat het remblok kan worden
gecontroleerd zonder de rem te hoeven de-
monteren. Controleer, om de slijtage van
het remblok vast te stellen, of het remblok al
afgesleten is tot aan de slijtage-indicator.
Als een remblok is afgesleten tot de indica-
tor, vraag dan een Yamaha-dealer om de
remblokken als set te vervangen.
1. Remlichtschakelaar
2. Stelmoer
1
2(b) (a)
1. Slijtage-indicatorgroef
11
1. Slijtage-indicator
1