Page 49 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-8
2
3
4
5
67
8
9
Aanbrengen van het paneel
1. Plaats het paneel in de oorspronkelijke
positie en breng dan de busjes en bou-
ten aan.
2. Breng het zadel aan.
Paneel B
Verwijderen van het paneel1. Verwijder het zadel. (Zie pagina 3-13.)
2. Verwijder de bout en verwijder dan het
paneel zoals afgebeeld.Aanbrengen van het paneel
1. Plaats het paneel in de oorspronkelijke
positie en breng dan de bout aan.
2. Breng het zadel aan.
Paneel C
Verwijderen van het paneel
1. Verwijder de bouten.
2. Til de onderzijde van het paneel iets
op en schuif het paneel dan naar vo-
ren.
Aanbrengen van het paneelPlaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de bouten aan.
1. Bout
2. Paneel B
12
1. Paneel C
2. Bout
12
2
Page 50 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-9
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Paneel D
Verwijderen van het paneel
1. Verwijder het zadel. (Zie pagina 3-13.)
2. Verwijder de bout en de onderlegring
en verwijder dan het paneel zoals af-
gebeeld.Aanbrengen van het paneel
1. Plaats het paneel in de oorspronkelijke
positie en breng dan de onderlegring
en de bout aan.
2. Breng het zadel aan.
DAU19622
Bougie controleren
De bougie is een belangrijk motoronderdeel
dat periodiek moet worden gecontroleerd,
bij voorkeur door een Yamaha dealer. Om-
dat bougies door verhitting en neerslag al-
tijd langzaam slijten, moet de bougie
worden verwijderd en gecontroleerd op de
tijden genoemd in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema. Bovendien kan aan
het uiterlijk van de bougie de conditie van
de motor worden afgelezen.
De porseleinen isolator rond de centrale
elektrode moet licht tot gemiddeld bruin ver-
kleurd zijn (de ideale kleur als normaal met
de machine wordt gereden). Wanneer de
bougie een heel andere kleur vertoont,
werkt de motor mogelijk niet naar behoren.
Probeer dergelijke problemen niet zelf vast
te stellen. Laat in plaats daarvan uw machi-
ne nakijken door een Yamaha dealer.
Vervang de bougie als de elektroden blijken
te zijn afgesleten en als overmatige kool-
aanslag of andere neerslag gevonden
wordt.
Voordat een bougie wordt aangebracht
moet de elektrodenafstand met een draad-
voelmaat worden gemeten; breng indien
1. Bout
2. Ring
3. Paneel D
3
2
1
Voorgeschreven bougie:
NGK/CR9EK
Page 51 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-10
2
3
4
5
67
8
9
nodig de elektrodenafstand op specificatie.
Reinig het oppervlak van de bougiepakking
en het pasvlak en verwijder eventueel vuil
uit de schroefdraad van de bougie.
OPMERKING
Als geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slag
verder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-
ment worden aangedraaid.
DAU45141
Motorolie en oliefilterelement
Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en het oliefilterelement
worden vervangen volgens de intervalpe-
rioden vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop. Wanneer
de machine iets schuin staat, kan het
niveau al foutief worden afgelezen.
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Wacht een paar minuten tot de olie tot
rust is gekomen en controleer dan het
olieniveau via het kijkglas rechts onder
in het carter.
OPMERKING
Het motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveau
staan.
1. Elektrodenafstand
Elektrodenafstand:
0.6–0.7 mm (0.024–0.028 in)
Aanhaalmoment:
Bougie:
13 Nm (1.3 m·kgf, 9.4 ft·lbf)
11
Page 52 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-11
1
2
3
4
5
6
7
8
9
4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie, van de aanbevo-
len soort, bij tot het correcte niveau.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van het oliefilterele-
ment)
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond.
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Zet een olieopvangbak onder de motor
om de gebruikte olie op te vangen.
4. Verwijder de olievuldop en de aftap-plug om de olie uit het carter te laten
stromen.
OPMERKING
Controleer of de ring beschadigd is en ver-
vang indien nodig.
OPMERKING
Sla de stappen 5–7 over als het oliefilterele-
ment niet wordt vervangen.
5. Verwijder het oliefilterdeksel door de
bouten te verwijderen.
1. Olievuldop
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
4. Kijkglas olieniveau
1
2
3
4
1. Olieaftapplug
1
1. Olieaftapplug
2. Ring
2
1
Page 53 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-12
2
3
4
5
67
8
9
6. Verwijder en vervang het oliefilterele-
ment en de o-ringen.
OPMERKING
Zorg dat de o-ringen correct aanliggen.7. Monteer het oliefilterdeksel door de
bouten aan te brengen en zet deze
dan vast met het voorgeschreven aan-
haalmoment.
8. Breng de olieaftapplug aan en zet
deze dan vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.
9. Vul bij met de voorgeschreven hoe-veelheid van de aanbevolen motorolie,
breng dan de olievuldop aan en zet
deze vast.
OPMERKING
Veeg enige gemorste olie af nadat de motor
en het uitlaatsysteem zijn afgekoeld.
LET OP
DCA11620
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
1. Oliefilterdeksel
2. Bevestigingsbout oliefilterdeksel
1
2
1. O-ring
2. Oliefilterelement
Aanhaalmoment:
Bevestigingsbout oliefilterdeksel:
10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug:
20 Nm (2.0 m·kgf, 14.5 ft·lbf)
1
2
Aanbevolen olie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van het
oliefilterelement:
1.30 L (1.37 US qt, 1.14 Imp.qt)
Met vervanging van het
oliefilterelement:
1.40 L (1.48 US qt, 1.23 Imp.qt)
Page 54 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-13
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
11. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
LET OP
DCA11230
Controleer na het verversen van de olie
de oliedruk zoals hieronder beschreven.
Verwijder de ontluchtingsbout.
Start de motor en houd deze statio-
nair draaiend totdat er olie uitloopt.
Als er na één minuut geen olie uit-
loopt, zet de motor dan direct uit om
te voorkomen dat de motor vast-loopt. Als dit zich voordoet, vraag
dan een Yamaha-dealer het voer-
tuig te repareren.
Na het controleren van de oliedruk
zet u de ontluchtingsbout vast met
het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.
DAU20070
Koelvloeistof
Voor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU20253
Controleren van het koelvloeistofniveau
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.
OPMERKING
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud is,
temperatuurverschillen zijn namelijk
van invloed op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistofni-
veau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutief
worden afgelezen.
2. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir.
OPMERKING
Het koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-
niveau staan.
1. “CD” specificatie
2. “ENERGY CONSERVING II”
1
2
1. Ontluchtingsplug
Aanhaalmoment:
Ontluchtingsplug:
10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)1
Page 55 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
2
3
4
5
67
8
9
3. Als de koelvloeistof bij of beneden de
merkstreep voor minimumniveau
staat, verwijder dan paneel C (Zie
pagina 6-7.), verwijder de reservoird-
op, vul koelvloeistof bij tot de merk-
streep voor maximumniveau en breng
de reservoirdop en het paneel weer
aan.
WAARSCHUWING! Verwijder
alleen de dop van het koelvloei-
stofreservoir. Probeer nooit om de
radiatorvuldop te verwijderen als
de motor koud is.
[DWA15161]
LET OP:
Als er geen koelvloeistof aanwezig
is, gebruik dan in plaats daarvan
gedistilleerd water of onthard lei-
dingwater. Gebruik geen hard water
of zout water, dit is schadelijk voor
de motor. Als er in plaats van koel-vloeistof water is gebruikt, vervang
dit dan zo snel mogelijk door koel-
vloeistof, anders is het systeem niet
beschermd tegen vorst en corrosie.
Als er water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, laat dan een Yamaha
dealer zo snel mogelijk het anti-
vriesgehalte van de koelvloeistof
controleren om te voorkomen dat
de effectiviteit van de koelvloeistof
afneemt.
[DCA10472]
DAU45154
Om de koelvloeistof te verversen
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en laat het motorblok indien no-
dig afkoelen.
2. Verwijder de panelen A en C. (Zie
pagina 6-7.)
3. Schuif een opvangbak onder de motor
om de gebruikte koelvloeistof op te
vangen.
4. Verwijder de borgbout voor de radia-
torvuldop en de vuldop zelf.
WAARSCHUWING! Probeer nooit
om de radiatorvuldop te verwijde-
ren als de motor warm is.
[DWA10381]
5. Verwijder het koelvloeistofreservoir
door de bouten los te halen.
1. Merkstreep maximumniveau
2. Merkstreep minimumniveau
1
2
1. Dop koelvloeistofreservoir
Inhoud koelvloeistofreservoir (tot
aan de merkstreep voor maximumni-
veau):
0.25 L (0.26 US qt, 0.22 Imp.qt)1
1. Radiatorvuldop
2. Borgbout radiatorvuldop
2 1
Page 56 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-15
1
2
3
4
5
6
7
8
9
6. Verwijder de dop van het koelvloei-
stofreservoir.
7. Tap de koelvloeistof uit het reservoir af
door het reservoir om te keren.
8. Monteer het koelvloeistofreservoir
door dit in de oorspronkelijke stand teplaatsen en dan de bouten aan te
brengen.
9. Verwijder de aftapplug voor koelvloei-
stof om het koelsysteem af te tappen.
10. Spoel het koelsysteem nadat alle koel-
vloeistof is uitgestroomd grondig door
met schoon leidingwater.
11. Breng de aftapplug voor koelvloeistof
aan en zet deze dan vast met het voor-
geschreven aanhaalmoment.
OPMERKING
Controleer of de ring beschadigd is en ver-
vang indien nodig.12. Giet de voorgeschreven hoeveelheid
van de gespecificeerde koelvloeistof in
de koelvloeistofradiator en in het re-
servoir.
13. Breng de dop van het koelvloeistofre-
servoir aan.
14. Breng de radiatorvuldop weer aan.
15. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten stationair draaien en zet hem
dan uit.
16. Verwijder de radiatorvuldop om het
koelvloeistofniveau in de radiator te
controleren. Vul indien nodig koel-
vloeistof bij totdat het niveau bovenin
de koelvloeistofradiator staat en breng
dan de radiatorvuldop en zijn borgbout
aan.
1. Bout
1. Dop koelvloeistofreservoir
1
1
1. Aftapplug koelvloeistof
Aanhaalmoment:
Aftapplug koelvloeistof:
10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)
1
Mengverhouding antivries/water:
1:1
Aanbevolen antivries:
Hoogwaardige ethyleenglycol anti-
vries met corrosieremmers voor alu-
minium motoren
Hoeveelheid koelvloeistof:
Inhoud radiator (inclusief alle
leidingen):
0.90 L (0.95 US qt, 0.79 Imp.qt)
Inhoud koelvloeistofreservoir
(tot aan de merkstreep voor
maximumniveau):
0.25 L (0.26 US qt, 0.22 Imp.qt)