Page 25 of 90

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-11
3
DAU33851
Remhendel De remhendel bevindt zich aan de rechter-
stuurgreep. Trek de hendel naar het stuur
toe om de voorrem te bekrachtigen.
De remhendel is voorzien van een stelknop
voor de positie van de remhendel. Om de
afstand tussen de remhendel en de stuur-
greep af te stellen, wordt de stelknop ge-
draaid terwijl de hendel van het stuur
vandaan wordt gehouden. Als de gewenste
positie is bereikt, stel deze dan in door een
groef op de stelknop uit te lijnen met het
merkteken“” op de remhendel.
DAU12941
Rempedaal Het rempedaal bevindt zich aan de rechter-
zijde van de motorfiets. Trap op het rempe-
daal om de achterrem te bekrachtigen.
DAU13074
Tankdop Openen van de tankdop
Open het slotplaatje op de tankdop, steek
de sleutel in het slot en draai hem dan 1/4
slag rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld
en de tankdop kan worden verwijderd.
Sluiten van de tankdop
1. Druk de tankdop in positie met de sleu-
tel in het slot.
2. Draai de sleutel linksom naar de oor-
spronkelijke positie, neem hem uit en
sluit dan het slotplaatje.
1. Remhendel
2. Stelknop voor afstelpositie van remhendel
3. Afstand tussen remhendel en stuurgreep
4.“”-merkteken
1. Rempedaal
1. Slotplaatje tankdop
2. Ontgrendelen.
U5YUD5D0.book Page 11 Monday, March 16, 2009 8:23 PM
Page 26 of 90

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-12
3
OPMERKINGDe tankdop kan alleen worden gesloten met
de sleutel in het slot. Bovendien kan de
sleutel niet worden uitgenomen als de
tankdop niet correct gesloten en vergren-
deld is.
WAARSCHUWING
DWA11091
Na het tanken moet de tankdop goed
worden aangedraaid. Door brandstoflek-
kage ontstaat brandgevaar.
DAU13221
Brandstof Controleer of er voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is.
WAARSCHUWING
DWA10881
Benzine en benzinedampen zijn zeer
brandbaar. Volg de onderstaande in-
structies om brand en ontploffing te
voorkomen en het letselrisico tijdens het
tanken te verlagen.1. Zet alvorens te tanken de motor af en
zorg dat er niemand op de machine zit.
Rook nooit tijdens het tanken en tank
nooit in de nabijheid van vonken, open
vuur of andere ontstekingsbronnen zo-
als de waakvlammen van geisers en
kledingdrogers.
2. Maak de brandstoftank niet te vol.
Steek bij het tanken het vulpistool
goed in de vulopening van de brand-
stoftank. Stop met vullen zodra de
brandstof de onderkant van de vulhals
heeft bereikt. Omdat brandstof uitzet
als deze warm wordt, kan de warmte
van de motor of de zon ervoor zorgen
dat brandstof uit de brandstoftank
stroomt.3. Veeg uitgestroomde brandstof onmid-
dellijk af. LET OP: Veeg gemorste
brandstof onmiddellijk af met een
schone, droge, zachte doek, aange-
zien de brandstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof delen kan
aantasten.
[DCA10071]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
DWA15151
Benzine is giftig en kan letsel of overlij-
den veroorzaken. Spring zorgvuldig om
met benzine. Probeer nooit om benzine
via de mond over te hevelen. Roep on-
middellijk medische hulp in nadat u ben-
zine heeft ingeslikt, veel benzinedamp
heeft ingeademd of benzine in uw ogen
heeft gekregen. Als benzine op uw huid1. Vulpijp brandstoftank
2. Brandstofniveau
U5YUD5D0.book Page 12 Monday, March 16, 2009 8:23 PM
Page 27 of 90

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-13
3
terechtkomt, was deze dan af met water
en zeep. Als u benzine op uw kleding
morst, trek dan andere kleding aan.
DAU33501
LET OP
DCA11400
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Loodhoudende benzine veroorzaakt ern-
stige schade aan inwendige motoron-
derdelen als kleppen en zuigerveren en
ook aan het uitlaatsysteem.Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van normale loodvrije benzine met
een octaangetal van RON 91 of hoger. Als
de motor gaat detoneren (pingelen), ge-
bruik dan benzine van een ander merk of
gebruik loodvrije superbenzine. Door lood-vrije benzine te gebruiken gaan bougies
langer mee en blijven de onderhoudskosten
beperkt.
DAU34072
Tankbeluchtingsslang/overloop-
slang Alvorens de motorfiets te gebruiken:
Controleer de aansluiting van de tank-
beluchtingsslang/overloopslang.
Controleer de tankbeluchtings-
slang/overloopslang op scheuren of
beschadiging en vervang indien nodig.
Controleer of het uiteinde van de tank-
beluchtingsslang/overloopslang niet
verstopt is en reinig indien nodig.
Zorg dat het uiteinde van de tankbe-
luchtingsslang/overloopslang buiten
het stroomlijnpaneel geplaatst is. Voorgeschreven brandstof:
UITSLUITEND NORMALE LOOD-
VRIJE BENZINE
Inhoud brandstoftank:
15.0 L (3.96 US gal, 3.30 Imp.gal)
Hoeveelheid reservebrandstof (als
het waarschuwingslampje brandstof-
niveau gaat branden):
3.0 L (0.79 US gal, 0.66 Imp.gal)
1. Tankbeluchtingsslang/overloopslang
2. Stroomlijnpaneel
U5YUD5D0.book Page 13 Monday, March 16, 2009 8:23 PM
Page 28 of 90

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-14
3
DAU13445
Uitlaatkatalysatoren Dit voertuig is uitgerust met uitlaatkatalysa-
toren in het uitlaatsysteem.
WAARSCHUWING
DWA10862
Het uitlaatsysteem is heet nadat de mo-
tor heeft gedraaid. Let op het volgende
om brandgevaar of brandwonden te
voorkomen:
Parkeer de machine nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals op
gras of op ander materiaal dat ge-
makkelijk vlam vat.
Parkeer de machine op een plek
waar voetgangers of kinderen niet
gemakkelijk met het hete uitlaatsys-
teem in aanraking kunnen komen.
Controleer of het uitlaatsysteem is
afgekoeld alvorens onder-
houdswerkzaamheden uit te voe-
ren.
Laat de motor niet langer dan enke-
le minuten stationair draaien. Lang
stationair draaien kan leiden tot
oververhitting.
LET OP
DCA10701
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine. Bij
gebruik van loodhoudende benzine zal
onherstelbare schade worden toege-
bracht aan de uitlaatkatalysator.
DAU36692
Zadel Verwijderen van het zadel
1. Steek de sleutel in het zadelslot en
draai rechtsom.
2. Trek het zadel los.
Aanbrengen van het zadel
1. Steek de uitsteeksels in de zadelbe-
vestiging zoals afgebeeld.1. Zadelslot
2. Ontgrendelen.
U5YUD5D0.book Page 14 Monday, March 16, 2009 8:23 PM
Page 29 of 90

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-15
3
2. Druk het zadel in het midden omlaag
om het te vergrendelen.
3. Neem de sleutel uit.OPMERKINGControleer of het zadel stevig is vergrendeld
alvorens te gaan rijden.
DAU48091
Voorvork afstellen
WAARSCHUWING
DWA10180
Geef beide vorkpoten steeds dezelfde
afstelling, anders kan slecht weggedrag
en verminderde rijstabiliteit het gevolg
zijn.Deze voorvork is uitgerust met stelbouten
voor veervoorspanning, stelbouten voor uit-
veerdemping en stelbouten voor inveer-
demping.LET OP
DCA10101
Probeer nooit voorbij de maximum- of
minimuminstellingen te draaien om
schade aan het mechanisme te voorko-
men.Veervoorspanning
Om de veervoorspanning te wijzigen moet
het instelmechanisme eerst naar de stan-
daardinstelling worden gedraaid.
Draai om de standaardinstelling te vinden
de stelbout op beide vorkpoten in de richting
(a) tot aan de aanslag en controleer dan de
positie van het uitlijnmerkteken.
a. Als het uitlijnmerkteken op de stelbout
voorbij het uitlijnmerkteken op de vork-
pootdop staat zoals aangegeven in af-beelding “A”, draai dan de stelbout in
de richting (b) totdat de uitlijnmerkte-
kens zijn uitgelijnd.
Draai voor de standaardinstelling de
stelbout 7 volledige slagen in de rich-
ting (b) en zorg ervoor dat de uitlijn-
merktekens zijn uitgelijnd.
1. Zadelbevestiging
2. Uitsteeksel
1. Stelbout veervoorspanning
2. Uitlijnmerktekens
21
(b)
(a)
È
U5YUD5D0.book Page 15 Monday, March 16, 2009 8:23 PM
Page 30 of 90

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-16
3
b. Als het uitlijnmerkteken op de stelbout
vóór het uitlijnmerkteken op de vork-
pootdop staat zoals aangegeven in af-
beelding “B”, draai dan de stelbout in
de richting (b) totdat de uitlijnmerkte-
kens zijn uitgelijnd.Draai voor de standaardinstelling de
stelbout 6 volledige slagen in de rich-
ting (b) en zorg ervoor dat de uitlijn-
merktekens zijn uitgelijnd.
Draai om de veervoorspanning te ver-
hogen en zo de vering stugger te ma-
ken de stelbout vanaf de
standaardinstelling in de richting (a) en
zorg ervoor dat u de bout steeds een
volledige slag draait, zodat de uitlijn-
merktekens zijn uitgelijnd.
Draai om de veervoorspanning te ver-
lagen en zo de vering zachter te ma-
ken de stelbout vanaf de
standaardinstelling in de richting (b) en
zorg ervoor dat u de bout steeds een
volledige slag draait, zodat de uitlijn-
merktekens zijn uitgelijnd.
OPMERKINGAls gevolg van kleine productieverschillen
kunnen de posities van de uitlijnmerktekens
op de vorkpootdoppen iets afwijken van de
afbeeldingen.Uitveerdemping
1. Stelbout veervoorspanning
2. Uitlijnmerktekens
1. Stelbout veervoorspanning
2. Uitlijnmerktekens
1
(b)
(a) 2
1
(b)
(a) 2
É
1. Stelbout veervoorspanning
2. Uitlijnmerktekens
1
(b)
(a) 2
Afstelling veervoorspanning:
Minimum (zacht):
7 volledige slagen in de richting (b)
vanaf de standaardinstelling
Standaard:
Zie bovenstaande uitleg.
Maximum (hard):
6 volledige slagen in de richting (a)
vanaf de standaardinstelling1. Stelbout voor uitveerdemping1
(b)
(a)
U5YUD5D0.book Page 16 Monday, March 16, 2009 8:23 PM
Page 31 of 90

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-17
3
Draai om de uitveerdemping te verhogen en
zo de vering stugger te maken de stelbout
op beide vorkpoten in de richting (a). Draai
om de uitveerdemping te verlagen en zo de
vering zachter te maken de stelbout op bei-
de vorkpoten in de richting (b).
InveerdempingDraai om de inveerdemping te verhogen en
zo de vering stugger te maken de stelbout
op beide vorkpoten in de richting (a). Draai
om de inveerdemping te verlagen en zo de
vering zachter te maken de stelbout op bei-
de vorkpoten in de richting (b).
OPMERKINGDoor kleine productieafwijkingen zal het to-
tale aantal klikken van een instelmechanis-
me voor veerdemping niet altijd exact met
bovenstaande specificaties overeenkomen;
het werkelijke aantal klikken vormt echter
wel altijd het complete instelbereik. Voor
een nauwkeurige instelling is het aan te ra-
den het aantal klikken van elk veerdem-
pingsinstelmechanisme te controleren en
de specificaties dienovereenkomstig aan te
passen.
DAU48080
Schokdemperunit afstellen Deze schokdemperunit is uitgerust met een
stelmoer voor de veervoorspanning, een
stelknop voor de uitgaande demping en een
stelschroef voor de ingaande demping.LET OP
DCA10101
Probeer nooit voorbij de maximum- of
minimuminstellingen te draaien om
schade aan het mechanisme te voorko-
men.Veervoorspanning
Stel de veervoorspanning als volgt af.
1. Draai de borgmoer los. Afstelling uitveerdemping:
Minimum (zacht):
17 klik(ken) in de richting (b)*
Standaard:
10 klik(ken) in de richting (b)*
Maximum (hard):
1 klik(ken) in de richting (b)*
* Met de stelbout volledig gedraaid in
de richting (a)
1. Stelbout voor inveerdemping
(b)(a)
1
Afstelling inveerdemping:
Minimum (zacht):
20 klik(ken) in de richting (b)*
Standaard:
10 klik(ken) in de richting (b)*
Maximum (hard):
1 klik(ken) in de richting (b)*
* Met de stelbout volledig gedraaid in
de richting (a)
1. Stelmoer veervoorspanning
2. Borgmoer
12
U5YUD5D0.book Page 17 Monday, March 16, 2009 8:23 PM
Page 32 of 90

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-18
3
2. Draai om de veervoorspanning te ver-
hogen en zo de vering stugger te ma-
ken de stelmoer in de richting (a).
Draai om de veervoorspanning te ver-
lagen en zo de vering zachter te ma-
ken de stelmoer in de richting (b).
Verricht de afstelling met de spe-
ciale sleutel, die bij aankoop van
het voertuig apart is meegele-
verd.
Bevestig het verlengstuk uit de
boordgereedschapsset aan de
speciale sleutel.
De afstelling voor veervoorspan-
ning wordt gecontroleerd door de
afstand A te meten, zoals ge-
toond in de afbeelding. Hoe lan-
ger de afstand A, hoe lager de
veervoorspanning; hoe korter de
afstand A, hoe hoger de veer-
voorspanning.3. Draai de borgmoer vast met het voor-
geschreven aanhaalmoment. LET
OP: Draai altijd de borgmoer tegen
de stelmoer en zet de borgmoer dan
vast met het voorgeschreven aan-
haalmoment.
[DCA10121]
Uitgaande demping
Draai om de uitgaande demping te verho-
gen en zo de vering stugger te maken de
stelknop in de richting (a). Draai om de uit-
gaande demping te verlagen en zo de ve-
ring zachter te maken de stelknop in de
richting (b).
1. Speciale sleutel
2. Verlengstuk
1. Afstand AVeervoorspanning:
Minimum (zacht):
Afstand A = 165 mm (6.50 in)
Standaard:
Afstand A = 160 mm (6.30 in)
Maximum (hard):
Afstand A = 152 mm (5.98 in)
(a)
(b)
12
1
Aanhaalmoment:
Borgmoer:
25 Nm (2.5 m·kgf, 18 ft·lbf)1. Stelknop voor uitveerdemping
(b)
(a)1
U5YUD5D0.book Page 18 Monday, March 16, 2009 8:23 PM