SERVICE-LAMPJE
Het lampje gaat branden
als één van de volgende situ-
aties optreedt: te laag koelvloeistofni-
ESP (geel)
Als het contactslot in stand
Mwordt gedraaid, gaat het
lampje branden; het moet echter na
enige seconden doven.
Als het lampje niet dooft of gedu-
rende rit blijft branden, wendt u dan
tot de Lancia-dealer.
Als het lampje knippert tijdens het
rijden, dan geeft dit aan dat het ESP
werkt.
Het lampje gaat ook branden als het
ESP wordt uitgeschakeld met de be-
treffende knop (zie het hoofdstuk
“ESP”). FRONTAIRBAG
PASSAGIERSZIJDE
UITGESCHAKELD
(geel)
Als de frontairbag aan passagiers-
zijde is ingeschakeld en het contact-
slot in stand Mwordt gedraaid, gaat
het lampje branden; het moet echter
na ongeveer 4 seconden doven.
64
MISTACHTERLICHT
(geel)
Dit gaat branden als het mistachter-
licht wordt ingeschakeld.veau, storing in roetfilter, additiefni-
veau te laag (het risico bestaat dat het
roetfilter verstopt raakt).
VOORGLOEIREGELING
(geel)
Als het contactslot in de
stand Mwordt gedraaid, gaat het
lampje branden; het lampje dooft als
voorgloeibougies de vooraf ingestelde
temperatuur hebben bereikt.
Start de motor, zodra het lampje ge-
doofd is.
WAARSCHUWINGBij een hoge
buitentemperatuur kan het lampje
zeer kort gaan branden.
BRANDSTOFRESERVE
(geel)
Het lampje gaat branden
als in de brandstoftank nog ongeveer
8 liter brandstof aanwezig is.
h
Het lampje §geeft bo-
vendien een storing aan
van het lampje
¡aan. Dit
wordt weergegeven met een knip-
perend lampje §, ook als de 4 se-
conden al zijn verstreken. In dat
geval kan het lampje
¡geen sto-
ringen in de veiligheidssystemen
aangeven. Voordat u verder rijdt,
moet contact worden opgenomen
met de Lancia-dealer om het sys-
teem te laten controleren.
Het lampje gaat branden als de front-
airbag aan passagierszijde wordt uit-
geschakeld.
§
P
f
.
001-065 Phedra OLA 5-06-2008 11:45 Pagina 64
89
Zonodig kan de ingestelde snelheid
worden overschreden door het gaspe-
daal in te trappen (bijv. bij inhalen);
als het pedaal wordt losgelaten, wordt
de opgeslagen snelheid weer aange-
houden.
Handmatig accelereren of dece-
lereren: bedien, als gereden wordt
met ingeschakelde cruise-control,
schakelaar Bof Com de opgeslagen
snelheid respectievelijk te verlagen of
verhogen.
Uitschakelen: druk op schakelaar
Dop het uiteinde van de hendel. Het
systeem schakelt automatisch uit als
het rem- of koppelingspedaal wordt
ingetrapt.Opgeslagen snelheid oproepen:
nadat het rem- of koppelingspedaal is
ingetrapt of het systeem is uitgescha-
keld en kan door op knop Dte druk-
ken de laatst opgeslagen snelheid
worden opgeroepen.
Geheugen wissen: zet om het ge-
heugen geheel te wissen op schakelaar
Avan stand ON in stand OFF.
WAARSCHUWINGGebruik de
cruise-control alleen onder verkeers-
en rij-omstandigheden waarbij een
constante snelheid aangehouden kan
worden.HAND-
GESCHA
KELDE
VERSNELLINGSBAK
Trap, om de versnellingen in te
schakelen, het koppelingspedaal in en
zet de versnellingspook in een van de
standen van het schema op de pook-
knop.
WAARSCHUWINGDe achteruit
kan alleen bij een geheel stilstaande
auto worden ingeschakeld. Wacht, als
de motor draait, ten minste 2 secon-
den met geheel ingetrapt koppelings-
pedaal, voordat de achteruit wordt in-
geschakeld; hiermee wordt voorko-
men dat de tandwielen beschadigen.
066-134 Phedra OLA 5-06-2008 11:03 Pagina 89
118
MBA en HBA
(indien aanwezig)
MBA (Mechanic Brake Assistance)
en HBA (Hydraulic Brake Assistance)
zijn systemen die de remdruk tijdens
een noodstop verhogen. Als onder kri-
tieke omstandigheden de bestuurder
krachtig en snel het rempedaal in-
trapt, verhoogt het systeem de rem-
druk, zodat de auto zo snel mogelijk
tot stilstand komt.
De twee systemen werken op de-
zelfde manier, het enige verschil is de
manier waarop de remdruk wordt
verhoogd; in het ene geval wordt ge-
bruik gemaakt van de ESP regeleen-
heid en in het andere geval is de wer-
king mechanisch.
ESP
(indien aanwezig)
Het ESP (Electronic Stability Pro-
gram) is een elektronisch geregeld
systeem dat de stabiliteit van de auto
regelt, door het motorkoppel aan te
passen en de remmen afzonderlijk af
te remmen, in situaties met weinig
grip. Hierdoor blijft de auto in de ge-
wenste richting rijden.
Tijdens de rit is de auto onderwor-
pen aan krachten in dwars- en leng-
terichting; deze kunnen door de be-
stuurder worden gecontroleerd zolang
de banden voldoende grip hebben; als
de grip onder het minimum niveau
daalt, begint de auto af te wijken van
de gewenste rijrichting.
Als wordt gereden op een ongelijke
ondergrond (zoals klinkers of met wa-
ter, ijs of modder op het wegdek),
kunnen snelheidswijzigingen (accele-
reren of remmen) en/of richtingwijzi-
gingen (bochten of als een obstakel
moet worden vermeden) kan de grip
worden verloren. Als de motor draait en
al-
leen het lampje
branden, wordt gewoonlijk
een storing in alleen het ABS aan-
gegeven. In dit geval behoudt het
remsysteem de remcapaciteit,
maar wordt geen gebruik gemaakt
van het antiblokkeersysteem. On-
der deze omstandigheden is de
werking van het EBD beperkt. Ook
in dit geval moet u zich onmiddel-
lijk tot de dichtstbijzijnde Lancia-
dealer wenden om het systeem te
laten controleren; vermijd krach-
tig remmen.
Als het lampje [“te laag
remvloeistofniveau” gaat
branden, breng de auto
dan onmiddellijk tot stilstand en
wendt u tot de dichtstbijzijnde
Lancia-dealer. Als de remvloeistof
weglekt, dan wordt de werking van
het remsysteem negatief beïnvloed.
066-134 Phedra OLA 5-06-2008 11:04 Pagina 118
gaat
119
Als de sensoren signaleren dat de
auto kan gaan slippen, grijpt het ESP
in op de motorwerking en de remmen
waardoor een stabiliserend koppel
ontstaat.
De mogelijkheden van
het systeem wat betreft de
actieve veiligheid, mogen
er nooit toe leiden dat de bestuur-
der onnodige risico’s neemt. Het
rijgedrag moet altijd worden aan-
gepast aan de omstandigheden
(het wegdek, het zicht en het ver-
keer). De verantwoordelijkheid
voor de verkeersveiligheid ligt al-
tijd en overal bij de bestuurder
van de auto.
Het ESP ondersteunt de bestuurder
om de auto onder controle te houden
als de banden de grip verliezen. De
krachten die door het ESP worden ge-
leverd om de stabiliteit van de auto te
bewaren zijn altijd afhankelijk van de
grip van de banden op de ondergrond. WERKING VAN HET ESP
Het ESP wordt automatisch inge-
schakeld als de motor wordt gestart;
de functie kan handmatig worden in-
en uitgeschakeld door knop A
(fig. 156) op het dashboard in te
drukken.
De belangrijkste componenten van
het ESP zijn:
– een elektronische regeleenheid, die
in staat is om de signalen van de sen-
soren te verwerken en de beste wer-
king in te stellen;
– een hoeksensor die de stand van
het stuur signaleert;
– vier sensoren die de draaisnelheid
van alle wielen signaleren;
– een remdruksensor;
fig. 156
L0B0112b
– een gierhoeksensor waarmee de
draaiing van de auto om de verticale
as wordt gesignaleerd;
– een dwarsversnellingssensor (cen-
trifugale kracht).
Het hart van het systeem is de ESP-
regeleenheid; deze ontvangt de gege-
vens van de sensoren in de auto en be-
rekent de centrifugale krachten die
worden opgewekt als de auto in een
bocht rijdt. De gierhoeksensor meet de
draaiing van de auto om de verticale
as. De centrifugale krachten die wor-
den opgewekt als de auto in een bocht
rijdt, worden echter gemeten door een
zeer gevoelige dwarsversnellingssen-
sor.
De stabiliserende werking van het
ESP is afhankelijk van de door de
elektronische regeleenheid van het
systeem uitgevoerde berekeningen;
deze verwerkt de signalen die worden
ontvangen van de stuurhoeksensor, de
dwarsversnellingssensor en de draai-
snelheid van elk wiel. Met behulp van
deze signalen kan de regeleenheid de
gewenste uitkomst van de bestuurder
herkennen als de bestuurder het stuur
verdraait.
066-134 Phedra OLA 5-06-2008 11:04 Pagina 119