Page 53 of 288

1
BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
41
!WAARSCHUWING:
o De gordelspanners zijn ontworpen om maar eenmaal te werken. Nadat de gordelspanners zijn geactiveerd, moeten degordels met gordelspanners worden vervangen. Alle veiligheidsgordels, van elk type,moeten altijd worden vervangen als ze tijdens een aanrijding zijn gedragen.
o Het mechanisme van de gordelspanner wordt bij hetactiveren zeer warm. Raak degordelspanner de eerste minuten na het activeren niet aan.
o Tracht niet om de
veiligheidsgordel met
gordelspanner ze lf te controleren
of te vervangen. Laat dit door een Hyundai dealer uitvoeren.
o Tik niet tegen de veiligheidsgordel
met gordelspanner.
o Tracht niet om onderhoud of reparaties aan de veiligheidsgordelmet gordelspanner uit te voeren.
o Als de gordel met gordelspanner onjuist wordt behandeld en de genoemde waarschuwingen (niettegen de gordelspanner tikken, de veiligheidsgordel met gordelspanner niet wijzigen,controleren, vervangen, onderhoud of reparaties uit voeren) niet worden opgevolgd, kan dit een onjuistewerking van gordelspanner tot gevolg hebben of kan hij ongewild in werking treden en ernstigeverwondingen veroorzaken.
o Tijdens het rijden moeten de
veiligheidsgordels zowel door debestuurder als de passagiers
worden gebruikt.
!
AIR
BAG
LET OP:
o Omdat de sensor waardoor de airbag inschakelt, is verbonden met de veiligheidsgordel metgordelspanner, gaat de airbaglamp in het instrumentenpaneel gedurendeongeveer 6 seconden branden nadat het contactslot in de stand "ON" is gezet. Vervolgens moetde lamp doven.
o Deze lamp gaat ook branden als
de gordelspanner niet juist werkt, zelfs als de airbag wel op de juiste wijze werkt. De gordelspanner ofhet airbagsysteem moeten zo snel mogelijk door een Hyundai dealer worden gecontroleerd: als deairbaglamp niet gaat branden als het contactslot in de stand "ON" wordt gezet; als de lampgedurende één seconde gaat knipperen en blijft branden, nadat deze al 6 seconden heeft gebrand;of als de lamp gaat branden tijdens de rit.
Page 193 of 288

2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
22HET RIJDEN MET HOGE SNELHEDEN
ZC180A1-AX Controles voor het begin van de rit
1. Banden: Houd de bandenspanning voor het rijden met hoge snelheden aan. Een te lage bandenspanning heeftoververhitting en mogelijke defecten tot gevolg. N.B.: De voorgeschreven bandens pan- ning mag niet worden overschreden.
2. Brandstof, koelvloeistof en
motorolie:
Bij het rijden met hoge snelheden wordt 1,5 maal zoveel brandstof verbruikt. Vergeet niet het koelvloeistof-en hetmotoroliepeil te controleren.
3. V-riem: Een niet goed afgestelde of een beschadigde V-riem kan oververhittingvan de motor tot gevolg hebben.HET GEBRUIK VAN DE VERLICHTING
ZC190A1-AX Controleer de verlichting regelmatig en houd de lampglazen schoon. Bij slecht zicht overdag is het aan te bevelen het dimlicht in te schakelen.Hierdoor ziet u niet alleen beter, maar wordt u ook beter gezien.
ZC170J2-AX Voorkom opeenhoping van sneeuw en ijs aan de onderzijdevan de wagen. Onder sommige weersomstandigheden kunnen sneeuw-en ijsklompen onder despatschermen de besturing bemoeilijken. Controleer bij strenge winterse omstandigheden regelmatigde onderzijde van uw wagen of de voorwielen vrij kunnen bewegen en de componenten van de stuurinrichtingniet worden geblokkeerd. ZC170K1-AX Nooduitrusting Zorg, afhankelijk van de weersomstandigheden, voor een geschikte nooduitrusting. Dit zijn o.a. sneeuwkettingen, een sleepkabelhandlantaarn, zand, een schep, hulpstartkabels, een ijskrabber, handschoenen, een deken etc.
Page 254 of 288

6
EENVOUDIG ONDERHOUD
29
3. Zorg ervoor dat de auto niet is beladen (het peil van de koelvloeistof en de motorolie moet correct zijn en de brandstoftank gevuld; reservewiel, krik engereedschap moeten zich op hun plaats bevinden).
4. Reinig de koplampglazen en schakel de koplampen in (dim- of grootlicht)
5. Open de motorkap.
6. Teken op een lichte wand verticale lijnen (door het midden van elke koplamp) en een horizontale lijn(door het midden van beide koplampen). Trek vervolgens een lijn 30 mm onder de eerder getrokken horizontale lijn.
7. Stel m.b.v. een kruiskopschroevendraaier dehorizontale begrenzing van hetdimlicht van elke koplamp zodanig af dat deze gelijk ligt met de onderste getrokken lijn. -VERTICALE AFSTELLING 8. Stel m.b.v. een
kruiskopschroevendraaier het puntwaar de schuine begrenzing begint zodanig af dat deze op de verticale lijn - HORIZONTALEAFSTELLING. G290B01TG-GXT
Koplamp na vervanging afstellen
Als de auto aan de voorzijde is
gerepareerd en de koplampunit isvervangen, dan moet dekoplampafstelling worden gecontroleerd
G290B01TG
Dimlicht
G290B02TG
L
W
H
H Begrenzingsljn
Basislijn"P"
Horizontale lijn
30 mm
L
H 90 mm
H45 mm
30 mm
Verticale lijn
Verticale lijn
Horizontale lijn
Grootlicht
Basislijn
W