Page 41 of 82

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-9
6
DAU37171
Motorolie Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de olie
worden ververst volgens de intervalperio-
den vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op de middenbok.OPMERKING:Zorg dat het voertuig rechtop staat bij het
controleren van het motorolieniveau. Wan-
neer hij iets schuin staat, kan het niveau alfoutief worden afgelezen.
2. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan
uit.
3. Wacht een paar minuten om de olie tot
rust te laten komen, verwijder de olie-
vuldop, veeg de peilstok schoon, steek
deze weer in de vulopening (zonder
vast te draaien) en neem dan weer uit
om het olieniveau te controleren.
OPMERKIN
G:
Het motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveaustaan.4. Als de motorolie bij of beneden de
merkstreep voor minimumniveau
staat, vul dan voldoende olie, van de
aanbevolen soort, bij tot het correcte
niveau.
5. Steek de peilstok in de vulopening en
draai dan de olievuldop vast.
Verversen van de motorolie
1. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan
uit.
2. Zet een olieopvangbak onder de motor
om de gebruikte olie op te vangen.
3. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug om de olie uit het carter te laten
stromen.1. Olievuldop
1. Peilstok
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
1. Olieaftapplug
2. Olieopvangbak
U27SD0D0.book Page 9 Thursday, February 21, 2008 11:34 AM
Page 42 of 82

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-10
6
4. Breng de olieaftapplug aan en zet
deze dan vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.
5. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motorolie,
breng dan de motorolievuldop aan en
zet deze vast.LET OP:
DCA11620
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingenin het carter terecht komen.6. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
7. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
DAU37121
Reinigen van het luchtfilterele-
ment Het luchtfilterelement moet worden gerei-
nigd volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Reinig het luchtfilterelement vaker als u
in zeer stoffige of vochtige gebieden rijdt.
1. Verwijder het paneel B. (Zie pagina
6-6.)
2. Verwijder het luchtfilterdeksel door de
schroeven te verwijderen.
3. Verwijder het luchtfilterelement. Aanhaalmoment:
Olieaftapplug:
20 Nm (2.0 m·kgf, 14 ft·lbf)
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid bij verversing:
1.00 L (1.06 US qt, 0.88 Imp.qt)
1.“CD” specificatie
2.“ENERGY CONSERVING II”
1
2
1. Schroef
2. Luchtfilterdeksel
2
11
U27SD0D0.book Page 10 Thursday, February 21, 2008 11:34 AM
Page 43 of 82

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-11
6
4. Verwijder de filterspons uit het luchtfil-
terelement.
5. Geef een paar tikjes tegen het luchtfil-
terelement om het meeste stof en vuil
te verwijderen en blaas dan het nog
achtergebleven vuil met perslucht aan
de gaaszijde weg, zoals afgebeeld.
Vervang het luchtfilterelement als dit
beschadigd is.6. Reinig de filterspons met oplosmiddel
en wring dan het overgebleven oplos-
middel uit. Laat de filterspons eerst
drogen voordat u hem in het luchtfilte-
relement aanbrengt. Vervang de filter-
spons indien deze beschadigd is.
WAARSCHUWING
DWA10430
Gebruik uitsluitend een oplosmiddel dat
speciaal geschikt is voor het reinigen
van onderdelen. Voorkom brand- en ex-
plosiegevaar door geen benzine of op-
losmiddelen te gebruiken met een lageontvlamtemperatuur.LET OP:
DCA15100
Hanteer de filterspons voorzichtig en
verwring hem niet om beschadigingen tevoorkomen.
7. Breng de filterspons in het luchtfiltere-
lement aan en monteer dan het lucht-
filterelement in het luchtfilterhuis.LET OP:
DCA10480
Controleer of het luchtfilterelement
correct in het luchtfilterhuis is ge-
plaatst.
Laat de motor nooit draaien zonder
dat het luchtfilterelement aanwezig
is, dat kan leiden tot overmatige slij-
tage bij de zuiger(s) en/of de cilin-der(s).
8. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven aan te brengen.
1. Luchtfilterelement
2. Filterspons
2
1
1. Luchtfilterelement
1
U27SD0D0.book Page 11 Thursday, February 21, 2008 11:34 AM
Page 44 of 82

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-12
6
9. Controleer of zich in de slang aan de
onderzijde van het luchtfilterhuis stof
of water heeft verzameld en maak in-
dien nodig de slang leeg door de klem
en dan de plug te verwijderen.
10. Breng de plug aan in de slang en in-
stalleer dan de slangklem.
11. Monteer het paneel.
DAU44730
Controleren van stationair toe-
rental Het stationair toerental moet als volgt wor-
den gecontroleerd en indien nodig door een
Yamaha dealer afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
Start de motor en laat deze gedurende en-
kele minuten warmdraaien op 1000–2000
tpm, waarbij u het toerental af en toe opdrijft
tot 4000–5000 tpm.
DAU21370
Speling van de gaskabel afstel-
len De vrije slag van de gaskabel dient 3.0–7.0
mm (0.12–0.28 in) te bedragen bij de gas-
greep. Controleer de vrije slag van de gas-
kabel regelmatig en stel deze indien nodig
als volgt af.OPMERKING:Het stationair toerental moet correct zijn af-
gesteld voordat de gaskabelspeling wordtgecontroleerd en afgesteld.
1. Draai de borgmoer los.
1. Klem
2. Plug luchtfilteraftapslang
Stationair toerental:
1300–1500 tpm
1. Vrije slag gaskabel
2. Borgmoer
3. Stelmoer voor vrije slag gaskabel
U27SD0D0.book Page 12 Thursday, February 21, 2008 11:34 AM
Page 45 of 82

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-13
6
2. Draai de stelmoer richting (a) voor
meer gaskabelspeling. Draai de stel-
moer richting (b) voor minder gaska-
belspeling.
3. Draai de borgmoer aan.
DAU21401
Klepspeling De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU21561
Banden Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit worden
gecontroleerd en indien nodig worden bijge-
steld.
WAARSCHUWING
DWA10500
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor ditmodel is vastgesteld.
U27SD0D0.book Page 13 Thursday, February 21, 2008 11:34 AM
Page 46 of 82

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-14
6
WAARSCHUWING
DWA11020
De aanwezigheid van bagage heeft grote
invloed op het weggedrag, de rem- en rij-
eigenschappen en de veiligheid van uw
motor. Neem daarom de volgende voor-
zorgsmaatregelen in acht.
DE MOTORFIETS NOOIT OVERBE-
LADEN! Rijden met een overbela-
den motorfiets kan leiden tot
beschadiging van de banden, con-
troleverlies of ernstig letsel. Zorg
dat het totale gewicht van de motor-
rijder, de passagier, de bagage en
de gemonteerde accessoires nooithet voorgeschreven maximumlaad-
gewicht voor de machine over-
schrijdt.
Vervoer geen los verpakte spullen
die tijdens de rit kunnen gaan
schuiven.
Bevestig de zwaarste spullen op
veilige wijze dicht bij het midden
van de motorfiets en verdeel het ge-
wicht over beide zijden.
Pas de luchtdruk in de wielophan-
ging en de bandspanning aan op
het te vervoeren gewicht.
Controleer vóór iedere rit de condi-tie en spanning van de banden.
Inspectie van bandenVoor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de band
scheurtjes vertoont, moet de band onmid-
dellijk door een Yamaha dealer worden ver-
vangen.
OPMERKIN
G:
De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-tijd de lokale voorschriften in acht.
Bandeninformatie
Deze motorfiets is uitgerust met gietwielen
en tubeless banden.
WAARSCHUWING
DWA10460
De banden op de voor- en achter-
wielen dienen van hetzelfde merk
en dezelfde constructie te zijn, an-
ders is het weggedrag van de ma-
chine mogelijk niet normaal. Bandspanning (gemeten op koude
banden):
0–90 kg (0–198 lb):
Voor:
175 kPa (1.75 kgf/cm², 25 psi)
Achter:
200 kPa (2.00 kgf/cm², 29 psi)
90–190 kg (198–419 lb):
Voor:
175 kPa (1.75 kgf/cm², 25 psi)
Achter:
280 kPa (2.80 kgf/cm², 41 psi)
Maximale belasting*:
190 kg (419 lb)
* Totaal gewicht van bestuurder, pas-
sagier, bagage en accessoires
1. Wang van band
2. Bandprofieldiepte
Minimale bandprofieldiepte (voor en
achter):
1.6 mm (0.06 in)
U27SD0D0.book Page 14 Thursday, February 21, 2008 11:34 AM
Page 47 of 82

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-15
6
Na uitgebreide tests zijn alleen de
hieronder vermelde banden voor dit
model goedgekeurd door YamahaMotor Co., Ltd.WAARSCHUWING
DWA10470
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een machine met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kunnen
verliezen.
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelatenaan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt.
DAU21960
Gietwielen Let ten aanzien van de voorgeschreven
wielen op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw voertuig.
Controleer de velgen voor iedere rit op
scheurtjes, verbuiging of kromtrekken.
Laat ingeval van schade het wiel door
een Yamaha dealer vervangen. Pro-
beer het wiel nooit zelf te repareren,
hoe klein de reparatie ook is. Vervang
een wiel dat vervormd is of haar-
scheurtjes vertoont.
Na het vervangen van een wiel of band
moet het wiel worden uitgebalanceerd.
Een niet uitgebalanceerd wiel zal mo-
gelijk slecht functioneren, of kan een
slechte wegligging en een verkorte le-
vensduur van de banden tot gevolg
hebben.
Rijd niet te snel direct na het verwisse-
len van een band. Het bandoppervlak
dient eerst te zijn ingereden voordat
het zijn optimale eigenschappen ver-
krijgt. Voorband:
Maat:
3.00-18 47P
Fabrikant/model:
CHENG SHIN/C-6039
Achterband:
Maat:
3.50-16 58P
Fabrikant/model:
CHENG SHIN/C-289
U27SD0D0.book Page 15 Thursday, February 21, 2008 11:34 AM
Page 48 of 82

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-16
6
DAU22032
Vrije slag van koppelingshendel
afstellen De vrije slag van de koppelingshendel dient
10.0–15.0 mm (0.39–0.59 in) te bedragen,
zoals weergegeven. Controleer de vrije slag
van de koppelingshendel regelmatig en stel
indien nodig als volgt af.
1. Draai de borgmoer bij de koppe-
lingshendel los.
2. Draai de stelbout van de koppelings-
speling richting (a) voor meer vrije slag
van de koppelingshendel. Draai de
stelbout richting (b) voor minder vrije
slag van de koppelingshendel.
3. Als de voorgeschreven vrije slag van
de koppelingshendel werd gehaald zo-
als hierboven beschreven, zet dan deborgmoer vast en sla de rest van de af-
stelprocedure over; zo niet, ga dan als
volgt verder.
4. Draai de stelbout richting (a) om de
koppelingskabel losser te stellen.
5. Stel de borgmoer losser verder naar
beneden op de koppelingskabel.
6. Draai de stelmoer van de koppelings-
speling richting (a) voor meer vrije slag
van de koppelingshendel. Draai de
stelmoer richting (b) voor minder vrije
slag van de koppelingshendel.
7. Zet beide borgmoeren vast.
DAUT1221
Vrije slag van voorremhendel
controleren De vrije slag van de remhendel dient 0.0–
7.0 mm (0.00–0.28 in) te bedragen, zoals
weergegeven. Controleer de vrije slag van
de remhendel regelmatig en laat indien no-
dig een Yamaha dealer het remsysteem
controleren.
WAARSCHUWING
DWA10641
Als de vrije slag van de remhendel niet
normaal is, wijst dat op een serieus de-
fect in het remsysteem. Laat het remsys-
teem vóór gebruik van het voertuig
nakijken of repareren door een Yamahadealer.
1. Borgmoer (koppelingshendel)
2. Stelbout voor vrije slag koppelingshendel
3. Vrije slag van koppelingshendel
1. Borgmoer (koppelingskabel)
2. Stelmoer voor vrije slag van de koppe-
lingshendel (koppelingskabel)
1
2
(a) (b)
1. Vrije slag remhendel
U27SD0D0.book Page 16 Thursday, February 21, 2008 11:34 AM