Page 49 of 88

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-8
6
DAU19642
Controleren van de bougies Bougies vormen belangrijke onderdelen
van de motor die periodiek moeten worden
gecontroleerd, bij voorkeur door een
Yamaha dealer. Omdat bougies door verhit-
ting en neerslag altijd langzaam slijten,
moeten de bougies worden verwijderd en
gecontroleerd volgens de tijden genoemd in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. De conditie van de bougies kan daar-
naast veel duidelijk maken over de conditie
van de motor.
De porseleinen isolator rond de centrale
elektrode moet licht tot gemiddeld bruin ver-
kleurd zijn (de ideale kleur als normaal met
de machine wordt gereden), en alle bougies
in de motor horen dezelfde verkleuring te
hebben. Wanneer een bougie een heel an-
dere kleur vertoont, werkt de motor mogelijk
niet naar behoren. Probeer dergelijke pro-
blemen niet zelf vast te stellen. Laat in
plaats daarvan uw machine nakijken door
een Yamaha dealer.
Vervang een bougie als de elektroden blij-
ken te zijn afgesleten en als overmatige
koolaanslag of andere neerslag gevonden
wordt.Voordat een bougie wordt aangebracht
moet de elektrodenafstand met een draad-
voelmaat worden gemeten; breng indien
nodig de elektrodenafstand op specificatie.
Reinig het oppervlak van de bougiepakking
en het pasvlak en verwijder eventueel vuil
uit de schroefdraad van de bougie.
OPMERKING:Als geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slagverder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-
ment worden aangedraaid.
Voorgeschreven bougie:
NGK/DPR7EA-9
DENSO/X22EPR-U9
1. Elektrodenafstand
Elektrodenafstand:
0.8–0.9 mm (0.031–0.035 in)
Aanhaalmoment:
Bougie:
17.5 Nm (1.75 m·kgf, 12.7 ft·lbf)
U5YUD3D0.book Page 8 Friday, September 21, 2007 9:16 AM
Page 50 of 88

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-9
6
DAU36806
Motorolie en oliefilterpatroon Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en de oliefilterpatroon wor-
den vervangen volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.OPMERKIN
G:
Zorg dat het voertuig rechtop staat bij het
controleren van het motorolieniveau. Wan-
neer hij iets schuin staat, kan het niveau alfoutief worden afgelezen.
2. Start de motor en laat warmdraaien tot
de motorolie op een normale tempera-
tuur van 60 °C (140 °F) is; laat de mo-
tor dan nog tien seconden stationair
draaien en zet hem uit.OPMERKING:Om de juiste motorolietemperatuur te berei-
ken voor een precieze aflezing van het olie-
niveau, moet de motor eerst volledig zijn
afgekoeld en daarna weer een paar minu-
ten lang zijn opgewarmd tot de normale be-drijfstemperatuur.3. Wacht een paar minuten om de olie tot
rust te laten komen, verwijder de olie-
vuldop, veeg de peilstok schoon, steek
deze weer in de vulopening (zonder
vast te draaien) en neem dan weer uit
om het olieniveau te controleren.
OPMERKIN
G:
Het motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveaustaan.4. Als de motorolie bij of beneden de
merkstreep voor minimumniveau
staat, vul dan voldoende olie, van de
aanbevolen soort, bij tot het correcte
niveau.
OPMERKING:Let bij het bijvullen van motorolie op dat het
oliereservoir niet wordt overvuld; vanaf de
niveaustreep halverwege de peilstok zal hetolieniveau sneller stijgen.
5. Steek de peilstok in de vulopening en
draai dan de olievuldop vast.
1. Olievuldop
1. Merkstreep maximumniveau
2. Merkstreep minimumniveau
3. Peilstok
U5YUD3D0.book Page 9 Friday, September 21, 2007 9:16 AM
Page 51 of 88

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-10
6
LET OP:
DCA10900
Controleer of de olievuldop stevig vast-
zit, anders kan de olie wegsijpelen terwijlde motor draait.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van oliefilterpatroon)
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond.
2. Verwijderen van het stroomlijnpaneel.
(Zie pagina 6-7.)
3. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan
uit.
4. Zet een olieopvangbak onder het olie-
reservoir om de oude olie op te van-
gen.
5. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug om de olie uit het oliereservoir te
laten stromen.6. Zet een olieopvangbak onder de motor
om de gebruikte olie op te vangen.
7. Verwijder de olieaftapplug om de olie
uit het carter te laten stromen.
OPMERKING:Sla de stappen 8–12 over als de oliefilterpa-troon niet wordt vervangen.8. Verwijder de gelijkrichter/spanningsre-
gelaar door de bouten te verwijderen.
9. Verwijder de oliefilterpatroon met een
oliefiltersleutel.1. Olieaftapplug (oliereservoir)
1. Olieaftapplug (carter)
1. Gelijkrichter/spanningsregelaar
2. Bout
1. Oliefilterpatroon
2. Oliefiltersleutel
U5YUD3D0.book Page 10 Friday, September 21, 2007 9:16 AM
Page 52 of 88

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-11
6
OPMERKING:De Yamaha dealer kan een oliefiltersleutelleveren.
10. Smeer een dun laagje motorolie op de
o-ring van de nieuwe oliefilterpatroon.OPMERKING:Zorg dat de o-ring correct aanligt.
11. Plaats de nieuwe oliefilterpatroon met
een oliefiltersleutel en zet hem dan
met een momentsleutel vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.12. Monteer de gelijkrichter/spanningsre-
gelaar door de bouten te plaatsen en
deze met het voorgeschreven aan-
haalmoment vast te draaien.
13. Breng de olieaftappluggen aan en zet
deze dan vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.14. Giet niet meer dan 2.5 L (2.6 US qt)
(2.2 Imp.qt) van de voorgeschreven
hoeveelheid van de gespecificeerde
oliesoort bij via de vulopening, steek
de peilstok in en draai dan de olie-
vuldop vast.
15. Start de motor, draai het gas een paar
keer open en zet dan uit.
16. Verwijder de olievuldop en voeg aan
het oliereservoir dan geleidelijk de res-
terende oliehoeveelheid toe terwijl nu
en dan met de peilstok het olieniveau
wordt gecontroleerd.1. O-ring
1. MomentsleutelAanhaalmoment:
Oliefilterpatroon:
17 Nm (1.7 m·kgf, 12 ft·lbf)
Aanhaalmoment:
Bout gelijkrichter/spanningsregelaar:
6.5 Nm (0.65 m·kgf, 4.7 ft·lbf)
Aanhaalmomenten:
Olieaftapplug (carter):
43 Nm (4.3 m·kgf, 31 ft·lbf)
Olieaftapplug (oliereservoir):
35 Nm (3.5 m·kgf, 25 ft·lbf)
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van oliefilterpa-
troon:
3.70 L (3.91 US qt) (3.26 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterpatroon:
4.10 L (4.33 US qt) (3.61 Imp.qt)
U5YUD3D0.book Page 11 Friday, September 21, 2007 9:16 AM
Page 53 of 88

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-12
6
OPMERKING:Alle gemorste olie moet worden afgeveegd,
nadat de motor en het uitlaatsysteem zijnafgekoeld.LET OP:
DCA15080
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen olie met
een “CD”-dieselspecificatie of een
hogere kwaliteit dan gespecifi-
ceerd. Gebruik ook geen olie met
een “ENERGY CONSERVING II”- of
hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingenin het oliereservoir terechtkomen.17. Breng de olievuldop aan.
18. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
19. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
20. Breng het stroomlijnpaneel aan.
DAU36762
Luchtfilterelement Het luchtfilterelement moet worden vervan-
gen volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Vraag een Yamaha dealer het luchtfil-
terelement te vervangen.
1.“CD” specificatie
2.“ENERGY CONSERVING II”
1
2
U5YUD3D0.book Page 12 Friday, September 21, 2007 9:16 AM
Page 54 of 88

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-13
6
DAU21382
Controleren van de vrije slag
gaskabel De vrije slag van de gaskabel dient 3.0–5.0
mm (0.12–0.20 in) te bedragen bij de gas-
greep. Controleer de vrije slag van de gas-
kabel regelmatig en laat de vrije slag indien
nodig afstellen door een Yamaha dealer.
DAU21401
Klepspeling De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU21771
Banden Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit worden
gecontroleerd en indien nodig worden bijge-
steld.
WAARSCHUWING
DWA10500
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor ditmodel is vastgesteld.
1. Vrije slag gaskabelU5YUD3D0.book Page 13 Friday, September 21, 2007 9:16 AM
Page 55 of 88

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-14
6
WAARSCHUWING
DWA11020
De aanwezigheid van bagage heeft grote
invloed op het weggedrag, de rem- en rij-
eigenschappen en de veiligheid van uw
motor. Neem daarom de volgende voor-
zorgsmaatregelen in acht.
DE MOTORFIETS NOOIT OVERBE-
LADEN! Rijden met een overbela-
den motorfiets kan leiden tot
beschadiging van de banden, con-troleverlies of ernstig letsel. Zorg
dat het totale gewicht van de motor-
rijder, de passagier, de bagage en
de gemonteerde accessoires nooit
het voorgeschreven maximumlaad-
gewicht voor de machine over-
schrijdt.
Vervoer geen los verpakte spullen
die tijdens de rit kunnen gaan
schuiven.
Bevestig de zwaarste spullen op
veilige wijze dicht bij het midden
van de motorfiets en verdeel het ge-
wicht over beide zijden.
Pas de luchtdruk in de wielophan-
ging en de bandspanning aan op
het te vervoeren gewicht.
Controleer vóór iedere rit de condi-tie en spanning van de banden.Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de band
scheurtjes vertoont, moet de band onmid-
dellijk door een Yamaha dealer worden ver-
vangen.
OPMERKING:De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-tijd de lokale voorschriften in acht. Bandspanning (gemeten op koude
banden):
0–90 kg (0–198 lb):
Vo o r :
250 kPa (36 psi) (2.50 kgf/cm²)
Achter:
290 kPa (42 psi) (2.90 kgf/cm²)
90–199 kg (198–439 lb):
Vo o r :
250 kPa (36 psi) (2.50 kgf/cm²)
Achter:
290 kPa (42 psi) (2.90 kgf/cm²)
Rijden met hoge snelheid:
Vo o r :
250 kPa (36 psi) (2.50 kgf/cm²)
Achter:
290 kPa (42 psi) (2.90 kgf/cm²)
Maximale belasting*:
199 kg (439 lb)
* Totaal gewicht van motorrijder, pas-
sagier, bagage en accessoires1. Wang van band
2. Bandprofieldiepte
Minimale bandprofieldiepte (voor en
achter):
1.6 mm (0.06 in)
U5YUD3D0.book Page 14 Friday, September 21, 2007 9:16 AM
Page 56 of 88

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-15
6
WAARSCHUWING
DWA10470
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een machine met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kunnen
verliezen.
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-ring beschikt.Bandeninformatie
Deze motorfiets is uitgerust met gietwielen
en tubeless banden met bandventielen.
WAARSCHUWING
DWA10480
De banden op de voor- en achter-
wielen dienen van hetzelfde merk
en dezelfde constructie te zijn, an-
ders is het weggedrag van de motor
mogelijk niet normaal.
Na uitgebreide tests zijn alleen de
hieronder vermelde banden voor dit
model goedgekeurd door Yamaha
Motor Co., Ltd.
Controleer altijd of de ventieldopjes
stevig zijn bevestigd om zo lucht-
lekkage te voorkomen.
Gebruik uitsluitend de hierna ver-
melde bandventielen en luchtven-
tielbuisjes om bij hoge rijsnelheden
een te lage bandspanning te voor-komen.WAARSCHUWING
DWA10600
Deze motorfiets is uitgerust met speciale
banden die geschikt voor zeer hoge rij-
snelheden. Let op het volgende om deze
banden zo effectief mogelijk te kunnen
gebruiken.
1. Bandventiel
2. Bandventielbuis
3. Bandventieldop met afdichting
Voorband:
Maat:
120/70 ZR17 M/C (58W)
Fabrikant/model:
METZELER/ROADTEC Z6 E
FRONT
MICHELIN/PILOT ROAD S
Achterband:
Maat:
190/50 ZR17 M/C (73W)
Fabrikant/model:
METZELER/ROADTEC Z6 E
MICHELIN/PILOT ROAD
VOOR en ACHTER:
Bandventiel:
TR412
Luchtventielbuis:
#9100 (origineel)
U5YUD3D0.book Page 15 Friday, September 21, 2007 9:16 AM