DASHBOARD EN BEDIENING13
1
Inschakeling elektrische
stuurbekrachtiging “Dualdrive”
Het opschrift CITY gaat branden op het dis-
play als deze stand van de elektrische stuurbe-
krachtiging “Dualdrive” wordt ingeschakeld door het in-
drukken van de betreffende schakelaar. Als opnieuw op
de knop wordt gedrukt, dooft het opschrift CITY.
CITY
Te hoge koelvloeistoftemperatuur
(rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait,
gaat het lampje op het instrumentenpaneel bran-
den. Na enkele seconden moet het lampje doven. Het
lampje gaat branden als de motor te warm is. Als het lamp-
je gaat branden, moeten de volgende handelingen worden
uitgevoerd:
❍Bij een normale rit: stop de auto, schakel de motor uit
en controleer of het niveau van de koelvloeistof in het
reservoir niet onder het MIN-teken staat. Als dit wel
het geval is, wacht dan enkele minuten zodat de mo-
tor kan afkoelen, open vervolgens langzaam en voor-
zichtig de dop, vul koelvloeistof bij en controleer of
de koelvloeistof tussen het MIN- en MAX-merkteken
op het reservoir staat. Controleer bovendien visueel
of eventueel vloeistof weglekt. Als bij het starten van
de motor het lampje opnieuw gaat branden, wendt u
dan tot het Lancia Servicenetwerk.
u
❍Als de auto onder zware bedrijfsomstandigheden wordt
gebruikt (bijvoorbeeld het bergopwaarts trekken van
een aanhanger of met volgeladen auto): verlaag de snel-
heid en breng de auto tot stilstand, als het lampje blijft
branden. Stop 2 of 3 minuten met draaiende motor en
geef iets gas voor een snellere circulatie van de koel-
vloeistof. Zet vervolgens de motor uit. Controleer het
vloeistofniveau zoals hiervoor beschreven.
WAARSCHUWING Bij zware bedrijfsomstandigheden is
het raadzaam de motor enkele minuten te laten draaien
met iets ingetrapt gaspedaal voordat u de motor uitzet.
Op het display verschijnt het betreffende bericht.
Niet goed gesloten portieren (rood)
Als een of meerdere portieren of de achterklep
niet goed gesloten zijn, gaat het lampje (of het
symbool op het display) branden. Als bij een rij-
dende auto de portieren geopend zijn, klinkt een geluids-
signaal. Op het multifunctioneel display verschijnt de bij-
behorende melding als een of meerdere portieren of de ach-
terklep niet goed gesloten zijn. Op het display verschijnt
het betreffende bericht.
´
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:14 Pagina 13
DASHBOARD EN BEDIENING15
1
Verstopt roetfilter (geel)
(Multijetuitvoeringen)
Als u de sleutel op MAR draait, gaat het lamp-
je branden. Het moet echter na enkele seconden
doven. Het lampje gaat branden als het roetfilter verstopt
is en de rijomstandigheden verhinderen dat de regenera-
tieprocedure automatisch wordt uitgevoerd.
Voor de regeneratieprocedure en vervolgens het reinigen
van het filter raden wij u aan te blijven rijden, totdat de
weergave van het lampje verdwijnt.
Op het display verschijnt het betreffende bericht.
h
Reservebrandstof (geel)
Als u de sleutel op MAR draait, gaat het lamp-
je branden. Het moet echter na enkele secon-
den doven. Het lampje gaat branden als er nog
ongeveer 6/7 liter brandstof in de tank aanwezig is.
Op het display verschijnt het betreffende bericht.
WAARSCHUWING Als het waarschuwingslampje knip-
pert, dan is er een storing in het systeem. Wendt u in dit
geval tot het Lancia Servicenetwerk om het systeem te
laten controleren.
K
Storing in EOBD/
Motormanagementsysteem (geel)
Door de contactsleutel op MAR te draaien, gaat
onder normale omstandigheden het lampje bran-
den. Het moet echter uitgaan nadat de motor is gestart.
Als het lampje tijdens het rijden blijft of gaat branden,
geeft dit een onjuiste werking van de inspuiting aan. Een
continu brandend lampje geeft een storing in het inspuit-
/ontstekingssysteem aan. Dit kan een hogere emissie van
schadelijke uitlaatgassen, lagere prestaties, slechtere rij-
eigenschappen en een hoger verbruik veroorzaken.
Bij sommige uitvoeringen verschijnt een bericht op het dis-
play. Onder deze omstandigheden kan verder worden ge-
reden, maar moet een zware belasting van de motor of ho-
ge snelheden worden vermeden. Langdurig gebruik van
de auto met een continu brandend controlelampje kan be-
schadigingen veroorzaken. Wendt u zo snel mogelijk tot
het Lancia Servicenetwerk.
Het lampje dooft als de storing verdwijnt. De storing wordt
door het systeem in het geheugen opgeslagen.
Alleen benzine-uitvoeringen
Een knipperend lampje geeft aan dat de katalysator mo-
gelijk is beschadigd.
Als het lampje knippert, moet het gaspedaal worden losge-
laten zodat de motor met lage toerentallen draait en het
lampje niet meer knippert; u kunt met matige snelheid door-
rijden waarbij rij-omstandigheden moeten worden verme-
den die kunnen leiden tot het opnieuw gaan knipperen van
het lampje. Wendt u zo snel mogelijk tot het Lancia Servi-
cenetwerk.
U
Stuurregelaar niet beschikbaar
Het lampje (of het symbool op het display) gaat branden
als de stuurregelaar niet beschikbaar is. Op het display
verschijnt het betreffende bericht.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:14 Pagina 15
DASHBOARD EN BEDIENING37
1
LANCIA CODE
Dit is een elektronisch startblokkeersysteem waarmee de
bescherming tegen diefstalpogingen van de auto wordt
verhoogd. Het wordt automatisch ingeschakeld door de
sleutel uit het contactslot te nemen.
In iedere sleutel zit een elektronische component gemon-
teerd die bij het starten van de motor een signaal ontvangt
via een speciale antenne die in het start-/contactslot is in-
gebouwd. Het signaal wordt bij het starten omgezet in een
gecodeerd signaal en vervolgens aan de regeleenheid van
de Lancia CODE gezonden, die, als de code wordt her-
kend, het starten van de motor mogelijk maakt.
WERKING
Als u bij het starten van de motor de sleutel in stand MAR
draait, dan stuurt het Lancia CODE-systeem een code
naar de regeleenheid van de motor die, als de code wordt
herkend, de blokkering van de functies opheft.
De code wordt alleen verzonden als de regeleenheid van
het systeem de door de sleutel verzonden code heeft her-
kend.
Iedere keer als u de contactsleutel in stand STOP zet, scha-
kelt de Lancia CODE de functies van de elektronische
regeleenheid van de motor uit.
Als bij het starten de code niet wordt herkend, gaat op het
instrumentenpaneel het waarschuwingslampje Y(of het
symbool op het display) branden.Draai in dat geval de sleutel in stand STOP en vervol-
gens in stand MAR; als de motor geblokkeerd blijft, pro-
beer het dan opnieuw met de andere geleverde sleutels.
Als de motor nog niet aanslaat, wendt u dan tot het Lan-
cia Servicenetwerk.
WAARSCHUWING Elke sleutel heeft een eigen code, die
in de regeleenheid van het systeem moet worden opge-
slagen. Voor het opslaan van nieuwe sleutels (maximaal
acht) moet u zich tot het Lancia Servicenetwerk wenden.
Neem dan alle in uw bezit zijnde sleutels, de CODE-card,
een identiteitsbewijs en de autopapieren mee. Als tijdens
het opslaan van een nieuwe sleutelcode de reeds opgesla-
gen sleutelcodes niet opnieuw worden ingevoerd, worden
ze uit het geheugen gewist; eventueel verloren of gesto-
len sleutels kunnen dan niet meer gebruikt worden voor
het starten van de motor.
Het lampje Y(of het symbool op het display)
gaat branden tijdens het rijden
❍Als het lampje Y(of het symbool op het display) gaat
branden, betekent dit dat het systeem zichzelf con-
troleert (bijv. bij een vermindering van de spanning).
❍Als het lampje Y(of het symbool op het display) niet
dooft, wendt u dan tot het Lancia Servicenetwerk.
Bij krachtige stoten kunnen de elektronische
componenten in de sleutel beschadigd worden.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:14 Pagina 37
42DASHBOARD EN BEDIENING
WAARSCHUWING Voor een nog betere bescherming te-
gen diefstal is de auto uitgerust met een elektronische start-
blokkering (Lancia CODE). Het systeem schakelt auto-
matisch in als de start- /contactsleutel wordt uitgenomen.
DE DIEFSTALBEVEILIGING INSCHAKELEN
Bij gesloten portieren en achterklep, start-/contactsleutel
in de stand STOP of uit het contactslot gehaald, de sleu-
tel met afstandsbediening in de richting van de auto hou-
den en de knop
Ákort indrukken.
Uitgezonderd voor bepaalde markten, gaat de inschake-
ling van de diefstalbeveiliging gepaard met een akoestisch
signaal (“BIP”).
Voordat de diefstalbeveiliging wordt ingeschakeld voert
het systeem een zelfdiagnose uit: als een storing wordt
waargenomen, klinkt opnieuw een nieuw akoestisch sig-
naal en verschijnt een bericht op het display (zie hoofd-
stuk “Lampjes en berichten”).
Schakel in dat geval de diefstalbeveiliging uit door op knop
Ëte drukken, controleer of de portieren, de motorkap en
de achterklep goed gesloten zijn en druk op de knop
Áom
de diefstalbeveiliging opnieuw in te schakelen.
Een slecht gesloten portier of motorkap/achterklep wordt
niet beveiligd door de diefstalbeveiliging.
Als ook een akoestisch signaal klinkt met correct geslo-
ten portieren, motorkap en achterklep, dan is er een sto-
ring aan het alarmsysteem. Wendt u in zo’n geval tot het
Lancia Servicenetwerk.WAARSCHUWING Het diefstalalarm wordt niet inge-
schakeld als de portieren met de sleutel (metalen baard)
worden vergrendeld.
WAARSCHUWING Bij aflevering van de nieuwe auto vol-
doet het diefstalalarm aan de wettelijke normen van het
land van gebruik.
DE DIEFSTALBEVEILIGING UITSCHAKELEN
Het systeem schakelt uit als u knopje
Ëop de afstands-
bediening indrukt.
Het volgende gebeurt (met uitzondering van bepaalde
markten):
❍het twee keer snel knipperen van de richtingaanwij-
zers
❍twee korte akoestische signalen (“BIP”);
❍ontgrendeling van de portieren;
WAARSCHUWING Het diefstalalarm wordt niet uit-
geschakeld als de portieren met de sleutel worden ont-
grendeld.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:14 Pagina 42
44DASHBOARD EN BEDIENING
START-/CONTACTSLOT
De sleutel kan in 3 standen (fig. 15) worden gedraaid:
❍STOP: motor uit, sleutel uitneembaar, stuur geblok-
keerd. Enkele elektrische installaties werken (bijv. au-
toradio, elektrische ruitbediening enz.).
❍MAR: contact aan. Alle elektrische installaties wer-
ken
❍AVV: starten van de motor.
Het contactslot is uitgerust met een veiligheidsmechanis-
me dat, als de motor niet start, de gebruiker verplicht om
de sleutel op STOP te zetten alvorens het starten te her-
halen.STUURSLOT
Inschakelen
Zet de sleutel in stand STOP, trek de sleutel uit het start-
/contactslot en draai het stuur totdat het vergrendelt.
Uitschakelen
Draai het stuur iets heen en weer, terwijl u de sleutel in
stand MAR draait.
WAARSCHUWING In sommige parkeerstanden (bijv. met
gedraaide wielen) kan de benodigde kracht voor het uit-
schakelen van de stuurslot aanzienlijk zijn.
fig. 15L0E0107m
Verwijder de sleutel nooit als de auto nog in
beweging is. Het stuur blokkeert in dat ge-
val bij de eerste stuurbeweging automatisch.
Dit geldt altijd, ook als de auto gesleept wordt. Het
is streng verboden om de-/montagewerkzaamheden
uit te voeren waarvoor wijzigingen in de stuurin-
richting of de stuurkolom vereist zijn (bijv. bij mon-
tage van een diefstalbeveiliging). Hierdoor kunnen
de prestaties van het systeem, de garantie en de vei-
ligheid in gevaar worden gebracht en voldoet de au-
to niet meer aan de typegoedkeuring.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:14 Pagina 44
DASHBOARD EN BEDIENING65
1
Uitschakelen
Draai de start-/contactsleutel in stand STOP.
Als de motor daarna wordt gestart (sleutel in stand MAR),
schakelt de regensensor niet weer in, ook niet als de hen-
del in stand B-fig. 29 is blijven staan. Voor het inschake-
len van de regensensor moet de hendel in stand A of C
worden gezet en daarna in stand B.
Als de regensensor op deze wijze opnieuw wordt inge-
schakeld, wordt minimaal één wisslag uitgevoerd, ook
bij een droge ruit.CRUISE CONTROL
(snelheidsregelaar) (waar voorzien)
Dit is een elektronisch hulpmiddel, waardoor de auto (bij
een snelheid boven 30 km/h) op lange rechte en droge tra-
jecten (bijv. autosnelwegen) met een constante en vooraf
ingestelde snelheid blijft rijden, zonder het gaspedaal te
hoeven bedienen.
Het gebruik van dit systeem biedt geen voordelen in druk
verkeer. Gebruik dit systeem niet in de stad.
Zorg ervoor dat de regensensor tijdens een
schoonmaakbeurt in een wastunnel is uitge-
schakeld.
Zorg ervoor dat het systeem is uitgeschakeld
als er ijs op de voorruit zit.
Zorg ervoor dat het systeem is uitgeschakeld
als u de voorruit moet schoonmaken.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:14 Pagina 65
DASHBOARD EN BEDIENING67
1
OPGESLAGEN SNELHEID VERHOGEN
Dit kan op twee manieren:
❍trap het gaspedaal in en sla vervolgens de nieuwe snel-
heid op;
of
❍zet de schakelaar omhoog B-fig. 31 naar (+).
Telkens als de schakelaar wordt bediend, wordt de snel-
heid iets verhoogd (ongeveer 1 km/h). Als de schakelaar
omhoog wordt gehouden, verandert de snelheid traploos.
OPGESLAGEN SNELHEID VERLAGEN
Dit kan op twee manieren:
❍schakel het systeem uit en sla vervolgens de nieuwe
snelheid op;
of
❍zet de schakelaar B-fig. 31 omlaag (–) totdat de nieu-
we snelheid is bereikt die automatisch wordt opgesla-
gen.
Telkens als de schakelaar wordt bediend, wordt de snel-
heid iets verlaagd (ongeveer 1 km/h). Als de schakelaar
omlaag wordt gehouden, verandert de snelheid traploos.SYSTEEM UITSCHAKELEN
Zet schakelaar A-fig. 31 in stand OFF of de start-/con-
tactsleutel in stand STOP. Het systeem wordt bovendien
automatisch uitgeschakeld in een van de volgende geval-
len:
❍bij intrappen van het rem- of koppelingspedaal;
❍bij inschakelen van het ASR of het ESP 2 (waar voor-
zien);
Als de cruise-control tijdens het rijden is in-
geschakeld, zet dan nooit de versnellingspook
in de vrijstand.
Bij een storing of een afwijkende werking van
de cruise-control, moet de draaiknop A-fig. 31
in stand OFF worden gezet. Laat het systeem,
na controle van de zekering, door het Lancia Ser-
vicenetwerk controleren.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:14 Pagina 67
72DASHBOARD EN BEDIENING
BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR
Deze treedt in werking bij een botsing en veroorzaakt:
❍de onderbreking van de brandstoftoevoer met als ge-
volg de uitschakeling van de motor;
❍de ontgrendeling van de portieren;
❍de inschakeling van de interieurverlichting.
Als de brandstofnoodschakelaar is ingeschakeld, verschijnt
de melding “Brandstofnoodschakelaar ingeschakeld, zie
instructieboekje” op het display.
Controleer de auto zorgvuldig op brandstoflekkage, bij-
voorbeeld in de motorruimte, onder de auto of in de na-
bijheid van de brandstoftank.
Draai na een ongeval de contactsleutel in stand STOP
om te voorkomen dat de accu ontlaadt.
fig. 38L0E0030m
ADAPTIEVE BOCHTVERLICHTING AFS
(Adaptive Xenon Lights) fig. 38
De adaptieve lichten (zie paragraaf “Koplampen” in dit
hoofdstuk) worden automatisch ingeschakeld als de au-
to wordt opgestart. In deze conditie blijft de led (amber-
kleurig) op de knop A gedoofd.
Als u op knop A drukt wordt de adaptieve verlichting (in-
dien ingeschakeld) uitgeschakeld en gaat de led op knop
A continu branden. De adaptieve verlichting terug in-
schakelen: druk opnieuw op knop A (led op knop ge-
doofd).
Als er een storing in het systeem is, wordt dit gemeld met
een knipperend waarschuwingslampje
fof verschijnt het
symbool
fop het display; er verschijnt ook een bericht
(waar voorzien).
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:14 Pagina 72