169
VEILIGHEID
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
je opnieuw gaat branden, wendt u dan
tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
–Als de auto onder zware om-
standigheden gebruikt wordt
(trekken van aanhangers op hellingen,
volledig geladen auto): verlaag de snel-
heid en breng de auto tot stilstand, als
het lampje blijft branden. Stop 2 of 3 mi-
nuten met draaiende motor en geef iets
gas voor een snellere circulatie van de
koelvloeistof. Zet vervolgens de motor
uit.
WAARSCHUWINGLaat na een
zware rit de motor draaien en acceler-
eer iets gedurende enige minuten voor-
dat de motor wordt uitgeschakeld.TE HOGE
KOELVLOEI-
STOF-TEMPERATUUR
(rood)
Als u de sleutel in het startsysteem
plaatst, gaat het lampje (in de koel-
vloeistoftemperatuurmeter) branden. Na
enkele seconden moet het lampje do-
ven.
Het lampje gaat branden (bij enkele uit-
voeringen verschijnt ook een bericht op
het display) als de motor te warm
wordt.
Als het lampje gaat branden, moeten de
volgende handelingen worden uitge-
voerd:
–bij een normale rit: breng de au-
to tot stilstand, schakel de motor uit en
controleer of het koelvloeistofniveau niet
onder het MIN-merkteken staat. Als dit
wel het geval is, wacht dan enkele mi-
nuten zodat de motor kan afkoelen,
open vervolgens langzaam en voor-
zichtig de dop, vul koelvloeistof bij en
controleer of de koelvloeistof tussen het
MIN- en MAX-merkteken op het re-
servoir staat. Controleer bovendien vi-
sueel of eventueel vloeistof weglekt. Als
bij het starten van de motor het lamp-
u
Draaibijeenzeerwar-
memotordedopvan
hetexpansiereservoirnooit
los:gevaarvoorbrandwon-
den.
OPGELET
TE HOGE
MOTOROLIE-
TEMPERATUUR
Als u de sleutel in het startsysteem
plaatst, gaat het lampje (in de motoro-
lietemperatuurmeter) branden. Na en-
kele seconden moet het lampje doven.
Als tijdens de rit het waarschuwings-
lampje gaat branden (bij enkele uit-
voeringen verschijnt op het display ook
een bericht), is motorolietemperatuur te
hoog; zet in dat geval de motor uit en
wendt u tot het Alfa Romeo Service-
netwerk.
`
Alslampje`tijdenshet
rijdenknippert,moetu
zichtothetAlfaRomeo
Servicenetwerkwenden.
165-180 Alfa 159 NL 20-10-2008 14:56 Pagina 169
173
VEILIGHEID
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
Dit wordt slechts één keer uitgevoerd
nadat het systeem een temperatuur la-
ger of gelijk aan 3°C heeft gesignaleerd
en kan worden alleen herhaald als de
buitentemperatuur hoger is dan
6 °C en vervolgens weer lager of ge-
lijk wordt aan 3 °C.
WAARSCHUWINGIn geval van een
storing van de buitentemperatuursensor
worden op het display streepjes weer-
gegeven in plaats van de temperatuur.VOORGLOEI-
BOUGIES
(dieseluitvoeringen
- geel)
STORING
VOORGLOEI-
BOUGIES
(dieseluitvoeringen
- geel)
Voorgloeibougies
Als u de sleutel in het startsysteem
plaatst, gaat het lampje branden. Het
lampje dooft als de voorgloeibougies de
vooraf ingestelde temperatuur hebben
bereikt. Start de motor, zodra het lamp-
je gedoofd is.
WAARSCHUWINGAls de buiten-
temperatuur gemiddeld of hoog is, gaat
het lampje zeer kort branden (vrijwel
niet waar te nemen).
m
Elektronische sleutel
niet herkend
Een brandend lampje (waar voorzien) (bij
enkele uitvoeringen verschijnt een bericht
op het display) geeft aan dat bij een start-
poging de elektronische sleutel niet wordt
herkend door het systeem.
KANS OP GLADHEID
Als de buitentemperatuur lager of ge-
lijk is aan 3°C, worden op het display
het symbool
√en een waarschuwings-
bericht weergegeven en klinkt een ge-
luidssignaal, om de bestuurder te waar-
schuwen voor mogelijke ijsvorming op
de weg.
Bij enkele uitvoeringen kan de signale-
ringscyclus worden beëindigd door kort
op de knop MENUte drukken:
– het bericht op het display verdwijnt
en het daarvoor weergegeven scherm
wordt opnieuw weergegeven;
– de temperatuuraanduiding stopt met
knipperen;
– het symbool
√blijft weergegeven
rechtsonder op het display (totdat de
buitentemperatuur hoger of gelijk is aan
6°C).
165-180 Alfa 159 NL 20-10-2008 14:56 Pagina 173
BRANDSTOF-
RESERVE –
BEPERKTE
ACTIERADIUS
(geel)
Het lampje gaat branden als in de brand-
stoftank nog ongeveer 10 liter brand-
stof aanwezig is. Als de actieradius min-
der dan ongeveer 50 km (of 31 mijl)
bedraagt, wordt op het display bij en-
kele uitvoeringen een waarschuwings-
bericht weergegeven.
CRUISE-CONTROL
(waar voorzien)
(groen)
Het lampje (bij enkele uitvoeringen ver-
schijnt ook een bericht op het display)
gaat branden als de draaiknop van de
cruise-control in de stand
Üwordt ge-
draaid.
STORING SCHEMER-
SENSOR
(waar voorzien)
(geel)
Het lampje (of in plaats daarvan bij en-
kele uitvoeringen een symbool en een
bericht op het display) gaat branden als
een storing van de schemersensor wordt
gesignaleerd.
STORING
PARKEERSENSOREN
(waar voorzien)
(geel)
Het lampje (of in plaats daarvan bij en-
kele uitvoeringen een symbool en een
bericht op het display) gaat branden als
een storing van de parkeersensoren
wordt gesignaleerd.
STORING REGEN-
SENSOR
(waar voorzien)
(geel)
Het lampje(waar voorzien)gaat bran-
den (bij enkele uitvoeringen verschijnt
een bericht op het display) als een sto-
ring van de regensensor wordt gesig-
naleerd.
178
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
1
u
t
K
Ü
ROET- FILTER
VERSTOPT
(dieseluitvoeringen)
(geel)
Het lampje (of in plaats daarvan bij en-
kele utvoeringen, een symbool en een
bericht op het display) gaat branden als
het roetfilter is verstopt en door het rij-
gedrag de automatische regeneratie-
procedure niet gestart kan worden.
Om de regeneratie en daarmee de rei-
niging van het filter mogelijk te maken,
moet met de auto gereden blijven wor-
den, totdat het lampje dooft (of bij en-
kele uitvoeringen, het symbool
h
op het display verdwijnt).
h
AlslampjeKtijdenshet
rijdenknippert,moetu
zichtothetAlfaRomeo
Servicenetwerkwenden.
165-180 Alfa 159 NL 20-10-2008 14:56 Pagina 178
180
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
TE LAGE
BANDENSPANNING
(waar voorzien)
Bij enkele uitvoeringen wordt op het dis-
play een bericht + een rood symbool
weergegeven, om aan te geven dat de
spanning van één of meer banden lager
is dan de aanbevolen waarde. Op deze
manier waarschuwt het TPMS-systeem
de bestuurder op het mogelijk gevaarlijk
leeglopen van de band(en) en dus op
een band die waarschijnlijk lek is.
WAARSCHUWINGRijd niet verder
met een of meerdere zachte banden om-
dat de rijveiligheid van de auto in gevaar
kan worden gebracht. Stop de auto en
vermijd bruusk remmen of sturen. Ver-
vang de wiel onmiddellijk door het re-
servewiel (indien aanwezig) of voer de
reparatie met de betreffende set (zie
“Wiel verwisselen” in hoofdstuk “In
noodgevallen”) en wendt u zo snel mo-
gelijk tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
BANDENSPANNING
NIET AANGEPAST
AAN SNELHEID
(waar voorzien)
Als waarschijnlijk harder gereden gaat
worden dan 160 km/h moet de ban-
denspanning worden verhoogd naar de
waarde voor volledige belading (zie de
paragraaf “Bandenspanning bij koude”
in het hoofdstuk “Technische gegevens”).
Bij enkele uitvoeringen verschijnt, als het
TPMS een bandenspanning signaleert bij
één of meer banden die niet geschikt is
voor de snelheid waarmee wordt gere-
den, op het display een bericht + een geel
symbool), die aanwezig blijven, totdat
de voertuigsnelheid weer onder de drem-
pelwaarde zakt.
WAARSCHUWINGVerlaag in dat ge-
val onmiddellijk de snelheid om overver-
hitting van de banden te voorkomen;
door oververhitting kan de band onher-
stelbaar beschadigen en wordt de le-
vensduur aanzienlijk korter. WAARSCHUWINGAls u de reis met
een hoge snelheid wilt voortzetten (snel-
ler dan 160 km/h) en het symbool op
het display gaat branden, dan moet de
auto tot stilstand worden gebracht en de
bandenspanning worden aangepast (zie
de paragraaf “Bandenspanning bij kou-
de” in het hoofdstuk “Technische gege-
vens”).
nn
165-180 Alfa 159 NL 20-10-2008 14:56 Pagina 180
WAARSCHUWINGVerbind de min-
klemmen van de twee accu’s niet direct
met elkaar: eventuele vonken kunnen
het explosieve gas ontsteken dat uit de
accu kan ontsnappen. Als de hulpaccu
is geïnstalleerd aan boord van een an-
dere auto, mogen tussen deze auto en
de auto met de lege accu niet per on-
geluk metalen delen met elkaar in ver-
binding staan.
STARTEN MET EEN
HULPACCU
Als de accu leeg is, kan de motor wor-
den gestart met een hulpaccu, die ten
minste dezelfde capaciteit moet hebben
als de lege accu.
Ga voor het starten te werk zoals in
fig. 1is aangegeven:
❒verbind de pluspolen (+teken na-
bij de pool) van de beide accu’s met
een startkabel;
❒sluit een tweede startkabel aan op
de minpool –van de hulpaccu en op
de massa-aansluiting
Eop de mo-
tor van de auto die gestart moet wor-
den;
❒start de motor;
❒als de motor is aangeslagen, maak
dan de startkabels in de omgekeer-
de volgorde los.
182
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENING
Als na enige pogingen de motor niet
aanslaat, stop dan met starten en wendt
u tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.STARTEN EN
RIJDEN
Gebruikvooreennood-
startbeslistnooiteenac-
cusnellader:hierdoor
kunnendeelektrischesysteemen
enderegelee
nhedenvoorhet
motormanagementsysteemwor-
denbeschadigd.
Dezestartprocedure
magalleenwordenuit-
gevoerddoordaartoeopgeleid
personeel,omdatonjuisteh han-
delingenvo
nkenkunnenver-
oorzaken.Devloeistofinde
accuisgiftigencorrosief.Ver-
mijdhetcontactmetdehuiden
deogen.Kom
ooknietdichtbij
eenaccumetopenvuurofeen
brandendessigaretenveroor-
zaakgeenvonken.
OPGELET
A0E0201mfig. 1
181-222 Alfa 159 NL 20-10-2008 15:33 Pagina 182
❒als de band op de juiste spanning is
gebracht (zie de paragraaf “Ban-
den” in het hoofdstuk “Technische
gegevens”), vertrek dan onmiddel-
lijk;
❒als niet binnen 5 minuten een span-
ning van ten minste 1,5 bar wordt
bereikt, maak dan de compressor los
van het ventiel en de stekkerdoos,
verplaats de auto ongeveer 10 me-
ter vooruit om de afdichtkit in de
band te verdelen en herhaal het op-
pompen;
❒als ook in dit geval niet binnen 5 mi-
nuten na het inschakelen van de
compressor een spanning van ten
minste 1,8 bar is bereikt, rijd dan
niet verder met de te zwaar be-
schadigde band; de snelle banden-
reparatieset is niet in staat om het
lek te dichten; wendt u tot het Alfa
Romeo Servicenetwerk;
❒controleer of de schakelaar A-
fig. 19van de compressor in stand
0(uit) staat, start de motor, plaats
de stekker A-fig. 20in de stek-
kerdoos op de tunnel voor en scha-
kel de compressor in door de scha-
kelaarA-fig. 19in de stand I
(aan) te zetten;
❒pomp de banden op op de voorge-
schreven spanning (zie de paragraaf
“Banden” in het hoofdstuk “Techni-
sche gegevens”). Controleer de ban-
denspanning op de drukmeter B-
fig. 19 . Voor een nauwkeurige af-
lezing moet de compressor worden
uitgeschakeld;
193
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
IN
NOODGEVALLEN
A0E0213mfig. 19A0E0217mfig. 20Plaatsdestickerop
eenvoordebestuurder
goedzichtbareplaatsomaan
tegevendatdebandbehan- -
deldismetdesnelleb
anden-
reparatieset.Rijdvoorzichtig
vooralinbochten.Rijdniet
harderdaan80km/h.Vermijd
bruuskaccelererenen
remmen.
OPGELET
❒stop na ongeveer 10 minuten en
controleer opnieuw de bandenspan-
ning;vergeet niet de handrem
aan te trekken;
181-222 Alfa 159 NL 20-10-2008 15:33 Pagina 193
217
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
IN
NOODGEVALLEN
GEBRUIKERS ZEKERING AMPÈRAGE FIGUUR
Achterruitverwarming F40 30 56
Buitenspiegelverwarming / spoel van relais voorruitverwarming F41 7,5 56
Voeding knooppunt remsysteem (ABS/VDC) –
Knooppunt stuurhoeksensor – Gierhoeksensor F42 7,5 56
Ruitenwissers/-sproeiers F43 30 56
Sigarenaansteker voor op middenconsole F44 10 56
Voeding stekkerdoos in bagageruimte F45 15 56
Opendak F46 20 56
Vermogensvoeding knooppunt bestuurdersportier F47 20 56
Vermogensvoeding knooppunt passagiersportier F48 30 56
+ vanaf startsysteem voor knooppunt stuur /
Opendakregeleenheid / Plafondlampje voor en achter / CVS /
Knooppunt Blue&Me /Bewegingsdetectie / Stoel links en rechts F49 7,5 56
Airbagsysteem F50 7,5 56
Voeding vanaf startsysteem voor Knooppunt Infotelematica /
Knooppunt automaat / Extra verwarming /Paneel links /
START/STOP-knop,Regeleenheid parkeersensoren /
Dimbare spiegel / Knooppunt Blue&Me /
Inbouwvoorbereiding autoradio / AQS / Cruise-control F51 7,5 56
181-222 Alfa 159 NL 20-10-2008 15:33 Pagina 217
241
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN EN ONDERHOUD
Een verkeerde spanning veroorzaakt
een overmatige slijtage van de banden
fig. 17:
Ajuiste spanning: gelijkmatige slijtage
van het loopvlak.
Bte lage spanning: te grote slijtage aan
de zijkanten van het loopvlak.
Cte hoge spanning: te grote slijtage in
het midden van het loopvlak.
Banden moeten worden vervangen als
de profieldiepte van het loopvlak min-
der is dan 1,6 mm. Houdt u echter al-
tijd aan de bepalingen van het land
waarin u rijdt.
WAARSCHUWINGEN
Voorkom bruusk remmen, met spin-
nende wielen optrekken, harde contac-
ten tussen banden en stoepranden, kui-
len en andere obstakels. Als langdurig
wordt gereden op een slecht wegdek
kunnen de banden beschadigen.
Controleer de banden regelmatig op
scheuren in de wangen en bulten of slijt-
plekken op het loopvlak. Wendt u zich
in dit geval tot het Alfa Romeo Service-
netwerk.
Rijd nooit met een te zwaar beladen au-
to: hierdoor kunnen de banden en de
velgen ernstig beschadigd worden; stop
bij een lekke band onmiddellijk en ver-
vang de band om verdere beschadiging
van de band, de velg, de wielophanging
en de stuurinrichting te voorkomen;
WIELEN EN BANDEN
De spanning van de banden, inclusief
het noodreservewiel, moet regelmatig,
om de twee weken en voor een lange
rit, worden gecontroleerd: de banden-
spanning moet bij koude banden wor-
den gecontroleerd.
Tijdens het rijden neemt de banden-
spanning toe; zie voor de juiste waar-
de van de bandenspanning de paragraaf
“Wielen” in het hoofdstuk “Technische
gegevens”.
A0E0120mfig. 17
223-248 Alfa 159 NL 20-10-2008 15:49 Pagina 241