74
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
Als u de draaiknop A-fig. 54draait,
dan wordt de gevoeligheid van de re-
gensensor verhoogd, waardoor de over-
gang van stilstaande ruitenwissers bij
een droge ruit, naar de eerste snelheid
(langzaam continu wissen) sneller
plaatsvindt. De handeling wordt beves-
tigd met een enkele slag van de rui-
tenwissers.
Als de ruitensproeiers worden bediend
bij ingeschakelde regensensor (hendel
in stand 1-fig. 54) werkt het norma-
le reinigingsprogramma. Daarna hervat
de regensensor zijn normale automati-
sche werking.
Als de elektronische sleutel uit het start-
systeem wordt verwijderd, wordt de re-
gensensor uitgeschakeld en als opnieuw
wordt gestart niet opnieuw ingeschakeld
als de hendel in stand 1-fig. 54blijft
staan. In dat geval moet, om de re-
gensensor in te schakelen, de hendel in
stand0of2en vervolgens opnieuw in
stand1worden gezet.
Als de regensensor opnieuw wordt in-
geschakeld wordt, ook op een droge
ruit, een slag van de ruitenwissers uit-
gevoerd. “Intelligente
wis-/wasregeling”
Als u de hendel naar het stuur trekt (on-
vergrendelde stand), schakelen de rui-
tensproeiers in.
Als u de hendel langer dan een halve se-
conde aangetrokken houdt, dan worden
in één beweging de ruitenwissers/-
sproeiers ingeschakeld.
Als u de hendel loslaat, stoppen de rui-
tensproeiers onmiddellijk terwijl de rui-
tenwissers nog 3 slagen maken. Na on-
geveer 6 seconden volgt nog een ex-
tra reinigingsslag.
REGENSENSOR
(waar voorzien)
De regensensor A-fig. 55bevindt zich
achter de binnenspiegel en is een elek-
tronisch systeem dat wordt gebruikt door
het ruitenwissersysteem dat automatisch
de slagfrequentie van de ruitwissers aan-
past aan de intensiteit van de regen. Alle
andere met de rechter hendel bediende
functies blijven ongewijzigd.
De regensensor schakelt in als de rechter
hendel in stand 1-fig. 54wordt gezet
en heeft een traploos bereik van stil-
staande ruitenwissers (geen enkele slag)
bij een droge ruit tot werking met de twee-
de snelheid (continu met gemiddelde snel-
heid) bij hevige regen.
A0E0227mfig. 55
046-082 Alfa 159 NL 21-10-2008 14:38 Pagina 74
93
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
OPENDAK
(waar voorzien)
Dit bestaat uit een glazen paneel, dat in
een kantelstand geopend kan worden
en horizontaal verzonken kan schuiven.
Via het gesloten glazen paneel kan het
buitenlicht in het interieur komen en
kan, vanuit het interieur na buiten wor-
den gekeken; als het paneel is geopend,
ontstaat een opening ter grootte van het
glazen paneel.
Het opendak is bovendien voorzien van
een handbediend zonnescherm met een
handgreep en een sleufvormige opening
voor het doorlaten van lucht.
Het opendak kan alleen werken als de
elektronische sleutel zich in het start-
systeem bevindt.
Openhetdaknietbij
sneeuwofijs:risicoop
beschadiging.
WAARSCHUWINGDe optimaal
comfortabele stand van het opendak
wordt bereikt als knop A-fig. 87in de
stand bij het symbool “C” worden ge-
zet.
Het opendak kan met de knop worden
geopend/gesloten als aan een van de vol-
gende voorwaarden wordt voldaan:
❒als de elektronische sleutel in het
startsysteem wordt geplaatst;
❒tijdens de eerste 2 minuten na het
verwijderen van de elektronische
sleutel uit het startsysteem of totdat
een portier wordt geopend.
Openen vanaf de buitenzijde
van de auto
Druk langer dan 2 seconden op knop
Ëop de elektronische sleutel.
Stapuitdeautoen
neemaltijddeelektro-
nischesleuteluithetstartsys-
teemomtevoorkomendaathet
opendakperonge
lukwordtbe-
diendenzogevaarkanople-
verenvoordeachtergebleven
inzitt tenden:onjuistgebruikvan
hetdakkangev
aarlijkzijn.
Controleervoorentijdensde
bedieningvanhetopendakal-
tijdofdepassagiersnietver-
wondkunnenwor
dendoorde
bewegingvanhetopendakzelf
ofdoorinbeweginggebrachte
voorwerpen.
OPGELET
C
A0E0238mfig. 87
DAK OPENEN
Openen vanuit het interieur
Draai de knop A-fig. 87in de richting
van de pijl Als de knop wordt losgela-
ten, stopt het opendak in de bereikte
stand.
De dakbeweging kan worden onder-
broken en hervat door knop Akort in
te drukken.
083-128 Alfa 159 NL 20-10-2008 14:13 Pagina 93
95
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
ANTI-
BEKLEMMINGSFUNCTIE
De anti-beklemmingfunctie op het voor-
ste profiel van het scherm, is ingescha-
keld als horizontaal (voorste rand) en
verticaal (onderste rand) wordt geslo-
ten en grijpt in als een obstakel wordt
geraakt (bijv. een vinger of de hand),
waarbij de beweging over een korte af-
stand wordt omgekeerd.
Als een obstakel wordt gesignaleerd
wordt de dakbeweging onmiddellijk ge-
stopt en wordt de beweging vervolgens
omgekeerd, waardoor het dak terug-
keert naar een bepaalde stand:
❒tijdens het horizontaal sluiten is het
systeem gedurende het hele bereik
van het dak ingeschakeld en als aan
de voorzijde van het paneel een ob-
stakel wordt geraakt, wordt de be-
weging omgekeerd en legt het dak
10 cm vanaf het punt dat de bewe-
ging werd omgekeerd;
❒als het dak verticaal sluit is de func-
tie gedurende de hele dakbeweging
ingeschakeld en als een obstakel
aan de achterzijde van het paneel
wordt geraakt, wordt de beweging
omgekeerd.
INITIALISATIEPROCEDURE
VAN HET OPENDAK
Als de accu losgekoppeld is geweest of
als een zekering is doorgebrand, moet
het opendak geïnitialiseerd worden; ga
hiervoor als volgt te werk:
❒draai de knop geheel linksom;
❒druk op de knop en houd de knop
ingedrukt totdat het dak mechanisch
blokkeert;
❒laat de knop los;
❒druk opnieuw, binnen 3 seconden,
op de knop en houd de knop inge-
drukt;
❒na enige seconden beweegt het dak
automatisch (houd daarbij de knop
altijd ingedrukt);
❒als het dak is gesloten, is de initiali-
satie afgerond. Laat de knop los.
A0E0187mfig. 89
NOODBEDIENING
In een noodsituatie of als onderhoud
wordt uitgevoerd en de elektrische voe-
ding is uitgeschakeld, kan het opendak
handmatig worden bediend; voer hier-
voor de volgende handelingen uit:
❒Druk nabij de merktekens op het pla-
fondlampje om de veren los te ma-
ken en verwijder het plafondlampje
voorA-fig.89.
❒plaats een inbussleutel in opening B;
❒verdraai de sleutel om het het dak
te sluiten of openen (afhankelijk van
de draairichting).
083-128 Alfa 159 NL 20-10-2008 14:13 Pagina 95
100
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
C(waar voorzien) – openen/sluiten
ruit linksachter; “continu automatische”
werking tijdens openen/sluiten van de
ruit;
A– openen/sluiten ruit rechtsachter ;
“continu automatische” werking tijdens
het openen/sluiten van de ruit.
E(waar voorzien) – blokkeren/toe-
staan van de ruitbediening achter (blok-
keren van de knoppen op het achter-
portier, op knop Egaat de led branden
en de verlichting van de uitgeschakel-
de knoppen dooft)
Druk op de knoppen A,B,CofDom
de gewenste ruit te openen/sluiten.
Druk kort op een van de schakelaars
voor het “stapsgewijs” openen/sluiten
van de ruit; als de schakelaar langer
wordt ingedrukt, wordt de “continu au-
tomatische” werking ingeschakeld zo-
wel tijdens het openen als het sluiten.
De ruit stopt op de gewenste plaats als
knopA,B,CofDnogmaals wordt in-
gedrukt.Passagiersportier /
achterportieren
Op het passagiersportier en, bij enkele
uitvoeringen, de achterportieren zijn de
bedieningsknoppen voor de betreffende
ruit aanwezig.
BEDIENINGSORGANEN
Bestuurdersportier
Op het portierpaneel van het bestuur-
dersportier zijn de knoppen fig. 93
aanwezig, die, als de elektronische sleu-
tel in het startsysteem is geplaatst, de
volgende functies hebben:
A– openen/sluiten ruit linksvoor; “con-
tinu automatische” werking tijdens het
openen/sluiten van de ruit;
B– openen/sluiten ruit rechtsvoor;
“continu automatische” werking tijdens
openen/sluiten van de ruit (alleen bij
uitvoeringen met 4 elektrisch bediende
ruiten);
A0E0051mfig. 93
Onzorgvuldiggebruik
vandeelektrischeruit-
bedieningkangevaarlijk
zijn.Controleervoorentijd dens
hetbediene
nvanderuitaltijdof
depassagiersnietgewondkun-
nenrakendoordebewegende
ruuiten;directdoorcontactmet
deruit
ofdoorvoorwerpendie
doorderuitwordenmeege-
sleeptofgeeraakt.Neembijhet
uitstappenaltijddesleuteluit
hetco
ntactslotomtevoorko-
mendatdeelektr rischeruitbe-
diening,alsdezeperongeluk
wordtingeschakeld,eengevaar
op
levertvoordeachtergeebleven
inzittenden.
083-128 Alfa 159 NL 20-10-2008 14:13 Pagina 100
105
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
Als de bagageruimte niet goed is ge-
sloten, wordt dit bij enkele uitvoeringen,
aangegeven door het branden van het
lampje
´(waar voorzien) op het ins-
trumentenpaneel of door het symbool
Sen een bericht op het display (zie
het hoofdstuk “Lampjes en berichten”)
weergegeven.
WAARSCHUWINGControleer altijd
of de motorkap goed is gesloten om te
voorkomen dat deze tijdens het rijden
opengaat.
MOTORKAP
OPENEN
Ga als volgt te werk:
❒trek de hendel A-fig. 98omhoog,
totdat de ontgrendeling wordt waar-
genomen;
❒druk het hendeltje B-fig. 99van
het beveiligingsmechanisme om-
hoog en til de motorkap op.
WAARSCHUWING Het optillen van
de motorkap wordt makkelijk gemaakt
door de twee gasdempers aan de zij-
kant. Deze gasdempers mogen niet wor-
den gerepareerd of gewijzigd; begeleid
de motorkap tijdens het openen.
WAARSCHUWING Controleer voor
het optillen van de motorkap of de rui-
tenwisserarmen niet van de voorruit
staan en of de ruitenwissers niet zijn in-
geschakeld.
A0E0122mfig. 98
A0E0470mfig. 99
SLUITEN
Laat de motorkap tot op ongeveer 20
centimeter van de motorruimte zakken
en laat vervolgens de motorkap vallen;
controleer vervolgens door de motorkap
op te tillen, of de kap goed is gesloten
en niet alleen vastzit aan de veilig-
heidsvergrendeling. Druk in dit laatste
geval de motorkap niet dicht, maar til
hem opnieuw op en herhaal de hande-
ling.
Voerdezehandelingen
alleenbijstilstaande
autouit.
OPGELET
Omveiligheidsredenen
moetdemotorkaptij-
densderitaltijdgoedgesloten
zijn.Controleerdaarom maltijd
ofdemoto
rkapgoedvergren-
deldis.Alsutijdenshetrijden
merktdatdemotorkapniet
go
oedisvergrendeld,stopdan
onmiddellij
kensluitdemotor-
kapopdejuistewijze.
OPGELET
083-128 Alfa 159 NL 20-10-2008 14:13 Pagina 105
108
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
ABS
Het ABS dat geïntegreerd is in het rem-
systeem, voorkomt dat tijdens het rem-
men de wielen blokkeren, ongeacht de
conditie van het wegdek en de pedaal-
druk, en verhindert daarmee het door-
slippen van een of meerdere wielen.
Hierdoor blijft de auto bestuurbaar, zelfs
bij noodstops.
De installatie wordt gecompleteerd met
het EBD-systeem (Electronic Braking For-
ce Distribution) waarmee de remkracht
tussen de voor- en de achterwielen ver-
deeld wordt.
WAARSCHUWING Voor een maxi-
male werking van het remsysteem is
een inrijperiode van circa 500 km no-
dig: tijdens deze periode moet bruusk,
herhaaldelijk of langdurig remmen wor-
den voorkomen.
ACTIVERING VAN HET
SYSTEEM
Als het ABS in werking treedt, merkt de
bestuurder dit aan een trilling in het rem-
pedaal, die gepaard gaat met enig ge-
luid: dit geeft aan dat het nodig is de
snelheid aan te passen aan het type
weg waarop wordt gereden.
AlshetABSinwerking
treedt,danisdegrip
vandebandenophetwegdek
beperkt:mindersnelheidoom
dezeaantepassenaan
debe-
schikbaregrip.
OPGELET
HetABSmaaktzo
goedmogelijkgebruik
vandebeschikbaregrip,maar
kannietdegripverhogen.Rijd
d
dusaltijdgevalvoor
zichtigop
eengladwegdek,zodatgeen
onnodigrisicogelopenwordt.
OPGELET
AlshetABSinwerking
treedt,endepulsaties
ophetrempedaalgevoeld
worden,moetdedrukophet
p pedaalnietwordenver
min-
derd,maarmoetpedaalgoed
ingedruktwordengehouden.
Zokomtmenbinnenneenzo
kortmogelijkeafstandtot
stilst
and,afhankelijkvande
conditievanhetwegdek.
OPGELET
083-128 Alfa 159 NL 20-10-2008 14:13 Pagina 108
109
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
Storing in EBD
Dit wordt gesignaleerd door de brandend
lampjes
>+xop het instrumenten-
paneel (bij enkele uitvoeringen ver-
schijnt ook een bericht op het display)
(zie het hoofdstuk “Lampjes en berich-
ten”).
In dit geval kunnen bij krachtig remmen
de achterwielen vroegtijdig blokkeren
waardoor de auto kan slippen. Rijd ui-
terste voorzichtig verder naar het dichtst-
bijzijnde bedrijf in het Alfa Romeo Ser-
vicenetwerk om het systeem te laten
controleren.
BRAKE ASSIST
(regeling bij noodstops)
Het systeem, dat niet uitgeschakeld kan
worden, herkent noodstops (afhanke-
lijk van de snelheid waarmee het rem-
pedaal wordt ingetrapt) waardoor het
sneller op het remsysteem kan ingrijpen.
Brake Assist wordt bij een auto met VDC
uitgeschakeld als een storing wordt ge-
signaleerd (een storing wordt aange-
geven door het branden van het lamp-
je op het instrumentenpaneel (bij en-
kele uitvoeringen verschijnt ook een be-
richt op het display).
STORINGSMELDINGEN
Storing in ABS
Dit wordt gesignaleerd door een bran-
dend lampje
>op het instrumenten-
paneel (bij enkele uitvoeringen ver-
schijnt ook een bericht op het display)
(zie het hoofdstuk “Lampjes en berich-
ten”). In dat geval blijft het remsysteem
normaal werken, maar zonder de mo-
gelijkheden van het ABS.
Rijd voorzichtig verder naar het dichtst-
bijzijnde bedrijf in het Alfa Romeo Ser-
vicenetwerk om het systeem te laten
controleren.
083-128 Alfa 159 NL 20-10-2008 14:13 Pagina 109
Het signaal stopt onmiddellijk als de af-
stand tot het obstakel groter wordt. De
weergave van de tonen blijft gelijk als
de door de middelste sensoren gemeten
afstand gelijk blijft. Als deze situatie op-
treedt bij de zij-sensoren, dan wordt het
signaal na 3 seconden onderbroken (om
te voorkomen dat het geluid weerge-
geven blijft worden als langs een muur
wordt gereden).
SENSOREN
Het systeem voor het bepalen van de
afstand tot de obstakels maakt gebruik
van 4 sensoren in de voorbumper (waar
voorzien) fig. 105en 4 sensoren in
de achterbumperfig. 106.
Deverantwoordelijk-
heidtijdenshetparke-
renenanderegevaarlijkehan-
delingenligtaltijdenooveralbij
debest
uurder.Controleerals
udeautoparkeertofzichgeen
personen(vooralkinderen),
d dierenofobstakelsindebuurt
vand
eautobevinden.Depar-
keersensorenmoetenalseen
hulpmiddelvoordebestuurder
beschouwdworden.Debe-
stuurdermo
ettijdenseventu-
eelgevaarlijkeparkeer-
manoeuvresaltijdvolledigzijn
aandachtbehouden,ookalsde
manoeuvres
metlagesnelheid
wordenuitggevoerd.
OPGELET
A0E0231mfig. 105
A0E0232mfig. 106
119
PLANCIA
E COMANDI
119
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
ZOEMER
De informatie over de aanwezigheid en
afstand van een obstakel wordt aan de
bestuurder gegeven met een akoestisch
signaal dat door de zoemer in het inte-
rieur wordt gegeven.
❒bij uitvoeringen met 4 sensoren ach-
ter bevindt de zoemer zich aan de
achterzijde en geeft de zoemer ob-
stakels achter de auto aan;
❒bij uitvoeringen met 8 sensoren (4
voor en 4 achter) bevindt zich naast
de zoemer achter een zoemer aan
de voorzijde, die informatie geeft
over obstakels voor de auto. Hier-
door krijgt de bestuurder een gevoel
van richting (voor / achter) over de
aanwezigheid van de obstakels.
083-128 Alfa 159 NL 20-10-2008 14:13 Pagina 119