16
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
Gegevens trip B
(Inschakeling Trip B)
Met deze functie kan de weergave van
Trip B (dagteller) worden ingeschakeld
(On) of uitgeschakeld (Off).
Zie voor meer informatie de paragraaf
“Trip computer”.
Ga voor het in-/uitschakelen als volgt te
werk:
– druk kort op de knop MENU
ESC; op
het display knippert On of Off, afhankelijk
van de instelling;
– druk op de knop
+of –om de keuze
uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU
ESCom
terug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug te
keren naar het beginscherm zonder op te
slaan.Tijd instellen
(Klokje instellen)
Met deze functie kan het klokje worden
ingesteld in twee submenu’s: “Tijd” en
“Formaat”.
Ga voor het verstellen als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU
ESC; op
het display verschijnen de twee submenu’s
“Tijd” en “Formaat”;
– druk op de knop
+of –om tussen de
submenu’s te navigeren;
– druk na het selecteren van het submenu
dat u wilt wijzigen, kort op de knop
MENU
ESC;
– als u in het submenu “Tijd” zit: druk kort
op de knop MENU
ESC; op het display
knipperen de “uren”;
– druk op de knop
+of –om de instel-
ling uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU
ESC; op
het display knipperen de “minuten”;
– druk op de knop
+of –om de instel-
ling uit te voeren.OpmerkingElke keer als u de knop
+of –indrukt, wordt de waarde een een-
heid verhoogd of verlaagd. Als u de knop
ingedrukt houdt, lopen de cijfers automa-
tisch snel door of terug. Als u dicht bij de
juiste waarde bent, stelt u de exacte waar-
de in door de knop telkens in te drukken
en los te laten.
– als u in het submenu “Formaat” zit: druk
kort op de knop MENU
ESC; op het dis-
play knippert de tijdsaanduiding;
– druk op de knop
+of –voor weerga-
ve van de tijd in “24h” of “12h”.
Druk na het uitvoeren van de instelling
kort op de knop MENU
ESCom terug
te keren naar het scherm van het submenu
of houd de knop even ingedrukt om terug
te keren naar het scherm van het hoofd-
menu zonder op te slaan.
– druk nogmaals lang op de knop
MENU
ESCom terug te keren naar het
beginscherm of het hoofdmenu, afhanke-
lijk van waar u zich in het menu bevindt.
17
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
Datum instellen
(Datum instellen)
Met deze functie kan de datum worden in-
gesteld (dag - maand - jaar).
Ga voor het instellen als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU
ESC; op
het display knippert het “jaar”;
– druk op de knop
+of –om de instel-
ling uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU
ESC; op
het display knippert de “maand”;
– druk op de knop
+of –om de instel-
ling uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU
ESC; op
het display knippert de “dag”;
– druk op de knop
+of –om de instel-
ling uit te voeren.
OpmerkingElke keer als u de knop
+of –indrukt, wordt de waarde een een-
heid verhoogd of verlaagd. Als u de knop
ingedrukt houdt, lopen de cijfers automa-
tisch snel door of terug. Als u dicht bij de
juiste waarde bent, stelt u de exacte waar-
de in door de knop telkens in te drukken
en los te laten.
– druk kort op de knop MENU
ESCom
terug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug te
keren naar het beginscherm zonder op te
slaan.Zie radio
(Herhaling informatie
audiosysteem)
Met deze functie kan op het display de in-
formatie over de autoradio worden weer-
gegeven.
– Radio: frequentie of RDS-bericht van het
geselecteerde radiostation, automatisch
zoeken of AutoSTore inschakelen;
– audio-CD, MP3-CD: nummer van het
muziekstuk;
Ga voor het inschakelen (On) of uitscha-
kelen (Off) van de informatie van het au-
diosysteem op het display als volgt te
werk:
– druk kort op de knop MENU
ESC; op
het display knippert On of Off, afhankelijk
van de instelling;
– druk op de knop
+of –om de keuze
uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU
ESCom
terug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug te
keren naar het beginscherm zonder op te
slaan.Autoclose
(Centrale portiervergrendeling bij
rijdende auto) (indien aanwezig)
Als deze functie is ingeschakeld (On), wor-
den de portieren automatisch vergrendeld
als de auto sneller rijdt dan 20 km/h.
Ga voor het in- of uitschakelen van deze
functie als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU
ESC; op
het display verschijnt een submenu;
– druk kort op de knop MENU
ESC; op
het display knippert On of Off, afhankelijk
van de instelling;
– druk op de knop
+of –om de keuze
uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU
ESCom
terug te keren naar het scherm van het
submenu of houd de knop even ingedrukt
om terug te keren naar het scherm van
het hoofdmenu zonder op te slaan;
– druk nogmaals lang op de knop MENU
ESCom terug te keren naar het begin-
scherm of het hoofdmenu, afhankelijk van
waar u zich in het menu bevindt.
18
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
Meeteenheid
(Meeteenheid instellen)
Met deze functie kunnen de meeteenhe-
den worden ingesteld in drie submenu’s:
“Afstand”, “Verbruik” en “Temperatuur”.
Ga voor het instellen van de gewenste
meeteenheid als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU
ESC; op
het display verschijnen de drie submenu’s;
– druk op de knop
+of –om tussen de
drie submenu’s te navigeren;
– druk na het selecteren van het submenu
dat u wilt wijzigen, kort op de knop
MENU
ESC;
– als u in het submenu “Afstand” zit: druk
kort op de knop MENU
ESC; op het dis-
play wordt “km” of “mijl” weergegeven,
afhankelijk van de instelling;
– druk op de knop
+of –om de keuze
uit te voeren;
– als u in het submenu “Verbruik” zit: druk
kort op de knop MENU
ESC; op het dis-
play wordt “km/l”, “l/100km” of “mpg”
weergegeven, afhankelijk van de instelling;Als de meeteenheid afstand is ingesteld op
“km”, kan de meeteenheid verbruik wor-
den ingesteld op ‘’km/l’’ of ‘’l/100 km’’.
Als de meeteenheid afstand is ingesteld op
“mijl”, geeft het display de hoeveelheid
verbruikte brandstof aan in “mpg”.
– druk op de knop
+of –om de keuze
uit te voeren;
– als u in het submenu “Temperatuur” zit:
druk kort op de knop
MENU
ESC; op het display wordt “°C”
of “°F” weergegeven, afhankelijk van de in-
stelling;
– druk op de knop
+of –om de keuze
uit te voeren;
Druk na het uitvoeren van de instelling
kort op de knop MENU
ESCom terug
te keren naar het scherm van het submenu
of houd de knop even ingedrukt om terug
te keren naar het scherm van het hoofd-
menu zonder op te slaan.
– druk nogmaals lang op de knop
MENU
ESCom terug te keren naar het
beginscherm of het hoofdmenu, afhanke-
lijk van waar u zich in het menu bevindt.Taal
(Taal instellen)
U kunt de taal van het display instellen: Ita-
liaans, Engels, Duits, Portugees, Spaans,
Frans, Nederlands, Pools.
Ga om de gewenste taal in te stellen als
volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU
ESC; op
het display knippert de ingestelde “taal”;
– druk op de knop
+of –om de keuze
uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU
ESCom
terug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug te
keren naar het beginscherm zonder op te
slaan.
19
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
Volume waarschuwingen
(Volumeregeling
waarschuwingszoemer)
Het volume van het akoestische signaal
(buzzer) dat klinkt voor het melden van
een storing of waarschuwing, kan ingesteld
worden op 8 niveaus.
Ga voor het instellen van het gewenste
volume als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU
ESC; op
het display knippert het “niveau” van het
ingestelde volume;
– druk op de knop
+of –om de instel-
ling uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU
ESCom
terug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug te
keren naar het beginscherm zonder op te
slaan.Volume toetsen
(Volumeregeling toetsen)
Het akoestische signaal dat klinkt bij het
indrukken van de knoppen MENU
ESC,+en –, kan worden ingesteld op 8 ni-
veaus.
Ga voor het instellen van het gewenste
volume als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU
ESC; op
het display knippert het “niveau” van het
ingestelde volume;
– druk op de knop
+of –om de instel-
ling uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU
ESCom
terug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug te
keren naar het beginscherm zonder op te
slaan.Buzz. Gordels
(Herinschakeling buzzer voor
melding SBR-systeem)
De functie wordt alleen weergegeven als
het SBR-systeem door het Abarth Servi-
cenetwerk is uitgeschakeld (zie de para-
graaf “SBR-systeem” in het hoofdstuk
“Veiligheid”).
Service
(Geprogrammeerd onderhoud)
Met deze functie kan worden weergege-
ven hoeveel kilometers nog resteren
voordat een servicebeurt moet worden
uitgevoerd.
Ga voor het raadplegen van deze aanwij-
zingen als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU
ESC; op
het display knippert de afstand in km of
mijl, afhankelijk van de instelling
(zie de paragraaf “Meeteenheid afstand”);
– druk kort op de knop MENU
ESCom
terug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug te
keren naar het beginscherm.
20
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
OpmerkingHet “Geprogrammeerd on-
derhoudsschema” voorziet elke 30.000
km (of iedere 18.000 mijl) in een service-
beurt; deze weergave verschijnt automa-
tisch als de sleutel in stand MARstaat,
vanaf 2.000 km (of gelijke waarde in mijl).
De weergave wordt elke 200 km (of ge-
lijke waarde in mijl) opnieuw weergege-
ven. Onder de 200 km wordt de weerga-
ve met kleinere intervallen weergegeven.
De weergave is afhankelijk van de inge-
stelde meeteenheid in km of mijl. Als u
dicht bij de volgende servicebeurt bent en
u de contactsleutel in stand MARdraait,
verschijnt op het display het opschrift
“Service” gevolgd door het aantal kilome-
ters/mijlen dat resteert tot de volgende
servicebeurt. Wendt u tot het Abarth Ser-
vicenetwerk voor het uitvoeren van de
werkzaamheden van het “Onderhouds-
schema” en voor het op nul zetten van de-
ze weergave (reset).Bag passagier
Inschakeling/Uitschakeling
van de frontairbag aan
passagierszijde en de zij-airbag
voor de bescherming van
borstkas/bekken (sidebag)
(indien aanwezig)
Met deze functie kan de airbag aan passa-
gierszijde worden in- en uitgeschakeld.
Ga als volgt te werk:
– druk op de knop MENU
ESCen druk,
na het verschijnen op het display van het
bericht (Bag pass: Off) (voor uitschakelen)
of het bericht (Bag pass: On) (voor in-
schakelen) door op de knop
+of –te
drukken, nogmaals op de knop MENU
ESC;
– op het display verschijnt het bericht om
de instelling te bevestigen;
– selecteer door het indrukken van de
knop
+of –(Ja) (voor bevestiging van de
inschakeling/uitschakeling) of (Nee) (om
te annuleren);
– druk kort op de knop MENU
ESC; er
verschijnt een bevestiging van de gekozen
instelling en er wordt teruggekeerd naar
het menuscherm of, wanneer de knop
even ingedrukt wordt gehouden, naar het
beginscherm zonder op te slaan.Dagverlichting (D.R.L.)
Met deze functie kunt u de dagverlichting
in- of uitschakelen.
Ga voor het in- of uitschakelen van deze
functie als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU
ESC; op
het display verschijnt een submenu;
– druk kort op de knop MENU
ESC; op
het display knippert On of Off, afhankelijk
van de instelling;
– druk op de knop
+of –om de keuze
uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU
ESCom
terug te keren naar het scherm van het sub-
menu of houd de knop even ingedrukt om
terug te keren naar het scherm van het
hoofdmenu zonder op te slaan;
– druk nogmaals lang op de knop MENU
ESCom terug te keren naar het begin-
scherm of het hoofdmenu, afhankelijk van
waar u zich in het menu bevindt.
Menu verlaten
Laatste functie waarmee de instellingen uit
het menuscherm worden afgesloten.
Druk kort op de knop MENU
ESCom
terug te keren naar het beginscherm zon-
der op te slaan.
Als u de knop
–indrukt, wordt terugge-
keerd naar het eerste menupunt (Beep
Snelheid).
21
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
TRIP COMPUTER
Algemene informatie
Met de “Trip computer” kan, als de con-
tactsleutel in stand MARstaat, op het dis-
play informatie worden weergegeven over
de werking van de auto. Deze functie be-
staat uit “Trip A” en “Trip B” die onaf-
hankelijk van elkaar werken en betrekking
hebben op de hele rit van de auto.
Beide functies kunnen op nul worden ge-
zet (reset - begin van de nieuwe rit).
“Trip A” geeft informatie over:
– Autonomie (actieradius)
– Afgelegde afstand
– Gemiddeld verbruik
– Huidig verbruik
– Gemiddelde snelheid
– Reistijd.“Trip B” geeft informatie over:
– Afgelegde afstand B
– Gemiddeld verbruik B
– Gemiddelde snelheid B
– Reistijd B.
OpmerkingDe functie “Trip B” kan
worden uitgeschakeld (zie de paragraaf
“Trip B”). De gegevens “Autonomie” en
“Huidig verbruik” kunnen niet op nul wor-
den gezet.
Weergegeven gegevens
Autonomie (actieradius)
Geeft globaal het aantal kilometers aan dat
nog gereden kan worden met de brandstof
in de brandstoftank, waarbij ervan uit
wordt gegaan dat de rijstijl niet verandert.
Op het display verschijnt de indicatie “- -
- -” als:
– de actieradius kleiner is dan 50 km (of
30 mijl)
– de auto langere tijd met draaiende mo-
tor stilstaat.BELANGRIJK De waarde van de actie-
radius kan door verschillende factoren
worden beïnvloed: rijstijl (zie de paragraaf
“Rijstijl” in het hoofdstuk “Starten en rij-
den”), type traject (snelwegen, stad, ber-
gen enz.), gebruiksomstandigheden van de
auto (vervoerde lading, bandenspanning
enz.). Houd hier bij het plannen van een
reis rekening mee.
Afgelegde afstand
Geeft de afstand aan die de auto heeft af-
gelegd vanaf het begin van een nieuwe rit.
Gemiddeld verbruik
Geeft globaal het gemiddelde brandstof-
verbruik aan vanaf het begin van een nieu-
we rit.
Huidig verbruik
Geeft doorlopend de wijziging in het brand-
stofverbruik aan. Als de auto stilstaat met
draaiende motor wordt “- - - -” op het dis-
play weergegeven.
32
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
❒kan de temperatuur van de lucht naar
het interieur niet lager worden dan de
buitentemperatuur (de temperatuur-
aanduiding op het display knippert als
het systeem er niet in slaagt het ge-
wenste klimaat te bereiken);
❒kunt u handmatig de aanjagersnelheid
op nul zetten (als de compressor is in-
geschakeld, dan kan de aanjagersnelheid
niet lager zijn dan een minimale waar-
de (één staafje verlicht)).
Knop OFF - C
Systeem uitschakelen
Als u op de knop OFFdrukt, wordt het
systeem uitgeschakeld.
Als het systeem is uitgeschakeld:
❒zijn alle lampjes gedoofd;
❒is het temperatuurdisplay gedoofd;
❒is de luchtrecirculatie uitgeschakeld;
❒is de compressor uitgeschakeld;
❒is de aanjager uitgeschakeld.
Onder deze omstandigheden kunt u de re-
circulatie in- of uitschakelen zonder het
systeem te activeren.Knop
…- D
Luchtrecirculatie in-/uitschakelen
Het verdient aanbeveling om de luchtre-
circulatie in te schakelen in de file of in tun-
nels. Hiermee wordt voorkomen dat ver-
vuilde lucht het interieur bereikt.
Lampje op de knop brandt = recirculatie
ingeschakeld.
Lampje op de knop gedoofd = recircula-
tie uitgeschakeld.
Bij lage temperaturen of wanneer de com-
pressor is uitgeschakeld, wordt de recir-
culatie geforceerd uitgeschakeld om het
beslaan van de ruiten te voorkomen.
BELANGRIJK Bij lage buitentemperaturen
raden wij u aan om de recirculatiefunctie
niet te gebruiken omdat hierdoor de rui-
ten sneller kunnen beslaan.
Knoppen
ÕÔ- E
Gewenste temperatuur instellen
Als u op de knop
Õdrukt, wordt de tem-
peratuur in het interieur verhoogd, totdat
de waarde HI (maximale verwarming) is
bereikt.
Als u op de knop
Ôdrukt, wordt de tem-
peratuur in het interieur verlaagd, totdat de
waarde LO (maximale koeling) is bereikt.BELANGRIJK Als de motorkoelvloeistof
niet warm genoeg is, schakelt het systeem
niet onmiddellijk de maximale aanjager-
snelheid in, om de toevoer van te koude
lucht in het interieur te beperken.
Knoppen
ÕÔ- F
Aanjagersnelheid instellen
Als u op de knop
Õof Ôdrukt, wordt de
aanjagersnelheid respectievelijk verhoogd
of verlaagd; de aanjagersnelheid wordt
weergegeven door verlichte staafjes op
het display.
De aanjager kan worden uitgeschakeld,
maar alleen als u de aircocompressor hebt
uitgeschakeld (knop B).
Om de automatische regeling van de aan-
jagersnelheid weer in te schakelen, moet
u de knop AUTOindrukken.
Knoppen
´μ∂- G H I
Luchtverdeling handmatig kiezen
Als u deze knoppen indrukt, dan kunt u een
van de vijf mogelijke luchtverdelingen kiezen:
´lucht uit de luchtroosters voor
ontdooiing/ontwaseming van de
voorruit en de zijruiten voor.
μlucht uit de luchtroosters in het
midden en aan de zijkant van het
dashboard voor een koele
luchtstroom op het lichaam en het
gezicht bij warm weer.
34
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
DIMLICHT/
BUITENVERLICHTING fig. 30
Draai met de contactsleutel in stand
MAR, de draaiknop in stand
2. Als het
dimlicht wordt ingeschakeld, schakelt de
dagverlichting uit en schakelen de buiten-
verlichting en het dimlicht in. Op het
instrumentenpaneel gaat het controle-
lampje
3branden. Draai met de con-
tactsleutel in stand STOPof met uitge-
nomen sleutel, de draaiknop van stand O
in stand
2; de buitenverlichting en de
kentekenplaatverlichting schakelen in. Op
het instrumentenpaneel gaat het contro-
lelampje
3branden.
GROOTLICHT fig. 30
Druk de hendel naar voren in de richting
van het dashboard, als de draaiknop reeds
in stand
2staat (vergrendelde stand). Op
het instrumentenpaneel gaat het contro-
lelampje
1branden. Als vervolgens de
hendel naar het stuurwiel wordt getrok-
ken, dan dooft het grootlicht en wordt het
dimlicht weer ingeschakeld.GROOTLICHTSIGNAAL fig. 30
Trek de hendel naar het stuur (stand zon-
der vergrendeling). Op het instrumenten-
paneel gaat het controlelampje
1branden.
RICHTINGAANWIJZERS fig. 31
Zet de hendel in de vergrendelde stand:
omhoog (stand a): inschakeling rechter
richtingaanwijzer;
omlaag (stand b): inschakeling linker rich-
tingaanwijzer.
Op het instrumentenpaneel knippert het
controlelampje ¥of Î. De richtingaanwij-
zers schakelen automatisch uit als de auto
weer rechtuit rijdt.
Functie wisselen van rijbaan
Als u bij wisseling van rijbaan kort richting
wilt aangeven, moet u de linker hendel kor-
ter dan een halve seconde in de onvergren-
delde stand zetten. De richtingaanwijzers
aan de betreffende zijde knipperen 3 keer
en doven daarna automatisch.
BUITENVERLICHTING
Met de linker hendel bedient u de buiten-
verlichting. De buitenverlichting werkt uit-
sluitend als de contactsleutel in stand
MARstaat. Als u de buitenverlichting in-
schakelt, gaan ook de verlichting van het
instrumentenpaneel en de bedienings-
knoppen op het dashboard branden.
DAGVERLICHTING (D.R.L.)
(indien aanwezig) fig. 30
Als u met de sleutel in stand MARde draai-
knop in stand Ozet, wordt automatisch de
dagverlichting ingeschakeld; de andere lam-
pen en de interieurverlichting blijven uitge-
schakeld. De automatische inschakeling van
de dagverlichting kan worden in- of uitge-
schakeld via het menu op het display (zie de
paragraaf “Multifunctioneel display en instel-
baar multifunctioneel display” in dit hoofd-
stuk). Als de dagverlichting wordt uitgescha-
keld, dan gaat geen enkele verlichting bran-
den als de draaiknop in stand Ostaat.
fig. 30F0S030Abfig. 31F0S031Ab
De dagverlichting is een al-
ternatief voor het dimlicht
tijdens het rijden overdag. Deze dag-
verlichting is in bepaalde landen ver-
plicht en waar niet verplicht, toege-
staan. De dagverlichting is geen ver-
vanging voor het dimlicht tijdens het
rijden in tunnels of in het donker. Het
gebruik van de dagverlichting is af-
hankelijk van de wettelijke voorschrif-
ten van het land waarin u zich be-
vindt. Houdt u aan de voorschriften.
ATTENTIE