56
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
MSR-systeem (regeling van
motorremwerking)
Dit systeem, dat geïntegreerd is in de ASR,
verhoogt bij bruusk terugschakelen het
motorkoppel, zodat overmatige vertraging
van de aangedreven wielen wordt voor-
komen. Dit heeft vooral voordelen op een
wegdek met weinig grip, waarop de sta-
biliteit van de auto snel verloren kan gaan.TTC-SYSTEEM (Torque Transfer
Control)
Dit is een onderdeel van het ESP.
Dit systeem verbetert het overbrengen
van het motorkoppel op de wielen, waar-
door veiligere en veel sportievere rij-ei-
genschappen worden gegarandeerd. Voor-
al door de veel snellere reactie bij het in-
sturen van een bocht, waarbij het onder-
stuur wordt beperkt.
Het systeem kan met een knop C-fig. 58.
op het dashboard worden ingeschakeld.
De inschakeling wordt aangegeven door
een brandend lampje in de TTC-knop.
Het wordt uitgeschakeld door nogmaals
op de knop te drukken of door de mo-
tor uit te zetten (contactsleutel in stand
STOP). ASR-SYSTEEM
(Antislip Regulation)
Dit systeem is geïntegreerd in het ESP-sys-
teem en grijpt automatisch in als een of
beide aangedreven wielen dreigen door te
slippen, zodat de bestuurder de controle
over de auto kan behouden.
Het ASR-systeem is vooral nuttig onder
de volgende omstandigheden:
❒doorslippen van het binnenste wiel in
bochten, door verandering van de wiel-
belasting of door te felle acceleratie;
❒te hoog vermogen naar de wielen, ook
in samenhang met de condities van het
wegdek;
❒acceleratie op gladde wegen en bij
sneeuw en ijzel;
❒verlies van grip op natte weggedeelten
(aquaplaning).
fig. 58
TTC
C
F0S058Ab
60
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
ELEKTRISCHE/ELEKTRONISCHE
SYSTEMEN MONTEREN
De elektrische/elektronische systemen die
na aankoop van de auto en binnen de af-
tersales-service worden gemonteerd,
moeten voorzien zijn van het merkteken:
Fiat Auto S.p.A. autoriseert de montage
van zend-/ontvangstapparatuur op voor-
waarde dat de montagewerkzaamheden
op de juiste wijze bij een gespecialiseerd
bedrijf worden uitgevoerd, waarbij de aan-
wijzingen van de fabrikant in acht moeten
worden genomen.
BELANGRIJK Als door de montage van
systemen de kenmerken van de auto wor-
den gewijzigd, kan het kentekenbewijs
worden ingenomen door de bevoegde in-
stanties en eventueel de garantie komen
te vervallen bij defecten die veroorzaakt
zijn door de bovengenoemde modificatie
of op defecten die direct of indirect daar-
van het gevolg zijn.
Fiat Auto S.p.A. is op geen enkele wijze
verantwoordelijkheid voor schade die het
gevolg is van de installatie van accessoi-
res die niet door Fiat Auto S.p.A. geleverd
of aanbevolen zijn en die niet conform de
geleverde instructies zijn geïnstalleerd.EXTRA ACCESSOIRES
Als u na aanschaf van uw auto accessoires
wilt monteren die constante voeding no-
dig hebben (diefstalalarm, navigatiesysteem
met anti-diefstalsatellietbewaking enz.), of
accessoires die de elektrische installatie
zwaar belasten, dient u contact op te ne-
men met het Abarth Servicenetwerk. De-
ze kan u de meest geschikte installaties
aanraden uit het Lineaccessori Abarth-
programma en controleren of de elektri-
sche installatie van de auto geschikt is voor
het extra stroomverbruik of dat het nood-
zakelijk is een accu met een grotere ca-
paciteit te monteren.RADIOZENDAPPARATUUR
EN MOBIELE TELEFOONS
Radiozendapparaten (mobiele telefoons,
27 mc en dergelijke) mogen alleen in de
auto worden gebruikt met een aparte an-
tenne aan de buitenkant van de auto.
BELANGRIJK Het gebruik van dergelijke
apparaten in de auto (zonder buitenan-
tenne) kan niet alleen schadelijk zijn voor
de gezondheid van de inzittenden, maar
kan ook storingen in de elektrische sys-
temen van de auto veroorzaken. Hierdoor
wordt de veiligheid in gevaar gebracht.
Bovendien wordt de zend- en ontvangst-
kwaliteit aanzienlijk beperkt door de iso-
lerende eigenschappen van de carrosserie.
Houdt u bij het gebruik van mobiele tele-
foons (GSM, GPRS, UMTS) met het offi-
ciële EU-keurmerk, strikt aan de instruc-
ties die door de fabrikant van de mobiele
telefoon zijn bijgeleverd.
64
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
VEILIGHEID
Als de auto op een steile helling staat, kan
de rolautomaat blokkeren; dit is een nor-
maal verschijnsel. Bovendien blokkeert de
rolautomaat als u de gordel snel uittrekt.
Hij blokkeert ook bij hard remmen, bot-
singen en bij hoge snelheden in bochten.
De achterbank is voorzien van driepunts-
veiligheidsgordels met rolautomaat.
SBR-SYSTEEM
De auto is uitgerust met het SBR-systeem
(Seat Belt Reminder), dat de bestuurder
en de passagier voor op de volgende wij-
ze waarschuwt als de veiligheidsgordel niet
is omgelegd.
❒de eerste 6 seconden gaat lampje
❒de daaropvolgende 90 seconden knip-
pert het lampje
Voor permanente uitschakeling dient u
zich tot het Abarth Servicenetwerk te
wenden.
Het SBR-systeem kan ook via het setup-
menu van het display weer worden geac-
tiveerd.
VEILIGHEIDSGORDELS
GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS fig. 1
Ga goed rechtop zitten, steun tegen de
rugleuning en leg dan de gordel om.
Trek de gordel uit en maak de gordel vast
door de gesp Ain de sluiting Bte druk-
ken, totdat hij hoorbaar blokkeert. Als tij-
dens het uittrekken van de gordel de rol-
automaat blokkeert, laat dan de gordel een
stukje teruglopen en trek de gordel ver-
volgens weer geleidelijk uit.
Druk, om de gordel los te maken, op de
knop C. Begeleid de gordel tijdens het te-
ruglopen om te voorkomen dat de gor-
delband draait. Via de rolautomaat wordt
de lengte van de gordel automatisch aan-
gepast aan het postuur van de drager,
waarbij voldoende bewegingsruimte over-
blijft.
fig. 1F0S060Ab
Druk tijdens het rijden niet
op de knop C.
ATTENTIEBedenk dat achterpassagiers
die geen gordel dragen, tij-
dens een ernstig ongeval niet alleen
zelf aan gevaar worden blootgesteld
maar ook gevaar opleveren voor de
inzittenden voor.
ATTENTIE
79
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
MOTOR STARTEN ............................................................. 80
HANDREM............................................................................. 81
GEBRUIK VAN DE HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK ........................................................... 82
BRANDSTOFBESPARING ................................................. 82
WINTERBANDEN .............................................................. 84
SNEEUWKETTINGEN ....................................................... 85
AUTO LANGERE TIJD STALLEN ................................... 85
S S
T T
A A
R R
T T
E E
N N
E E
N N
R R
I I
J J
D D
E E
N N
Zorg voor een goed onderhoud van de
auto door de controles en registraties die
in het “Geprogrammeerd Onderhouds-
schema“ staan vermeld, te laten uitvoeren.
Banden
Controleer regelmatig, ten minste een
keer per maand, de spanning van de ban-
den: als de spanning te laag is, wordt de
weerstand groter en neemt het verbruik
toe.
Overbodige bagage
Rijd niet met een overbeladen bagage-
ruimte. Het gewicht van de auto (vooral
in stadsverkeer) en de wieluitlijning heb-
ben grote invloed op het brandstofver-
bruik en de stabiliteit.
GEBRUIK VAN DE
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
Om de versnellingen in te schakelen, moet
u het koppelingspedaal geheel intrappen en
vervolgens de versnellingspook in de ge-
wenste stand plaatsen (het schakelschema
staat op de knop van de pook fig. 2).
BELANGRIJK De achteruit kan alleen bij
een stilstaande auto worden ingeschakeld.
Wacht bij een draaiende motor en een ge-
heel ingetrapt koppelingspedaal minstens
2 seconden, voordat u de achteruit in-
schakelt. Hiermee wordt voorkomen dat
de tandwielen beschadigen.
Voor een betere overbrenging van het
motorkoppel kan bovendien het motor-
toerental beperkt worden tot 2700 t/min
tijdens het wegrijden. Als het koppelings-
pedaal is losgelaten en de auto rijdt, wordt
deze toerenbegrenzing uitgeschakeld.
Om de achteruit Rvanuit de vrijstand in
te schakelen, moet u de pook naar rechts
en vervolgens naar achteren plaatsen.
BELANGRIJK Gebruik het koppelingspe-
daal uitsluitend voor het overschakelen.
Laat tijdens het rijden de voet nooit - zelfs
niet licht - op het koppelingspedaal rusten.
Bij uitvoeringen voor bepaalde markten
kan de regelelektronica van het koppe-
lingspedaal een foutief gebruik door de be-
stuurder beschouwen als een storing.
82
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
Laat uw hand tijdens het rij-
den niet op de pookknop rus-
ten omdat door de uitgeoe-
fende druk, ook als deze licht
is, de interne onderdelen van de ver-
snellingsbak na verloop van tijd kunnen
slijten.
Om op de juiste wijze te
schakelen, moet u het kop-
pelingspedaal geheel intrappen.
Daarom mag er niets onder het pe-
daal liggen dat dit kan verhinderen:
let erop dat de vloermatten niet zijn
dubbelgevouwen en zo de slag van de
pedalen kunnen beperken.
ATTENTIE
BRANDSTOF-
BESPARING
Hierna volgen enkele nuttige tips, waar-
door het brandstofverbruik zo laag mo-
gelijk blijft en de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen, zowel CO
2als andere
schadelijke stoffen (stikstofoxiden, onver-
brande koolwaterstoffen, fijn stof (PM)
enz.) zoveel mogelijk beperkt wordt.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
fig. 2
1
23
45
R
24R351
A
F0S77Ab
SNEEUWKETTINGEN
Het gebruik van sneeuwkettingen is af-
hankelijk van de voorschriften van het land
waar wordt gereden.
De sneeuwkettingen mogen alleen op de
voorwielen gemonteerd worden (aange-
dreven wielen).
Controleer na enkele tientallen meters rij-
den of de kettingen nog goed gespannen
zijn. BELANGRIJK Als u winterbanden gebruikt
waarvan de maximum toegestane snelheid
lager is dan de topsnelheid van de auto
(met een marge van 5%), dan dient u in het
interieur van de auto een voor de be-
stuurder duidelijk zichtbaar waarschu-
wingsplaatje te plaatsen met de maximum
toegestane snelheid wanneer met die win-
terbanden wordt gereden (overeenkom-
stig de EU-normen).
Monteer op alle vier de wielen dezelfde ban-
den (zelfde merk en profieldiepte) voor meer
veiligheid tijdens het rijden en remmen en
voor een betere bestuurbaarheid.
Keer de draairichting van de banden niet
om.
85
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
AUTO LANGERE TIJD
STALLEN
Tref de volgende maatregelen als de au-
to enkele maanden niet wordt gebruikt:
❒zet de auto in een overdekte, droge en
goed geventileerde ruimte;
❒schakel een versnelling in;
❒zorg ervoor dat de handrem is aange-
trokken;
❒maak de minkabel los van de accu en
controleer de acculading (zie de para-
graaf “Accu - Acculading en elektrolyt-
niveau controleren” in het hoofdstuk
“Onderhoud en zorg”);
❒maak de gespoten plaatdelen schoon en
behandel ze met een beschermende
was;
Bij winterbanden met de in-
dicatie “Q” mag niet sneller
worden gereden dan 160 km/h, ech-
ter geldende snelheidsbeperkingen
opgenomen in de nationale wegen-
verkeerswetgeving moeten altijd wor-
den gerespecteerd.
ATTENTIE
Beperk de snelheid als u
sneeuwkettingen gebruikt;
rijd niet harder dan 50 km/h. Vermijd
kuilen, stoepranden en andere ob-
stakels en rijd, om de auto en het
wegdek niet te beschadigen, geen lan-
ge stukken op sneeuwvrije wegen.
ATTENTIE
87
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALGEMENE OPMERKINGEN ........................................... 88
TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU ............................... 88
AANGETROKKEN HANDREM ...................................... 88
STORING AIRBAGSYSTEEM ............................................ 88
AIRBAG PASSAGIERSZIJDE UITGESCHAKELD ......... 89
TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR.............. 89
ACCU WORDT NIET VOLDOENDE OPGELADEN 90
STORING ABS ..................................................................... 90
STORING EBD ..................................................................... 90
TE LAGE MOTOROLIEDRUK ......................................... 90
STORING ELEKTRISCHE
STUURBEKRACHTIGING “DUALDRIVE” ................... 91
NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN .......................... 91
STORING INSPUITSYSTEEM
(MULTIJET-UITVOERINGEN) .......................................... 91
STORING MOTORMANAGEMENTSYSTEEM
(EOBD / INSPUITSYSTEEM) ............................................. 91
BRANDSTOFRESERVE ....................................................... 92
STORING ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING - CODE ........................................ 93
MISTACHTERLICHTEN ..................................................... 92
ALGEMENE STORINGSMELDING ................................. 92
STORING MOTOROLIEDRUKSENSOR ....................... 93
INSCHAKELING BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR 93STORING BUITENVERLICHTING ................................. 93
STORING ESP ....................................................................... 93
STORING HILL HOLDER ................................................. 93
BUITENVERLICHTING EN DIMLICHTEN ................... 93
FOLLOW ME HOME .......................................................... 93
MISTLAMPEN VOOR ......................................................... 94
RICHTINGAANWIJZER LINKS ....................................... 94
RICHTINGAANWIJZER RECHTS ................................... 94
INSCHAKELING SPORT-FUNCTIE ............................... 94
GROOTLICHT ..................................................................... 94
KANS OP GLADHEID ....................................................... 94
SNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN ........................... 94
BEPERKTE ACTIERADIUS ................................................ 94
VERSLETEN REMBLOKKEN ............................................. 94
NIET OMGELEGDE VEILIGHEIDSGORDELS................ 94
L L
A A
M M
P P
J J
E E
S S
E E
N N
B B
E E
R R
I I
C C
H H
T T
E E
N N
93
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
Inschakeling
brandstofnoodschakelaar/
brandstofnoodschakelaar niet
beschikbaar
Het lampje gaat branden als de brand-
stofnoodschakeling inschakelt of als de
brandstofnoodschakeling niet beschikbaar
is.
Op het display verschijnt de bijbehorende
melding.
Storing buitenverlichting
Het lampje gaat branden als er een storing
is geconstateerd in de buitenverlichting.BUITENVERLICHTING
EN DIMLICHTEN
(groen)
FOLLOW ME HOME
(groen)
Buitenverlichting en dimlichten
Het lampje gaat branden als de buiten-
verlichting of het dimlicht wordt inge-
schakeld.
Follow me home
Het lampje gaat branden als dit systeem
wordt gebruikt (zie “Follow me home” in
het hoofdstuk “Wegwijs in uw auto”).
Op het display verschijnt de bijbehorende
melding.
3
STORING ESP-
SYSTEEM/
STORING HILL
HOLDER (geel)
Storing ESP-systeem
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na enke-
le seconden moet het lampje doven.
Als het lampje niet dooft of tijdens het rij-
den blijft branden, wendt u dan tot het
Abarth Servicenetwerk.
Op het display verschijnt de bijbehorende
melding.
OpmerkingAls het lampje knippert tij-
dens het rijden, dan geeft dit aan dat het
ESP in werking is getreden.
Storing Hill Holder
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na enke-
le seconden moet het lampje doven.
Als het lampje gaat branden, is er een sto-
ring in het Hill Holder-systeem. Wendt u
in dat geval zo snel mogelijk tot het Abarth
Servicenetwerk.
Op het display verschijnt de bijbehorende
melding.
á