189
Als de bovenstaande
voorzorgsmaatregelen niet
in acht worden genomen,
kan ernstige schade aan de auto-
matische versnellingsbak worden
toegebracht.
De auto mag slechts over korte af-
standen en met lage snelheid ge-
sleept worden: indien over een
langere afstand wordt gesleept,
moet dit gebeuren met de aange-
dreven wielen los van de grond,
zodat de versnellingsbak tijdens
het slepen niet wordt aangedreven.
SLEPEN VAN DE AUTO
BELANGRIJK Houdt u bij het sle-
pen van de auto aan de wettelijke be-
palingen en aan de aanwijzingen in
het hoofdstuk “Noodgevallen”.
Bij het slepen moeten de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht worden
genomen:
– vervoer de auto, indien mogelijk,
op de laadvloer van een bergingsauto;
– als er geen bergingsauto beschik-
baar is, moet de auto met de aange-
dreven wielen (voorwielen) los van de
grond gesleept worden;
– als ook deze oplossing onmogelijk
is, kan de auto over een afstand van
maximaal 50 km en met een snelheid
lager dan 50 km/h, gesleept worden.
De auto mag uitsluitend worden ge-
sleept als de versnellingspook in stand
N staat. Voordat u de auto gaat
slepen, moet de automati-
sche handrem worden uit-
geschakeld op de manier die be-
schreven staat in de betreffende
paragraaf. Laat de CID (indien
aanwezig) van het herkennings-
systeem (Keyless System) in het in-
terieur om te voorkomen dat het
stuurslot vergrendelt. Start de mo-
tor niet als de auto wordt gesleept.
ESP EN ASR
ESP-SYSTEEM (ELECTRONIC
STABILITY PROGRAM):
ALGEMENE INFORMATIE
Het ESP-systeem is een elektronisch
geregeld systeem dat de stabiliteit van
de auto bewaakt door het motorkop-
pel en de remwerking op de wielen af-
zonderlijk te regelen als de wielen hun
grip verliezen, waardoor de auto be-
ter op koers blijft.
Tijdens de rit is de auto onderwor-
pen aan zijwaartse krachten en krach-
ten in de lengterichting, die door de
bestuurder kunnen worden gecontro-
leerd, totdat de banden de grip ver-
liezen; als dit gebeurt, dan wijkt de
auto af van de door de bestuurder ge-
wenste koers.
Vooral als op een onregelmatig weg-
dek wordt gereden (klinkers, nat, be-
ijzeld of modderig wegdek), kan de
grip van de banden te gering zijn en
kan het gebeuren dat de auto uit
koers raakt (overstuur, onderstuur).
190
Het ESP-systeem beïnvloedt de mo-
tor en de remmen, waardoor een sta-
biel koppel wordt geleverd als de sen-
soren de omstandigheden signaleren
waarin de auto kan gaan slippen.
De prestaties van het sys-
teem vergroten in principe
de actieve veiligheid, maar
mogen de bestuurder er niet toe
verleiden onnodige en onverant-
woorde risico’s te nemen. De
rijstijl moet altijd zijn aangepast
aan het wegdek, het zicht en het
verkeer. De verantwoordelijkheid
voor de verkeersveiligheid ligt al-
tijd en overal bij de bestuurder
van de auto.
Het ESP-systeem helpt de be-
stuurder de auto onder controle te
houden als de grip van de banden
onvoldoende is. De krachten die
het ESP-systeem regelt om de sta-
biliteit van de auto te handhaven,
zijn altijd afhankelijk van de grip
tussen band en wegdek. WERKING VAN HET ESP-
SYSTEEM
Het ESP-systeem wordt automatisch
ingeschakeld als de motor wordt ge-
start en kan niet worden uitgescha-
keld. Het ASR-systeem kan echter
worden uitgeschakeld door op de be-
treffende knop op de middenconsole
te drukken.
De belangrijkste componenten van
het ESP-systeem zijn:
– een elektronische regeleenheid die
de signalen van de sensoren verwerkt
en de best mogelijke regeling uitvoert
door de inspuitventielen en de rege-
leenheid van de motor te bedienen;
– een stuurhoeksensor;
– vier sensoren die de draaisnelheid
van elk wiel meten;
– een gierhoeksensor die de ver-
draaiing om de verticale as van de
auto meet;
– een dwarsversnellingsensor die de
zijwaartse versnelling meet (centrifu-
gaalkracht). Het hart van het ESP-systeem is een
gierhoeksensor (afkomstig uit de
luchtvaart) die de draaiing van de
auto om de verticale as meet. De cen-
trifugale krachten die worden ge-
creëerd als de auto een bocht neemt,
worden gemeten met een dwarsver-
snellingsensor met een hoge gevoelig-
heid.
De stabiliserende werking van het
ESP-systeem is gebaseerd op de bere-
keningen die de ESP-regeleenheid uit-
voert. Deze verwerkt de ontvangen
signalen van de stuurhoeksensor, de
dwarsversnellingsensor en de snel-
heidssensor bij elk wiel. Dankzij deze
signalen kan de regeleenheid de uit-
komst voorspellen van de handelin-
gen die de bestuurder uitvoert bij het
draaien aan het stuur.
Deze stand wordt vergeleken met de
richting waarin de bestuurder de auto
wil sturen. Als deze niet met elkaar
overeenstemmen, dan kiest de regel-
eenheid in een fractie van een seconde
de meest geschikte ingrepen om de
auto op koers te houden: één of meer
wielen met een voor ieder wiel afzon-
derlijke kracht worden afgeremd en
het motorkoppel wordt, indien nodig,
191
Voor de juiste werking
van het ESP, ASR en ABS
is het noodzakelijk dat de
banden van alle wielen van het-
zelfde merk en type zijn. De ban-
den moeten in perfecte conditie en
altijd van het voorgeschreven type,
merk en afmetingen zijn. verlaagd. De ingrepen worden door-
lopend aangepast en uitgevoerd, zo-
dat de door de bestuurder gewenste
richting wordt aangehouden.
De werking van het ESP-systeem
verhoogt de actieve veiligheid van de
auto aanzienlijk onder veel kritische
omstandigheden en is vooral nuttig bij
het inhalen, als de grip van het weg-
dek wisselt. ASR-SYSTEEM (ANTISLIP
REGULATION)
Algemene informatie
Het ASR-systeem is geïntegreerd in
het ESP-systeem. Het ASR controleert
de trekkracht van de auto en grijpt
automatisch in als één of beide aan-
gedreven wielen dreigen door te slip-
pen, waardoor de auto stabiel blijft en
slijtage van de banden wordt voorko-
men.
Afhankelijk van de oorzaak van het
doorslippen, worden twee verschil-
lende controlesystemen ingeschakeld:
– als het doorslippen van beide aan-
gedreven wielen wordt veroorzaakt
door een te hoog motorvermogen, ver-
mindert het ASR het motorvermogen;
– als slechts één aangedreven wiel
dreigt door te slippen, zorgt het ASR-
systeem ervoor dat het wiel automa-
tisch wordt afgeremd. Het effect is
hetzelfde als dat van een sperdiffe-
rentieel. Het ASR is vooral nuttig onder de
volgende omstandigheden:
– doorslippen van het binnenste wiel
in bochten, door verandering van de
wielbelasting of door te felle accelera-
tie;
– te hoog vermogen naar de wielen,
ook in samenhang met de condities
van het wegdek;
– acceleratie op gladde wegen en bij
sneeuw en ijzel;
– verlies van grip op natte wegge-
deelten (aquaplaning).
ASR INSCHAKELEN
Het ASR-systeem schakelt automa-
tisch in als de motor wordt gestart.
Tijdens het rijden kan het systeem
worden uit- of ingeschakeld door
schakelaar A(fig. 135) op de mid-
denconsole in te drukken.
Als het systeem wordt ingeschakeld,
gaat op het multifunctionele display
het symbool Vbranden en verschijnt
het bericht “ASR INGESCHAKELD”.
Als het systeem wordt uitgeschakeld,
gaat op het multifunctionele display
192
het symbool Vbranden en verschijnt
het bericht “ASR UITGESCHA-
KELD”.
Als het systeem wordt uitgeschakeld,
gaat het lampje Bop de schakelaar
branden. Als het systeem tijdens het
rijden wordt uitgeschakeld, schakelt
het als de auto opnieuw wordt gestart
automatisch weer in.
BELANGRIJK Schakel het ASR-
systeem uit als u met sneeuwkettin-
gen rijdt: onder deze omstandigheden
levert het doorslaan van de aangedre-
ven wielen juist meer trekkracht op. MSR-SYSTEEM
(TRACTIEREGELING)
De auto is uitgerust met een systeem
dat geïntegreerd is in het ASR en dat
bij bruusk terugschakelen het motor-
koppel verhoogt, zodat overmatige
vertraging van de aangedreven wielen
wordt voorkomen. Dit heeft vooral
voordelen op een wegdek met weinig
grip, waarop de stabiliteit van de auto
snel verloren kan gaan.
INSCHAKELING VAN HET ESP-
SYSTEEM
Als het ESP-systeem inschakelt, gaat
het lampje áop het instrumentenpa-
neel knipperen, om de bestuurder er
op te wijzen dat de auto de stabiliteit
en de grip dreigt te verliezen.
STORINGSMELDINGEN IN HET
ESP- EN ASR-SYSTEEM
Bij storingen worden het ESP en
ASR automatisch uitgeschakeld en
gaat het symbool ábranden en ver-
schijnt het bericht “DEFECT IN
ESP” op het multifunctionele display. Bovendien gaat het lampje
Bop de
ASR-knop branden.
Als de storing alleen het ESP betreft,
gaat het symbool ábranden en ver-
schijnt het bericht “DEFECT IN
ESP” op het multifunctionele display,
terwijl het lampje op knop Bgedoofd
blijft en de werking van het ASR be-
schikbaar blijft.
Als daarentegen de storing alleen het
ASR betreft, worden beide systemen
uitgeschakeld en gaat het symbool á
branden en verschijnt het bericht
“DEFECT IN ESP” op het multi-
functionele display. Bovendien gaat
het lampje Bop de ASR-knop bran-
den.
Als er een storing is in het ESP of
ASR, gedraagt de auto zich hetzelfde
als uitvoeringen die niet met deze sys-
temen zijn uitgerust: wendt u echter
zo snel mogelijk tot de Lancia-
dealer.
fig. 135
L0A0243b
193
In de tabel hierna staat voor de verschillende gebruiksomstandigheden, de door de lampjes geleverde informatie vermeld.
Gebruiksomstandigheden of storing
Starten van de motor
(sleutel in stand MARdraaien)
Rijden
onder normale
Rijden
op wegen met
Storing in ASR
Storing in ESP
Status van het systeem
Controle van de lampjes(check)
ASR beschikbaar
ESP beschikbaar
ASR niet beschikbaar
ESP beschikbaar
ASR actief
ESP actief
ASR niet beschikbaar
ESP actief
ASR en ESP niet beschikbaar
ASR beschikbaar
ESP beschikbaar
ASR ingescha-
keld
ASR handmatig
uitgeschakeld
ASR ingescha-
keld
ASR handmatig
uitgeschakeld ASR-lampje op knop
Brandt ongeveer 3 seconden
Gedoofd
Brandt
Gedoofd
Brandt
Gedoofd
Gedoofd
REGELEENHEID ESP-SYSTEEM INITIALISEREN
Iedere keer als de accu wordt losgekoppeld en daarna weer wordt vastgekoppeld of de accu wordt opgeladen als deze
volledig leeg was of na het vervangen van een zekering, moet voor een correcte werking van de portiervergrendeling, de
klimaatregeling en het ESP-systeem, de handelingen voor het initialiseren worden uitgevoerd die in de paragraaf “Accu
loskoppelen” in het hoofdstuk “Noodgevallen” vermeld staan.
ESP-lampje op het instru-mentenpaneel
Brandt ongeveer 4 seconden
Gedoofd
Gedoofd
Knippert
Knippert
Brandt
Brandt
weinig grip omstandigheden
203
Wij raden u aan de adap-
tieve cruise-control alleen
in te schakelen als de ver-
keersomstandigheden en de condi-
tie van de weg dit veilig toestaan;
d.w.z.: op rechte, droge wegen en
autosnelwegen die in goede condi-
tie verkeren en met een rustig ver-
keersbeeld. Schakel het systeem
nooit in de stad of in druk verkeer
in. Als u een bocht nadert, kan het
nodig zijn de ingestelde snelheid te
verminderen of het systeem uit te
schakelen door het rempedaal in te
trappen.
Het rempedaal wordt
door de adaptieve cruise-
control bediend: plaats
uw voet daarom niet onder het
pedaal. BELANGRIJK
De adaptieve crui-
se-control kan alleen worden inge-
schakeld als de snelheid van de auto
tussen de 30 en 160 km/h ligt.
De adaptieve cruise-control schakelt
automatisch uit bij het in werking tre-
den van de volgende systemen: ABS,
ASR, MSR en ESP. Bovendien schakelt
het systeem uit bij het inschakelen van
de achteruit, van de vrijstand en bij de
bediening van de handrem.
Bij een storing of een
afwijkende werking van
de adaptieve cruise-con-
trol, moet draaiknop A in stand
OFF worden gezet en dient u zich
tot de Lancia-dealer te wenden.
Draaiknop A kan permanent in
een andere stand dan OFF blijven
staan, zonder risico op beschadi-
ging van het systeem. Het is ech-
ter raadzaam het systeem uit te
schakelen als het niet gebruikt
wordt. Zet draaiknop A in stand
OFF, zodat het per ongeluk
opslaan van snelheden wordt
voorkomen.PARKEERSEN-
SOREN
De parkeersensoren leveren de
bestuurder bij het inparkeren infor-
matie over de afstand tot obstakels
voor en achter de auto.
De informatie over de aanwezig-
heid van en de afstand tot obstakels
wordt aan de bestuurder doorgege-
ven door middel van geluidssigna-
len. De frequentie van deze geluids-
signalen is afhankelijk van de
afstand tot de obstakels.
Door de informatie die verkregen
wordt door de eigen waarneming en
de geluidssignalen die het systeem
uitzendt, kan de bestuurder eventu-
ele botsingen voorkomen.
fig. 138
L0A0330b
232
fig. 196
L0A0094b
Nadat u de lading in de bescherming
heeft geplaatst, moet u deze met de
riem vastbinden om te voorkomen dat
de lading gaat schuiven bij hard rem-
men of ongelukken.
Bescherming met lading bevestigen:
1) Leg de riem van de bescherming
om de armsteun.
2) Trek de riem aan door aan het
uiteinde te trekken terwijl u de gesp
A (fig. 194 ) vasthoudt. 3
) Maak de lading vast door de gesp
van de riem A (fig. 195) in de sluiting
van de middelste veiligheidsgordel
achter te bevestigen. Bescherming met lading losmaken:
1
) Maak de riem los door op de
knop van de sluiting van de veilig-
heidsgordel te drukken.
2) Maak de riem losser door hem
door de gesp A (fig. 196) te laten lo-
pen terwijl u op knop Bdrukt.
3 ) Haal de riem van de bescherming
van de armsteun af en plaats hem op
de juiste wijze in de zitting
Sluit de klepjes door ze in hun zit-
ting te drukken totdat ze vastklikken.
fig. 194
L0A0093b
fig. 195
L0A0095b
243
AUTORADIO
De auto is uitgerust met een com-
pleet audiosysteem. Het systeem be-
staat uit:
– een RDS-TMC radio geïntegreerd
in het CONNECT-systeem
– een CD-speler voor audio- CD’s en
navigatie-CD-ROM’s A(fig. 206) op
het dashboard
– een audio-cassettespeler Bop het
dashboard – een CD-wisselaar
C(fig. 207) in
het dashboardkastje (indien aanwezig)
– een BOSE hifi-audiosysteem (in-
dien aanwezig).
De instructies voor het gebruik van
de radio, CD-speler en CD-wisselaar
zijn beschreven in het supplement van
het CONNECT dat bij de auto gele-
verd wordt. LUIDSPREKERS
Luidsprekers voor (fig. 208)
De luidsprekers A
bevinden zich in
de voorportieren.
fig. 206
L0A0210b
fig. 207
L0A0217b
fig. 208
L0A0215b