Geachte cliënt,
Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Ducato.
Wij hebben dit boekje samengesteld om u de kwaliteiten van deze auto volledig te laten benutten.
Wij raden u aan alle hoofdstukken door te lezen voordat u voor de eerste keer met de auto gaat rijden. Dit instructieboekje bevat
informatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de technische kwaliteiten van uw Fiat Ducato volledig te benutten.
Wij raden u aan om de aanwijzingen en tips bij de symbolen onder aan de pagina aandachtig te lezen:
veiligheid van de inzittenden;
conditie van de auto;
bescherming van het milieu.
In de de “Service- en garantiehandleiding” vindt u naast het schema voor het geprogrammeerd onderhoud:
❒het garantiecertificaat en de bijbehorende voorwaarden
❒een overzicht van de speciale aanvullende service voor cliënten.
Veel leesplezier en goede reis!
Hoewel in dit instructieboekje alle uitvoeringen van de Fiat Ducato beschreven worden,
dient u zich aan de informatie te houden met betrekking tot de uitrusting, de motoruitvoering en
het model van de auto die u gekocht hebt.
4
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING DASHBOARD EN BEDIENING ....................................... 5
SYMBOLEN ........................................................................... 6
FIAT CODE ........................................................................... 6
DE SLEUTELS ........................................................................ 8
DIEFSTALALARM................................................................. 13
START-/CONTACTSLOT ................................................. 15
INSTRUMENTENPANEEL ................................................. 16
INSTRUMENTEN ................................................................ 17
DIGITAAL DISPLAY ............................................................ 20
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY ..................................... 26
TRIP COMPUTER ................................................................ 35
ZITPLAATSEN ...................................................................... 37
HOOFDSTEUNEN .............................................................. 43
STUURWIEL ......................................................................... 44
SPIEGELS ................................................................................ 45
VERWARMING EN VENTILATIE .................................... 47
AIRCONDITIONING, HANDBEDIEND ....................... 51
AIRCONDITIONING, AUTOMATISCH........................ 55
EXTRA VERWARMING .....................................................65
AUTONOME EXTRA VERWARMING........................... 66
EXTRA VERWARMING ACHTER ...................................72
EXTRA AIRCONDITIONING ACHTER........................ 73
BUITENVERLICHTING ...................................................... 74
RUITEN REINIGEN ............................................................. 77CRUISE-CONTROL ............................................................ 79
PLAFONDVERLICHTING ................................................. 81
BEDIENINGSORGANEN .................................................. 82
NOODSCHAKELAAR VOOR ONDERBREKING
BRANDSTOFTOEVOER
EN ELEKTRISCHE VOEDING........................................... 84
INTERIEURUITRUSTING ...................................................85
TACHOGRAAF..................................................................... 91
PORTIEREN .......................................................................... 92
RUITBEDIENING ................................................................. 97
MOTORKAP ......................................................................... 98
IMPERIAAL/SKIDRAGER ................................................... 100
KOPLAMPEN ........................................................................ 101
ABS ..........................................................................................102
ESP-SYSTEEM ........................................................................ 103
EOBD-SYSTEEM ................................................................... 106
PARKEERSENSOREN ......................................................... 107
AUTORADIO ....................................................................... 108
EXTRA ACCESSOIRES ....................................................... 109
TANKEN MET DE FIAT DUCATO ................................ 110
BESCHERMING VAN HET MILIEU ................................. 112
ROETFILTER (DPF).............................................................. 112
D
D D D
A A A A
S S S S
H H H H
B B B B
O O O O
A A A A
R R R R
D D D D
E E E E
N N N N
B B B B
E E E E
D D D D
I I I I
E E E E
N N N N
I I I I
N N N N
G G G G
Dag
JaarMaand
Deutsch
Français
English
Español
Italiano
Nederlands
Português Bijvoorbeeld:
fig. 21 Bijvoorbeeld:
Druk kort op de knop MODEom vanuit het beginscherm
te navigeren. Druk op de knop ▲of ▼om in het menu
te navigeren.
OpmerkingAls de auto rijdt, is om veiligheidsredenen
alleen een beperkt menu (“Beep Snelheid” instellen) toe-
gankelijk. Als de auto stilstaat is het uitgebreide menu
toegankelijk.
F0N1000i
Knop MODE
kort indruk-
ken
▲
▼
MENU VERLATENBEEP SNELHEIDSCHEMERSENSOR
TIJD INSTELLEN
DATUM INSTELLEN
ZIE RADIO
AUTOCLOSE
MEETEENHEID
TAAL VOLUME WAARSCHUWINGEN VOL. TOETSEN BUZZ. GORDELS (
*) SERVICEBAG PASSAGIER
(*) Functie wordt alleen weergegeven als het SBR-systeem door de Fiat-dealer is uitgeschakeld.
GEGEVENS TRIP B
Knop MODE
kort indrukken
28
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
▲
▼▲
▼▲
▼
▲
▼
▲ ▼
▲ ▼ ▲
▼
▲
▼
▲
▼
▲▼
▲▼
▲▼
▲▼▼
▲
40
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Rugleuning verstellen
Bedien de hendel A-fig. 29.
Hoogteverstelling fig. 29
Met de knop Bof Ckan respectievelijk de
voorzijde/achterzijde van de stoel worden
verhoogd/verlaagd.
Stoel draaien
De stoel kan 180° gedraaid worden in de
richting van de stoel aan de andere zijde
en ongeveer 35° naar het portier. De stoel
kan zowel in de rijrichting als 180° ge-
draaid vergrendeld worden.
fig. 29F0N0174m
fig. 30aF0N0175m
fig. 30bF0N0213m
De stoel kan gedraaid worden met de
hendel D-fig. 30a(op de rechterzijde van
de stoel).
Voordat u de stoel draait, moet de stoel
naar voren zijn geschoven en pas daarna
in lengterichting worden versteld fig. 27a.
Stoelverwarming fig. 30b
(indien aanwezig)
Druk met de sleutel in stand MARop de
knop Eom de functie in of uit te schake-
len.
Zorg dat de stoel in de rij-
richting vergrendeld is voor-
dat u de auto start.
ATTENTIE
TAFEL OP BANK (indien
aanwezig) fig. 30c
De zitplaats is uitgerust met een uitklap-
baar tafeltje.
Trek voor gebruik aan het lipje Aen klap
de tafel neer.
De tafel is voorzien van twee bekerhou-
ders en een steunvlak met kaartenklem.
fig. 30cF0N0149m
Plaats geen zware voorwer-
pen op het tafeltje als de
auto in beweging is, omdat deze voor-
werpen bij bruusk remmen of een bot-
sing de inzittenden kunnen raken en
ernstig letsel veroorzaken.
ATTENTIE
58
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BEDIENINGSKNOPPEN
Draaiknop
regeling
luchttemperatuur
(I)
Als u de draaiknop rechts- of linksom
draait, wordt de gewenste interieur-
temperatuur verhoogd of verlaagd.
De ingestelde temperatuur wordt op het
display weergegeven.
Als u de knop helemaal naar rechts of he-
lemaal naar links draait, tot aan de uiter-
ste waarden HI of LO, wordt respectie-
velijk de functie van de maximale verwar-
ming of de maximale koeling ingeschakeld:
❒Functie HI (maximale verwarming):
wordt ingeschakeld als de draaiknop van
de temperatuur naar rechts wordt ge-
draaid, voorbij de maximale waarde (32
°C). Deze functie kan worden ingeschakeld als
u het interieur wilt verwarmen, waarbij
maximaal van het vermogen van het sys-
teem gebruik wordt gemaakt. Als deze
functie wordt ingeschakeld, wordt de tem-
peratuur niet meer automatisch geregeld;
de lucht wordt maximaal verwarmd en de
aanjagersnelheid en de luchtverdeling wor-
den door het systeem bepaald.
Als de motorkoelvloeistof niet warm ge-
noeg is, schakelt het systeem niet onmid-
dellijk de maximale aanjagersnelheid in, om
de toevoer van te koude lucht in het in-
terieur te beperken.
Als deze functie is ingeschakeld, zijn alle
handmatige instellingen toegestaan.Voor het uitschakelen van de functie is het
voldoende om de draaiknop voor de tem-
peratuur naar links te draaien en de ge-
wenste temperatuur in te stellen.
❒Functie LO (maximale koeling):
wordt ingeschakeld als de draaiknop van
de temperatuur naar links wordt gedraaid,
voorbij de minimale waarde (16 °C).
Deze functie kan worden ingeschakeld als
u het interieur wilt koelen, waarbij maxi-
maal van het vermogen van het systeem
gebruik wordt gemaakt. Als deze functie
wordt ingeschakeld, wordt de tempera-
tuur niet meer automatisch geregeld; de
lucht wordt maximaal gekoeld en de aan-
jagersnelheid en de luchtverdeling worden
door het systeem bepaald. Als deze func-
tie is ingeschakeld, zijn alle handmatige in-
stellingen toegestaan.
Voor het uitschakelen van de functie is het
voldoende om de draaiknop voor de tem-
peratuur naar rechts te draaien en de ge-
wenste temperatuur in te stellen.
80
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
OPGESLAGEN SNELHEID
VERHOGEN
Dit kan op twee manieren:
❒trap het gaspedaal in en sla vervolgens
de nieuwe snelheid op;
of
❒plaats de hendel omhoog (+).
Telkens als de hendel wordt bediend,
wordt de snelheid iets verhoogd (onge-
veer 1 km/h). Als de hendel omhoog
wordt gehouden, verandert de snelheid
traploos.
OPGESLAGEN SNELHEID
VERLAGEN
Dit kan op twee manieren:
❒schakel het systeem uit en sla vervol-
gens de nieuwe snelheid op;
of
❒plaats de hendel omlaag (–) totdat de
nieuwe snelheid is bereikt die auto-
matisch wordt opgeslagen.
Telkens als de hendel wordt bediend,
wordt de snelheid iets verlaagd (ongeveer
1 km/h). Als de hendel omlaag wordt ge-
houden, verandert de snelheid traploos.
SYSTEEM UITSCHAKELEN
Het systeem kan als volgt door de be-
stuurder worden uitgeschakeld:
❒door de draaiknop Ain stand OFF te
draaien;
❒door de motor uit te zetten;
❒door het rempedaal in te trappen of
de handrem aan te trekken;
❒door het koppelingspedaal in te trap-
pen;
❒door een verzoek tot sequentieel
schakelen bij automatische versnel-
lingsbak;
❒als de snelheid van de auto onder de
vastgestelde limiet komt;
❒door het gaspedaal in te trappen; in dit
geval wordt het systeem niet werke-
lijk uitgeschakeld, maar heeft het ac-
celeratie-verzoek voorrang op het sys-
teem; de cruise-control blijft inge-
schakeld en het systeem stelt, na de
acceleratie, de hiervoor opgeslagen
snelheid weer in, zonder dat de knop
REShoeft te worden ingedrukt.Het systeem schakelt in de volgende ge-
vallen automatisch uit:
❒als het ABS of ESP in werking treedt;
❒als er een storing in het systeem is.
Als de cruise-control tijdens
het rijden is ingeschakeld,
zet dan nooit de versnellingspook in
de vrijstand.
Bij een storing of een afwij-
kende werking van de cruise-
control, moet de draaiknop A in stand
OFF worden gezet. Laat het systeem,
na controle van de zekering, door de
Fiat-dealer controleren.
ATTENTIE
ATTENTIE
90
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
De monitor is voorzien van toetsen
(On/Off, lichtsterkte, achtergrondverlich-
ting); om de monitor te gebruiken moet u
de ontgrendelknop bedienen en de mo-
nitor uitklappen.
De monitor geeft een gespiegelde weer-
gave (“mirror”) van het zicht naar achte-
ren. Als de monitor niet gebruikt wordt,
kan deze worden ingeklapt bij het boven-
ste dashboardkastje.
INSCHAKELING
Het systeem schakelt in als de contact-
sleutel in het contactslot zit en u de ach-
teruit inschakelt of als u de betreffende
toets indrukt; als de auto in beweging is,
bijvoorbeeld tijdens achteruitrijden, werkt
het systeem tot een snelheid van ongeveer
15 km/h en schakelt uit als de snelheid bo-
ven ongeveer 18 km/h komt. Als de ach-
teruit wordt uitgeschakeld, wordt het
beeld nog ongeveer 5 seconden op de mo-
nitor weergegeven. ALGEMENE OPMERKINGEN
Gezichtsveld
Het gezichtsveld kan variëren afhankelijk
van de stand van de auto (bijv. een volbe-
laden auto), afhankelijk van de specificaties
van de auto en afhankelijk van de weers-
omstandigheden (helder, regen, sneeuw en
mist); bij weinig buitenlicht of bij een vol-
beladen auto, kan het gezichtsveld beperkt
zijn.
Het gebied dat de camera bestrijkt, is on-
geveer 3 m lang en maximaal 5,5 m breed
fig. 105.
fig. 104F0N0214mfig. 105F0N0215m
Aanwijzingen voor het gebruik
Als de lens van de videocamera vuil is of
met ijzel is bedekt (aan de buitenzijde), rei-
nig de lens dan met een zachte doek. Ge-
bruik absoluut geen andere voorwerpen
voor het reinigen van de lens, om kras-
sen te voorkomen.
Ook voor het reinigen van de monitor is
het raadzaam een zachte, droge doek te
gebruiken. Stof kan van de monitor wor-
den verwijderd met een daarvoor ge-
schikte zachte kwast. Gebruik geen enkel
oplosmiddel voor het reinigen.
Bij een ongeval kan het glas van de moni-
tor breken. Raak in dit geval de vloeistof
die er uitstroomt niet aan. Mocht dit toch
gebeuren, was dan snel de verontreinig-
de delen met water en zeep.
103
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BRAKE ASSIST (remregeling bij
noodstops geïntegreerd in ESP)
(indien aanwezig)
Dit systeem, dat niet kan worden uitge-
schakeld, herkent noodstops (op basis van
de snelheid waarmee het rempedaal
wordt ingetrapt) en verhoogt de druk in
het remcircuit aanzienlijk, waardoor snel-
ler en krachtiger door het systeem wordt
geremd.
De Brake Assist wordt bij uitvoeringen die
zijn uitgerust met ESP, uitgeschakeld bij
een storing in het ESP (lampje
ábrandt
en er verschijnt een bericht op het multi-
functionele display - indien aanwezig).
ESP-SYSTEEM
(Electronic Stability
Program) (indien
aanwezig)
Dit systeem bewaakt de stabiliteit van de
auto als de wielen hun grip verliezen,
waardoor de auto beter op koers blijft.
De werking van het ESP is uitermate nuttig
als de grip op het wegdek wisselt.
Naast het ESP-, ASR- en Hill Holder-sys-
teem beschikt de auto ook over MSR (re-
geling van het afremmen op de motor tij-
dens terugschakelen) en HBA (automati-
sche remdrukverhoger bij noodstops) (in-
dien aanwezig).
ACTIVERING VAN HET
SYSTEEM
Bij activering gaat het lampje
áop het in-
strumentenpaneel knipperen, om de be-
stuurder er op te wijzen dat de auto de
stabiliteit en de grip dreigt te verliezen.Als het ABS in werking
treedt, merkt u dat aan een
trilling in het rempedaal. Verlaag de
remdruk niet maar houd het rempe-
daal juist goed ingetrapt; op deze ma-
nier hebt u de kortste remweg in re-
latie tot de conditie van het wegdek.
ATTENTIE
Storing in EBD
Bij een storing branden de waarschu-
wingslampjes
>en xop het instru-
mentenpaneel en verschijnt er een bericht
(indien aanwezig) op het multifunctionele
display (zie het hoofdstuk “Lampjes en be-
richten”).
In dit geval kunnen bij krachtig remmen de
achterwielen vroegtijdig blokkeren waar-
door de auto kan slippen. Rijd zeer voor-
zichtig naar de dichtstbijzijnde Fiat-dealer
om het systeem te laten controleren.
Als alleen het waarschu-
wingslampje xop het
instrumentenpaneel gaat branden
(op het multifunctionele display ver-
schijnt ook een bericht - indien aan-
wezig), stop dan onmiddellijk en
wendt u tot de Fiat-dealer. Als er
vloeistof lekt uit het hydraulische sys-
teem, wordt de werking van zowel het
conventionele remsysteem als het
ABS in gevaar gebracht.
ATTENTIE