Page 4 of 173

InhoudMaak eveneens gebruik van het
trefwoordenregister achter in de-
ze handleiding, om een bepaald
onderwerp snel te kunnen vin-
den.
1 Algemene aanwijzin-gen ......................... 5
Overzicht . ..................... 6
Afkortingen en symbolen . . . . . . 6
Uitrusting . ..................... 7
Technische gegevens . . . . . . . . . 7
Actualiteit ..................... 7
2 Overzichten . . . . . . . . . . . . . . . 9
Linker zijaanzicht ............. 11
Rechter zijaanzicht . . ......... 13
Onder de buddyseat ......... 15
Stuurhendel, links . . . ......... 16
Stuurhendel, rechts . ......... 17
Instrumentenpaneel . ......... 18
Koplamp . .................... 19 3 Aanduidingen . . . . . . . . . . . 21
Standaardweergaven
......... 22
Weergaven met boordcom-
puter
SU
...................... 24
Weergaven met bandenspan-
ningscontrole RDC
SU
........ 24
Weergaven met buddyseat-
verwarming
SU
................ 25
Controlelamp met snelheids-
regeling
SU.................... 25
Standaard waarschuwin-
gen........................... 25
Waarschuwingen van de
boordcomputer
SU
............ 31
ABS-waarschuwingen . . . . . . . . 33
ASC-waarschuwingen
SU
..... 36
RDC-waarschuwingen
SU
..... 38
DWA-waarschuwingenSU
.... 43
4 Bediening . . . . . . . . . . . . . . . 47
Contact-/stuurslot . . . ......... 49
Elektronische wegrijbeveili-
ging . . . . . . .................... 50
Klok . . . . . . .................... 51
Kilometerteller . . . ............. 51 Multifunctioneel display . . . . . . 53
Boordcomputer
SU............ 53
Bandenspanningscontrole
RDC
SU
....................... 57
Verlichting .................... 58
Richtingaanwijzers . . . ......... 59
Waarschuwingsknipperlichtin-
stallatie . . . .................... 60
Noodstopschakelaar . ......... 61
Handvatverwarming
SU........ 62
BuddyseatverwarmingSU
..... 63
Automatische stabiliteitsrege-
ling ASC
SU................... 64
Zithoogte . .................... 65
Kuipruit . . . .................... 66
Snelheidsregeling
SU.......... 66
Opbergvak . . . . . . ............. 69
Koppeling .................... 69
Rem.......................... 70
Stuur . . . . . .................... 70
Spiegels . . .................... 71
Veervoorspanning . . . ......... 71
Demping . .................... 72
Page 20 of 173
Instrumentenpaneel1Snelheidsmeter
2 Controlelampen ( 22)
3 Multifunctioneel display
( 22)
4 Toerenteller
5 Controlelamp diefstalbeveili-
gingsinstallatie (SU)
6 Klok instellen ( 51)
Dimmer instellen ( 53)
7 Kilometerteller selecteren
( 51)
Dagteller terugzetten
( 52)
8 Sensor instrumentenverlich-
ting
De verlichting van het in-
strumentenpaneel is met
een automatische dag-/nachtom-
schakeling uitgerust.
218zOverzichten
Page 24 of 173
StandaardweergavenMultifunctioneel display1Benzinevoorraad ( 22)
2 Versnellingsindicatie
( 22)
3 Koelvloeistoftemperatuur
( 22)
4 Klok ( 51)
5 Kilometertotaalteller
6 Dagteller ( 51)
Controlelampen1Richtingaanwijzers links
2 Grootlicht
3 Stationair
4 Richtingaanwijzers rechtsBenzinevoorraad
De kolom onder het
pompsymbool geeft de
resterende hoeveelheid benzine
aan.
Na het tanken wordt nog gedu-
rende korte tijd het vorige peil
weergegeven, voordat de weer-
gave wordt geactualiseerd.
Versnellingsindicatie
De ingeschakelde versnel-
ling resp.
Nvoor neutraal
wordt weergegeven.
Als geen versnelling is in-
geschakeld, brandt boven-
dien de controlelamp voor de
neutraalstand.
Koelvloeistoftemperatuur
De kolom onder het tem-
peratuursymbool geeft de
hoogte van de koelvloeistoftem-
peratuur aan.
322zAanduidingen
Page 26 of 173
Weergaven met
boordcomputer
SU
1 Weergavebereik van de
boordcomputerSU
( 53)
Weergaven met ban-
denspanningscontrole
RDC
SU
Motorfietsen zonder
boordcomputer1Bandenspanningen als extra
waarden op het display van
de dagteller
SU
( 57)
Motorfietsen met
boordcomputer1Bandenspanningen als extra
waarden in de boordcompu-
ter
SU
( 57)
324zAanduidingen
Page 35 of 173

Motoroliepeil te laagOil !
wordt weergegeven.
Oliepeilsymbool wordt
weergegeven.
De elektronische oliepeilsensor
heeft een te laag oliepeil gecon-
stateerd.
Het juiste motoroliepeil kan al-
leen worden vastgesteld door
een controle met de oliepeilstaaf.
Bij de volgende tankstop: Motoroliepeil controleren
( 109)
Bij een te laag oliepeil: Motorolie bijvullen ( 111)
Als op het display de melding
"Oliepeil controleren" verschijnt,
hoewel met de oliepeilstaaf een
correct oliepeil wordt gemeten, is
mogelijkerwijs de oliepeilsensor
defect. Neem contact op met een spe-
cialist, bij voorkeur een BMW
Motorrad dealer. Temperatuurwaarschuwing
De omgevingstemperatuurweer-
gave knippert.
IJskristalsymbool knippert.
De bij de motorfiets gemeten
buitentemperatuur is lager dan
3°C: De temperatuurwaarschu-
wing sluit niet uit dat glad-
heid ook bij gemeten temperatu-
ren boven 3 °C kan voorkomen.
Bij lage buitentemperaturen altijd
bijzonder anticiperend rijden, met
name op bruggen en schaduwrij-
ke wegen.
Vooruitziend rijden.
ABS-waarschuwingenWeergave
ABS-waarschuwingen worden
door de waarschuwingslamp
ABS 1weergegeven.
In sommige landen is een alter-
natieve weergave van de waar-
schuwingslamp ABS mogelijk.
Mogelijke landenvarianten.
Meer informatie over het BMW
Motorrad Integral ABS vindt u
vanaf pagina ( 94), een over-
zicht van de mogelijke waarschu-
333zAanduidingen
Page 49 of 173

Bediening
Bediening
Contact-/stuurslot . . .................. 49
Elektronische wegrijbeveiliging ....... 50
Klok . ................................. 51
Kilometerteller ....................... 51
Multifunctioneel display . . ............ 53
Boordcomputer
SU
................... 53
Bandenspanningscontrole
RDC
SU
.............................. 57
Verlichting ........................... 58
Richtingaanwijzers . . ................. 59
Waarschuwingsknipperlichtinstalla-
tie.................................... 60
Noodstopschakelaar ................. 61
Handvatverwarming
SU
............... 62
BuddyseatverwarmingSU
............. 63 Automatische stabiliteitsregeling
ASC
SU
............................... 64
Zithoogte ............................ 65
Kuipruit . ............................. 66
Snelheidsregeling
SU
................. 66
Opbergvak ........................... 69
Koppeling ............................ 69
Rem ................................. 70
Stuur . . . ............................. 70
Spiegels ............................. 71
Veervoorspanning . . .................. 71
Demping ............................. 72
Elektronische demperinstelling
ESA
SU
............................... 73
Banden . ............................. 75
447zBediening
Page 52 of 173

Stuurslot vergrendelen
Als de motorfiets op de zij-
standaard staat, is het van
de ondergrond afhankelijk of het
stuur naar links of naar rechts
wordt gedraaid. Op een horizon-
tale ondergrond staat de motor-
fiets echter stabieler als het stuur
tegen de linker aanslag staat in
plaats van tegen de rechter aan-
slag.
Op een horizontale ondergrond
het stuur altijd tegen de linker
aanslag draaien om het stuurslot
te vergrendelen. Het stuur naar links of rechts
draaien.
Sleutel in stand
3draaien, hier-
bij het stuur wat bewegen.
Contact, verlichting en alle cir-
cuits uitgeschakeld.
Stuurslot vergrendeld.
De sleutel kan worden verwij-
derd.
Elektronische
wegrijbeveiligingDiefstalbeveiligingDe elektronische wegrijbeveili-
ging verhoogt de beveiliging te-
gen diefstal van uw BMW motor-
fiets - zonder dat daarvoor iets
ingesteld of geactiveerd hoeft te
worden. Deze beveiliging zorgt
ervoor dat de motor alleen met
de bij de motorfiets behorende
sleutels kan worden gestart. Ook
kunt u sleutels afzonderlijk door
uw BMW Motorrad dealer laten
blokkeren, bijvoorbeeld indien u een sleutel bent kwijtgeraakt.
Met een geblokkeerde sleutel
kan de motor niet meer worden
gestart.
Elektronica in de sleutelDe elektronica in de motorfiets
wisselt via een ringantenne in het
contactslot voor elke motorfiets
individuele en continu wisselende
signalen met de elektronica in de
sleutel uit. Pas als de sleutel als
"bevoegd" is herkend, geeft de
motorelektronica het starten vrij.
Indien een reservesleutel
aan de hoofdsleutel is be-
vestigd, kan de elektronica "ge-
ïrriteerd" raken en wordt er geen
toestemming gegeven voor het
starten van de motor. Op het
multifunctioneel display wordt de
waarschuwing
EWS
weergege-
ven.
Bewaar uw reservesleutel altijd
apart van uw contactsleutel.
450zBediening
Page 54 of 173
Met iedere toetsbediening wor-
den uitgaande van de actuele
waarde in de onderstaande volg-
orde weergegeven:Dagteller 1 (
Trip I
)
Dagteller 2 (
Trip II
)
Resterende actieradius (pas na
het bereiken van de reserve-
hoeveelheid)
Bandenspanning (SU)
De totale kilometerstand wordt in
de displayregel
DIST
weerge-
geven.
Dagteller terugzettenContact inschakelen.
Gewenste dagteller selecteren.
Toets 1ingedrukt houden.
De dagteller wordt op terugge-
zet.
Resterende actieradiusDe resterende actieradius 1
wordt onder de melding
RANGE
aangegeven en duidt de afstand
aan die met de resterende
brandstof nog kan worden
gereden. Dit wordt alleen na het
bereiken van de benzinereserve
weergegeven. De berekening
geschiedt aan de hand van
het gemiddelde verbruik en de
hoeveelheid aanwezige benzine.
Het tanken wordt pas geregi-
streerd als meerdere liters wor-
den bijgevuld.
Als wordt getankt nadat het peil
onder de reservehoeveelheid is
452zBediening