169
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
FRONTAIRBAG EN SIDEBAG (indien aanwezig)
AAN PASSAGIERSZIJDE HANDMATIG UITSCHAKELEN
Als het absoluut noodzakelijk is een kind op de passagiersstoel voor te
vervoeren, kunnen de frontairbag en sidebag aan passagierszijde
worden uitgeschakeld.
De airbags aan passagierszijde kunnen worden in-/uitgeschakeld als
de contactsleutel in stand STOP is uitgenomen. Steek de
contactsleutel in de daarvoor bestemde sleutelschakelaar in het
bovenste dashboardkastje aan de rechterzijde van het dashboard.
BELANGRIJK Bedien de schakelaar alleen als de motor is uitgezet en
de contactsleutel is uitgenomen.
De sleutelschakelaar heeft twee standen:
❒frontairbag en sidebag aan passagierszijde ingeschakeld (stand ON
P): lampje
Fop het instrumentenpaneel is gedoofd; het is
absoluut verboden kinderen op de passagiersstoel voor te
vervoeren.
❒frontairbag en sidebag aan passagierszijde uitgeschakeld (stand
OFF): lampje
Fop het instrumentenpaneel brandt; het is
mogelijk kinderen op de passagiersstoel voor te vervoeren, waarbij
ze beschermd moeten worden door passende universele systemen.
Het waarschuwingslampje
Fop het instrumentenpaneel blijft
continu branden totdat de frontairbag en sidebag aan de
passagierszijde opnieuw worden ingeschakeld.
De sleutel kan in beide standen in de schakelaar worden gestoken of
worden uitgenomen.
L0D0146m
173
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
ATTENTIEAls de contactsleutel in stand MAR staat, kunnen, ook bij uitgezette motor, de
airbags inschakelen als de auto stilstaat en de auto frontaal wordt aangereden
door een andere auto die met voldoende snelheid rijdt. Daarom mogen, ook als de
auto stilstaat, absoluut geen kinderen op de passagiersstoel voor worden
geplaatst. Als de contactsleutel echter in stand STOP staat, wordt bij een ongeval
geen enkel veiligheidssysteem (airbag of gordelspanners) geactiveerd; als een
systeem niet in werking treedt, betekent dit niet dat het systeem niet goed werkt.
ATTENTIE
ATTENTIEAls u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje F(met de sleutelscha-
kelaar voor uitschakeling (indien aanwezig) van de frontairbag aan passagierszijde in
stand ON) enkele seconden knipperen, om u eraan te herinneren dat de airbag aan
passagierszijde bij een botsing wordt geactiveerd. Hierna moet het lampje doven.
De stoelen mogen niet met water of met stoom worden gereinigd (met de hand of in
een automatisch wasapparaat).
ATTENTIEReis niet met voorwerpen op schoot of voor de borst en houd vooral geen pijp,
potlood enz. in de mond. Bij een ongeval waarbij de airbag in werking treedt, kan
dit ernstig letsel veroorzaken.
STARTEN VAN DE MOTOR
De auto is uitgerust met een elektronische start-
blokkering: zie bij startproblemen de paragraaf
“Lancia CODE” in het hoofdstuk “Dashboard en
bediening”.
Direct na het starten van de motor, vooral als de
auto langere tijd niet is gebruikt, kan de motor iets
meer geluid produceren. Dit geluid, dat niet
schadelijk is voor de werking van de motor, wordt
veroorzaakt door de hydraulische klepstoters: het
distributiesysteem op de benzinemotor van de auto
dat bijdraagt aan een vermindering van de onder-
houdswerkzaamheden.BENZINEMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan;
❒zet de versnellingspook in de vrijstand;
❒trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het
gaspedaal in te trappen;
❒draai de contactsleutel in stand AVV en laat de
sleutel los zodra de motor is aangeslagen.
Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat,
moet u de sleutel terugdraaien in stand STOP voor-
dat u opnieuw start.
Als met de contactsleutel in stand MAR het lampje
Yop het instrumentenpaneel samen met het
lampje Ublijft branden, raden wij u aan de sleutel
in stand STOP te draaien en vervolgens weer in
stand MAR; als het lampje nog steeds blijft bran-
den, probeer het dan met de andere geleverde sleu-
tels.
176
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
Het is raadzaam om gedurende de eerste gebruiksperiode geen maximale prestaties van uw auto
te verlangen (bijv. snel accelereren, langdurig rijden met hoge toerentallen en krachtig remmen).
Laat de contactsleutel niet in stand MAR staan als de motor is uitgezet, om te voorkomen dat de
accu ontlaadt.
ATTENTIEHet is zeer gevaarlijk om de motor in afgesloten ruimten te laten draaien. De motor
verbruikt zuurstof en produceert kooldioxide, koolmonoxide en andere giftige gassen.
Als de motor nog niet aanslaat, voer dan een nood-
start uit (zie “Noodstart” in het hoofdstuk
“Noodgevallen”) en wendt u tot de Lancia-dealer.
BELANGRIJK Laat de start-/contactsleutel niet in
stand MAR staan als de motor is uitgezet.
JTD-MOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan;
❒zet de versnellingspook in de vrijstand;
❒draai de contactsleutel in stand MAR: op het
instrumentenpaneel gaan de controlelampjes
m, Uen Ybranden;
❒wacht tot de lampjes
Yen mgedoofd zijn.
Hoe warmer de motor, hoe sneller het lampje
dooft;
❒trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het
gaspedaal in te trappen;❒draai de contactsleutel in stand AVV onmiddel-
lijk nadat het lampje
mgedoofd is. Als u te
lang wacht, zijn de voorgloeibougies weer afge-
koeld. Laat de sleutel los zodra de motor is aan-
geslagen.
BELANGRIJK Bij een koude motor mag het gaspe-
daal niet worden ingetrapt als u de contactsleutel in
stand AVV draait.
Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat,
moet u de sleutel terugdraaien in stand STOP voor-
dat u opnieuw start.
Als met de contactsleutel in stand MAR het lampje
Yblijft branden, raden wij u aan de sleutel in
stand STOP te draaien en vervolgens weer in stand
MAR; als het lampje nog steeds blijft branden, pro-
beer het dan met de andere geleverde sleutels.
Als de motor nog niet aanslaat, wendt u dan tot de
Lancia-dealer.
BELANGRIJK Laat de start-/contactsleutel niet in
stand MAR staan als de motor is uitgezet.
177
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
Als het lampje mgedurende 60 seconden gaat knipperen na het starten of tijdens een langdurige
startpoging, dan duidt dat op een storing in het voorgloeisysteem. Als de motor aanslaat, kunt u
de auto op de gewone manier gebruiken, maar wendt u zo snel mogelijk tot de Lancia-dealer.
MOTOR OPWARMEN NA HET STARTEN (ben-
zine en JTD)
Ga als volgt te werk:
❒rijd rustig weg, laat de motor niet met hoge toe-
rentallen draaien en trap het gaspedaal niet
bruusk in;
❒verlang de eerste kilometers geen maximale
prestaties. Wij raden u aan te wachten tot de
wijzernaald van de koelvloeistoftemperatuurme-
ter begint te bewegen.
NOODSTART
Als het lampje
Yop het instrumentenpaneel con-
stant blijft branden, kan een noodstart worden uit-
gevoerd met de code die op de CODE-card staat
vermeld (zie het hoofdstuk “Noodgevallen”).MOTOR UITZETTEN
Draai bij stationair draaiende motor de contactsleu-
tel in stand STOP.
BELANGRIJK Het is beter om de motor na een
zware rit even “op adem” te laten komen. Zet de
motor niet onmiddellijk uit, maar laat hem even
stationair draaien. Hierdoor kan de temperatuur in
de motorruimte dalen.
178
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
Probeer auto’s nooit te starten door ze aan te duwen, te slepen of van een helling af te laten rij-
den. Op die wijze kan er onverbrande brandstof in de katalysator terechtkomen, waardoor deze
onherstelbaar zal beschadigen.
Gasgeven voordat u de motor uitzet heeft geen enkel nut, verspilt brandstof en is, vooral voor
motoren met turbocompressor, schadelijk.
Houd er rekening mee dat de rembekrachtiging en de elektrische stuurbekrachti-
ging niet werken zolang de motor niet is aangeslagen, waardoor meer kracht
nodig is voor de bediening van het rempedaal en het stuur.ATTENTIE
188
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
Als het ECO-programma is gekozen, dan verschijnt er naast de inge-
schakelde versnelling de letter E (Economy) op het display.
BELANGRIJK Als met de contactsleutel in stand MAR, het display
niet binnen 10 seconden de ingeschakelde versnelling aangeeft, draai
dan de sleutel in stand STOP, wacht tot het display gedoofd is en
draai de sleutel weer in stand MAR. Als de storing voortduurt, wendt
u dan tot de Lancia-dealer.
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
L0D1243i
L0D1244i
RIJSTIJL
Starten
Laat de motor niet warmdraaien bij een stilstaande
auto, niet met stationair en ook niet met een hoog toe-
rental: onder deze omstandigheden warmt de motor
veel langzamer op, terwijl het verbruik en de schadelij-
ke uitlaatgasemissie toenemen. Het is beter om rustig
weg te rijden en geen hoge toerentallen te gebruiken:
op deze manier warmt de motor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat voor een
stoplicht of voordat u de motor afzet. Deze hande-
ling heeft evenals het overschakelen met tussengas,
geen enkel nut. Het kost brandstof en verhoogt de
uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Keuze van de versnellingen
Gebruik als het verkeer en de weg het toelaten de
hoogste versnelling. Het inschakelen van een lage
versnelling voor een snelle acceleratie verhoogt het
brandstofverbruik.
Bij het oneigenlijke gebruik van een hoge versnel-
ling neemt het verbruik en de schadelijke uitlaat-
gasemissie toe. Bovendien slijt de motor hierdoor
sneller.
Maximum snelheid
Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk toe bij een
hogere snelheid. Rijd daarom zoveel mogelijk met
een gelijkmatige snelheid, vermijd overbodig rem-
men en optrekken. Dit kost brandstof en verhoogt
de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen. Acceleratie
Met vol gas optrekken kost veel brandstof en ver-
hoogt de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen: het
is beter geleidelijk op te trekken en het toerental
waarbij het maximum koppel wordt geleverd, niet
te overschrijden.
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud starten bereikt
de motor niet de optimale bedrijfstemperatuur.
Hierdoor neemt niet alleen het brandstofverbruik
toe (van 15 tot aan 30% in stadsverkeer) maar ook
de uitstoot van uitlaatgassen.
Verkeerssituatie en conditie van het wegdek
Op een drukke weg bijvoorbeeld bij filerijden,
waarbij overwegend lage versnellingen worden
gebruikt, of in de stad waar zich veel verkeerslich-
ten bevinden, zal het brandstofverbruik aanzienlijk
hoger zijn. Bochtige trajecten, bergwegen en een
slecht wegdek verhogen eveneens het brandstofver-
bruik.
Stilstaan in het verkeer
Als u langere tijd stilstaat (bijv. spoorwegovergan-
gen), is het raadzaam de motor uit te zetten.
194
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
204
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
Lampje op
instr.paneelWeergave op het
multifunctionele display
x
x
rood
rood
TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het
instrumentenpaneel branden. Na enkele seconden moet het lampje
doven.
Het lampje gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht)
als het remvloeistofniveau in het reservoir onder het minimum niveau
is gedaald, bijvoorbeeld door lekkage in het remsysteem.
AANGETROKKEN HANDREM
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het
instrumentenpaneel branden. Na enkele seconden moet het lampje
doven. Het lampje gaat branden als de handrem wordt aangetrokken.
BELANGRIJK Als het lampje
xtijdens het rijden gaat branden,
controleer dan of de handrem niet is aangetrokken.
Als het lampje xtijdens het rijden gaat branden (op enkele uitvoeringen
verschijnt ook een bericht op het display), stop dan onmiddellijk en wendt u tot de
Lancia-dealer.
ATTENTIE