Page 8 of 338

SYMBOLEN .......................................................... 8
LANCIA CODE ..................................................... 8
DE SLEUTELS EN PORTIERVERGRENDELING 10
START-/CONTACTSLOT ..................................... 20
DASHBOARD ........................................................ 23
INSTRUMENTENPANEEL ................................... 26
INSTRUMENTEN ................................................ 27
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY ......................... 29
STUURWIEL VERSTELLEN ............................... 61
ZITPOSITIE INSTELLEN ................................... 62
HOOFDSTEUNEN ............................................... 69
SPIEGELS ............................................................ 71
KLIMAATREGELING .......................................... 73
HANDBEDIENDE KLIMAATREGELING ............ 75
KLIMAATREGELING, AUTOMATISCH MET
GESCHEIDEN REGELING .................................. 80
BUITENVERLICHTING ...................................... 91
RUITEN REINIGEN ............................................. 96
CRUISE-CONTROL ............................................. 101
PLAFONDVERLICHTING ................................... 104
BEDIENINGSKNOPPEN VERLICHTING ............. 107
BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR ...................... 109
INTERIEURUITRUSTING ................................... 110ROKERSKIT ......................................................... 115
ZONNEKLEPPEN................................................. 115
OPENDAK ............................................................ 116
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING ...................... 118
HANDMATIGE RUITBEDIENING ACHTER......... 121
BAGAGERUIMTE ................................................ 121
MOTORKAP ......................................................... 126
DAKRAILS ........................................................... 128
KOPLAMPEN ....................................................... 128
ABS ...................................................................... 130
ESP-SYSTEEM .................................................... 132
ASR-SYSTEEM ..................................................... 134
EOBD-SYSTEEM ................................................. 136
BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM
T.P.M.S. ................................................................. 137
AUTORADIO ........................................................ 139
EXTRA ACCESSOIRES ....................................... 141
ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING
“DUALDRIVE” .................................................... 142
PARKEERSENSOREN ......................................... 144
TANKEN MET DE LANCIA MUSA ...................... 146
BESCHERMING VAN HET MILIEU .................... 148
DASHBOARD EN BEDIENING
7
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
Page 38 of 338

37
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
GEVOELIGHEID SCHEMERSENSOR INSTELLEN AUTOMATISCH INSCHAKELENDE KOPLAMPEN
(Schemersensor) (indien aanwezig)
Met deze functie kan de gevoeligheid van de schemersensor worden ingesteld op 3 niveaus (niveau 1 = mini-
mum niveau, niveau 2 = gemiddeld niveau, niveau 3 = maximum niveau); hoe hoger de gevoeligheid, hoe min-
der buitenlicht er nodig is om de verlichting in te schakelen. Deze functie kan ook tijdens het rijden worden
ingesteld. De gevoeligheid is standaard ingesteld op niveau “2”. Ga voor de gewenste instelling als volgt te
werk:
R
Q
Q
– +
R
– +
Zie “Startcontrole”
en “Toegang tot
menuscherm”
Menuscherm
Terug naar menu-
scherm Regel met de toets + of – de gevoe-
ligheid van de schemersensor.
De geselecteerde instelling knippert.
Terug naar vorig
scherm, bijv.:
Q= Toets “MODE” korter dan 2 seconden indrukken
R= Toets “MODE” langer dan 2 seconden indrukken
QR
Page 96 of 338

95
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
SCHEMERSENSOR (automatisch inschakelende koplampen)
(indien aanwezig)
Deze sensor is in staat om de verschillen in sterkte van het omge-
vingslicht waar te nemen op basis van de ingestelde gevoeligheid: hoe
hoger de gevoeligheid, hoe minder buitenlicht er nodig is om de ver-
lichting in te schakelen. De gevoeligheid van de sensor kan worden
ingesteld via het “Instelmenu” van het “multifunctionele display”.
Inschakelen
Draai de draaiknop in stand
2A: op deze manier gaan, afhankelijk
van de sterkte van het buitenlicht, de buitenverlichting en de dim-
lichten automatisch branden.
Als de schemersensor is ingeschakeld, verschijnt op het multifunctio-
nele display de ingestelde gevoeligheid van de sensor. Tijdens de
weergave kan de gevoeligheid worden gewijzigd met de toetsen +en
–.
Uitschakelen
Als via de sensor het commando voor uitschakeling wordt gegeven,
wordt het dimlicht uitgeschakeld en vervolgens, na ongeveer 10
seconden, de buitenverlichting.
Als tijdens de automatische verlichting het grootlicht
(handmatig door de gebruiker) wordt ingeschakeld, dan wordt het
grootlicht uitgeschakeld als de verlichting automatisch uitschakelt.
BELANGRIJK De schemersensor is niet in staat om mist te signale-
ren. Daarom moet bij mist de verlichting handmatig worden inge-
schakeld.L0D0072m
L0D0025m
Page 107 of 338
106
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
PLAFONDVERLICHTING ACHTER
U kunt het lampje in- en uitschakelen door op de rechter of linker
zijde van het lampenglas te drukken, zoals is afgebeeld.
Als de auto is uitgerust met een console op de hemelbekleding, is de
plafondverlichting in de console geïntegreerd.
Als de auto is uitgerust met een opendak, bevinden zich op de
hemelbekleding achter twee plafondlampjes van 5W ieder.
L0D0078m
L0D0254m
Page 108 of 338
107
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
BEDIENINGSKNOPPEN VERLICHTING
WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN
Druk op de schakelaar A, ongeacht de stand van de contactsleutel.
Als het systeem is ingeschakeld, knippert het lampje in de schakelaar.
Gelijktijdig gaan op het instrumentenpaneel de controlelampjes
Îen
¥knipperen.
De lichten schakelen uit als u de schakelaar nogmaals indrukt.
MISTLAMPEN VOOR (indien aanwezig)
Druk bij ingeschakelde buitenverlichting op knop 5.
De lampen schakelen uit als u de knop nogmaals indrukt of als de
buitenverlichting wordt uitgeschakeld.
ATTENTIEHet gebruik van de waarschuwings-
knipperlichten is afhankelijk van de
wetgeving van het land waarin u zich
bevindt. Houdt u aan de voorschriften.
L0D0080m
L0D0081m
L0D0082m
Page 109 of 338
MISTACHTERLICHTEN
Druk op knop 4. De mistachterlichten werken alleen als het dimlicht
of de mistlampen voor zijn ingeschakeld.
De lichten schakelen uit als u de knop nogmaals indrukt of als het
dimlicht of de mistlampen voor worden uitgeschakeld.
PARKEERVERLICHTING/KENTEKENPLAATVERLICHTING
Druk ongeveer 1 seconde op de knop Fals de contactsleutel in stand
STOP staat of is uitgenomen.
Ukunt de parkeerverlichting aan een zijde van de auto inschakelen
door de hendel van de richtingaanwijzers naar de gewenste kant te
verplaatsen.
108
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
L0D0083m
L0D0084m
Page 129 of 338

128
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
DAKRAILS (indien aanwezig)
BELANGRIJK Wij raden u het gebruik aan van dwarstraversen uit
het Lancia Lineaccessori-programma. U dient zich strikt aan de
montagevoorschriften te houden die bij de set zijn geleverd. De
montage moet altijd door deskundige personen worden uitgevoerd.
BELANGRIJK Overschrijd nooit het maximum draagvermogen (zie
het hoofdstuk “Technische gegevens”).
Controleer na enkele kilometers opnieuw of de bevestigingsbouten
nog goed vastzitten.
KOPLAMPEN
KOPLAMPEN AFSTELLEN
Goed afgestelde koplampen zijn belangrijk voor het comfort en de
veiligheid van uzelf en de overige weggebruikers. Voor optimaal zicht
en zichtbaarheid moeten de koplampen op de juiste wijze zijn
afgesteld. Wendt u voor controle of afstelling tot de Lancia-dealer.
KOPLAMPVERSTELLING
De stand kan worden geregeld als de contactsleutel in stand MAR
staat en de dimlichten zijn ingeschakeld. Als de auto beladen is, helt
hij achterover. Het gevolg is dat de lichtbundel meer naar boven
schijnt. De stand van de koplampen moet nu worden gecorrigeerd.
L0D0116m L0D0248m
Bedien het opendak niet als er allesdragers gemonteerd zijn.
Page 130 of 338

129
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
Koplampverstelling
De koplampen kunnen worden afgesteld met de knoppen
en Òop
het dashboard.
Op het display wordt de stand aangegeven.
Stand 0 - een of twee personen op de voorstoelen.
Stand 1 - vijf personen.
Stand 2 - vijf personen + bagage.
Stand 3 - bestuurder + maximale lading in de bagageruimte.
BELANGRIJK Controleer de afstelling van de koplampen telkens als
het gewicht van de lading wijzigt.
KOPLAMPAFSTELLING IN HET BUITENLAND
De dimlichten zijn afgesteld voor gebruik in het land waarin de auto
is verkocht. In landen waar op de andere weghelft wordt gereden,
moeten, om tegenliggers niet te verblinden, delen van de koplamp
worden afgedekt (zie voor de plaats en afmetingen de afbeeldingen).
Gebruik voor het afplakken ondoorzichtige tape.
De afbeeldingen hebben betrekking op de overgang van een land
waar links wordt gereden naar een land waar rechts wordt gereden.
L0D0116m
L0D0118m
L0D0119m