Page 202 of 338

201
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
LAMPJES EN BERICHTEN
REMPEDAAL INTRAPPEN - VERTRAAGDE
START................................................................... 219
VERSNELLING NIET BESCHIKBAAR ................. 220
HANDELING NIET TOEGESTAAN ...................... 221
REMPEDAAL INTRAPPEN - HANDELING
HERHALEN .......................................................... 222
IN N ZETTEN ....................................................... 223
MISTACHTERLICHTEN....................................... 224
MISTLAMPEN VOOR ........................................... 224
RICHTINGAANWIJZER LINKS ............................ 224
RICHTINGAANWIJZER RECHTS ........................ 224
BUITENVERLICHTING EN DIMLICHTEN ......... 225
FOLLOW ME HOME ............................................ 225
GROOTLICHT ...................................................... 225
CRUISE-CONTROL .............................................. 226
KANS OP GLADHEID........................................... 226
INSCHAKELING BRANDSTOFNOOD-
SCHAKELAAR ...................................................... 227
STORING ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING -
LANCIA CODE ..................................................... 228
ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING
“DUAL DRIVE” .................................................... 229
STORING SENSOR DIESELFILTER .................... 229
STORING VOORGLOEI-INSTALLATIE ............... 229 ALGEMENE OPMERKINGEN .............................. 203
TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU ................... 204
AANGETROKKEN HANDREM ............................. 204
AIRBAG PASSAGIERSZIJDE UITGESCHAKELD. 205
NIET OMGELEGDE VEILIGHEIDSGORDEL ...... 205
ACCU WORDT NIET VOLDOENDE
OPGELADEN ........................................................ 206
TE LAGE MOTOROLIEDRUK ............................. 206
TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR .... 207
NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN ................ 209
ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING “DUAL
DRIVE” ................................................................. 209
OVERSCHRIJDING INGESTELDE
SNELHEIDSLIMIET ............................................ 210
BRANDSTOFRESERVE ........................................ 210
WATER IN BRANDSTOFFILTER .......................... 211
VOORGLOEIBOUGIES ......................................... 212
ASR-TRACTIEREGELING ................................... 212
TE LAGE BANDENSPANNING............................. 213
LEKKE BAND ....................................................... 214
SCHAKELMOMENTEN BEPERKEN .................... 216
FUNCTIE MANUAL NIET BESCHIKBAAR .......... 216
FUNCTIE AUTO NIET BESCHIKBAAR ............... 217
KOPPELING OVERVERHIT ................................ 218
Page 225 of 338

224
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
MISTACHTERLICHTEN
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als het
mistachterlicht wordt ingeschakeld. geel
oranje
groen
groen
groen4
MISTLAMPEN VOOR
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als de
mistlampen voor worden ingeschakeld.
RICHTINGAANWIJZER LINKS (knipperend)
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als de
richtingaanwijzerhendel omlaag wordt gezet of, tegelijkertijd met het
lampje van de rechter richtingaanwijzer, als de drukknop voor de
waarschuwingsknipperlichten wordt ingedrukt.
5
R
RICHTINGAANWIJZER RECHTS (knipperend)
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als de
richtingaanwijzerhendel omhoog wordt gezet of, tegelijkertijd met het
lampje van de linker richtingaanwijzer, als de drukknop voor de
waarschuwingsknipperlichten wordt ingedrukt.E
Lampje op
instr.paneelWeergave op het
multifunctionele display
Page 226 of 338
225
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
Lampje op
instr.paneel Weergave op het
multifunctionele display
BUITENVERLICHTING EN DIMLICHTEN
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als de
buitenverlichting, de parkeerverlichting of de dimlichten worden
ingeschakeld. Het lampje gaat ook branden als bij ingeschakelde
schemersensor (indien aanwezig) de koplampen worden ingeschakeld.
FOLLOW ME HOME
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden (op enkele
uitvoeringen verschijnt ook een bericht op het display) als de functie
“Follow me home” wordt ingeschakeld (zie “Follow me home” in het
hoofdstuk “Dashboard en bediening”).
GROOTLICHT
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als het grootlicht
wordt ingeschakeld.3
1
3
groen
groen
blauw
Page 233 of 338
232
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
DEFECTE BUITENVERLICHTING
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden (er verschijnt ook
een bericht op het display) als er een storing is: circuit onderbroken,
lampje “ontbreekt” of defect, lampje vervangen door een exemplaar
met een verkeerd vermogen. De volgende systemen worden
gecontroleerd: achterlichten, remlichten (behalve het derde remlicht),
mistachterlicht, buitenverlichting voor, kentekenplaatverlichting en
richtingaanwijzers.
De storing kan betreffen: doorbranden van een of meer lampen,
doorbranden van de bijbehorende zekering of een onderbreking in de
elektrische verbinding.
De symbolen
¯/˙(indien aanwezig) die op de display verschijnen,
geven een storing aan de linker- of rechterzijde aan.
W
geel
oranje
vervolg op de volgende pagina Lampje op
instr.paneelWeergave op het
multifunctionele display
Page 234 of 338
233
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
WDEFECTE BUITENVERLICHTING
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden (er verschijnt ook
een bericht op het display) als er een storing is: circuit onderbroken,
lampje “ontbreekt” of defect, lampje vervangen door een exemplaar
met een verkeerd vermogen. De volgende systemen worden
gecontroleerd: achterlichten, remlichten (behalve het derde remlicht),
mistachterlicht, buitenverlichting voor, kentekenplaatverlichting en
richtingaanwijzers.
De storing kan betreffen: doorbranden van een of meer lampen,
doorbranden van de bijbehorende zekering of een onderbreking in de
elektrische verbinding.
De symbolen
¯/˙(indien aanwezig) die op de display verschijnen,
geven een storing aan de linker- of rechterzijde aan.geel
oranje
(*)
(*) Of achter Lampje op
instr.paneel Weergave op het
multifunctionele display
Page 238 of 338
237
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
STORING SCHEMERSENSOR (indien aanwezig)
Het lampje gaat branden (er verschijnt ook een bericht op het display)
als er een storing is in de sensor die de gevoeligheid regelt van de
koplampen (schemersensor).
è
STORING IN INSPUITSYSTEEM (JTD-uitvoeringen)
Als het lampje blijft branden of tijdens het rijden constant gaat
branden (er verschijnt ook een bericht op het display), dan is er een
defect in het inspuit-/ontstekingssysteem. Dit kan tot gevolg hebben
dat de schadelijke uitlaatgasemissie toeneemt, de prestaties
verminderen, de auto slechter gaat rijden en het brandstofverbruik
toeneemtU
geel
oranje
geel
oranje
Lampje op
instr.paneel Weergave op het
multifunctionele display
Page 261 of 338

260
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
GLOEILAMP VERVANGEN
ALGEMENE AANWIJZINGEN
❒Als een lamp niet brandt, controleer dan eerst of
de zekering niet doorgebrand is, voordat u de
lamp vervangt: zie voor de plaats van de
zekeringen de paragraaf “Zekeringen
vervangen” in dit hoofdstuk;❒controleer voordat u een defecte lamp vervangt
of de contacten niet zijn geoxideerd;
❒vervang een defecte lamp door een exemplaar
van hetzelfde type en vermogen;
❒als u een gloeilamp in de koplamp hebt
vervangen, controleer dan om veiligheidsredenen
altijd of de afstelling nog goed is.
Halogeenlampen mag u uitsluitend aanraken op het metalen gedeelte. Als u de bol met uw vingers
aanraakt, zal de lichtopbrengst van de lamp teruglopen en kan ook de levensduur beperkt worden.
Als u de bol per ongeluk toch hebt aangeraakt, moet u de bol schoonwrijven met een doekje met
alcohol en daarna laten drogen.
ATTENTIE
Modificaties of reparaties aan de elektrische installatie die niet correct worden
uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt gehouden met de technische specificaties
van het systeem, kunnen storingen in de werking en zelfs brand veroorzaken.
ATTENTIE
Halogeenlampen bevatten gas onder druk. Bij breuk kunnen er glassplinters
wegschieten.
Page 262 of 338

261
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
BELANGRIJK Aan de binnenzijde kan de koplamp een beetje
beslagen zijn: dit duidt niet op een defect, maar is een natuurlijk
verschijnsel dat veroorzaakt wordt door een lage temperatuur en de
luchtvochtigheidsgraad en verdwijnt snel als de koplampen worden
ingeschakeld. De aanwezigheid van druppels aan de binnenzijde van
de koplamp duidt daarentegen op het binnendringen van water:
wendt u tot de Lancia-dealer.
TYPEN GLOEILAMPEN
Op de auto zijn verschillende typen gloeilampen gemonteerd:
AGlasfittinglampen:deze zijn voorzien van een klemfitting.
Verwijder de lamp door de lamp uit de houder te trekken.
BGloeilampen met bajonetfitting: verwijder de lamp uit de
houder door hem iets in te drukken en linksom te draaien.
CBuislampen:verwijder de lamp door hem uit de veercontacten
los te maken.
D-EHalogeenlampen:verwijder de lamp door de borgveer los te
haken uit de zitting.
L0D0178m