Page 257 of 338
256
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
L0D0163m
L0D0162m
❒verwijder bij auto’s die zijn uitgerust met lichtmetalen velgen het
wieldeksel met behulp van de bijgeleverde schroevendraaier.
Plaats de schroevendraaier in de daarvoor bestemde inkeping E,
zoals in de figuur is aangegeven;
❒draai met de bijgeleverde sleutel E de wielbouten ongeveer een
slag los; schud bij uitvoeringen met lichtmetalen velgen enige
malen aan de bovenkant van de carrosserie, waardoor de velg los
van de wielnaaf kan komen;
❒draai de krik F omhoog, zodat de inkeping G aan de bovenzijde
van de krik juist om het profiel H onder de carrosserie valt bij
punt I (op ongeveer 60 cm vanaf het midden van het voorwiel of
op 80 cm vanaf het midden van het achterwiel);
Page 258 of 338
257
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
❒waarschuw eventuele omstanders dat de auto wordt opgekrikt;
zorg ervoor dat ze zich niet in de nabijheid van de auto bevinden
en de auto vooral niet aanraken totdat deze weer geheel op de
grond staat;
❒plaats de slinger L in de krik en krik de auto omhoog, totdat het
wiel enige centimeters los van de grond is;
❒bij uitvoeringen met een wieldeksel moet het wieldeksel worden
verwijderd na het losdraaien van de 3 wielbouten. Draai
vervolgens de vierde wielbout los en trek het wiel los;
❒bij uitvoeringen met een geklemd wieldeksel moet het wieldeksel
voorzichtig worden verwijderd om beschadiging te voorkomen;
❒zorg ervoor dat de boutgaten en alle contactvlakken van het
reservewiel schoon zijn en geen onzuiverheden bevatten, omdat
hierdoor na verloop van tijd de wielbouten kunnen loslopen;
L0D0164m
Page 259 of 338

258
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
L0D0165m
L0D0166m
❒monteer het reservewiel, waarbij de gaten M over de
centreerpennen N moeten vallen;
❒draai met de bijgeleverde sleutel de vier wielbouten handvast aan;
❒draai de slinger L van krik zodat de auto zakt, en verwijder de
krik;
❒draai met de bijgeleverde sleutel de wielbouten kruiselings vast, in de
volgorde die is aangegeven.
NORMALE WIEL MONTEREN
Volg de hiervoor beschreven procedure, krik de auto op en demonteer
het reservewiel.
Uitvoeringen met stalen velgen
Ga als volgt te werk:
❒zorg ervoor dat de boutgaten en alle contactvlakken van het
reservewiel schoon zijn en geen onzuiverheden bevatten, omdat
hierdoor na verloop van tijd de wielbouten kunnen loslopen;
❒monteer het normale wiel en draai de eerste wielbout twee slagen
in het gat dat zich het dichtst bij het ventiel bevindt;
❒monteer het wieldeksel, waarbij de inkeping (op het wieldeksel)
moet samenvallen met het ventiel en plaats vervolgens de andere
drie wielbouten;
❒druk bij uitvoeringen met geklemd wieldeksel, met de hand op de
rand van het deksel (niet slaan) tegen het wiel;
❒draai met de bijgeleverde sleutel de wielbouten stevig vast;
❒laat de auto zakken en verwijder de krik;
❒draai met de bijgeleverde sleutel de wielbouten kruiselings vast, in
de volgorde die eerder is afgebeeld.
BELANGRIJK Door een verkeerde montage kan het wieldeksel tijdens
het rijden loslaten.
Page 260 of 338

259
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
L0D0161m
Uitvoeringen met lichtmetalen velgen
❒zorg ervoor dat de boutgaten en alle contactvlakken schoon zijn;
❒monteer het normale wiel door het op de centreerpennen te
plaatsen, monteer de wielbouten en draai ze vast met de
bijgeleverde sleutel;
❒laat de auto zakken en verwijder de krik;
❒draai met de bijgeleverde sleutel de wielbouten definitief vast in de
volgorde die hiervoor is aangegeven voor het noodreservewiel (zie
afbeelding);
❒monteer het geklemde wieldeksel.
Ter afsluiting
❒plaats het verwisselde wiel C op de daarvoor bestemde plek in de
bagageruimte;
❒druk de half geopende krik stevig in de houder B om rammelen
tijdens het rijden te voorkomen;
❒berg het gebruikte gereedschap op in de gereedschaphouder;
❒plaats de gereedschaphouder op het reservewiel en draai de
blokkeerschroef A vast;
❒plaats de bekleding op de juiste wijze op de vloer van de
bagageruimte.
Page 261 of 338

260
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
GLOEILAMP VERVANGEN
ALGEMENE AANWIJZINGEN
❒Als een lamp niet brandt, controleer dan eerst of
de zekering niet doorgebrand is, voordat u de
lamp vervangt: zie voor de plaats van de
zekeringen de paragraaf “Zekeringen
vervangen” in dit hoofdstuk;❒controleer voordat u een defecte lamp vervangt
of de contacten niet zijn geoxideerd;
❒vervang een defecte lamp door een exemplaar
van hetzelfde type en vermogen;
❒als u een gloeilamp in de koplamp hebt
vervangen, controleer dan om veiligheidsredenen
altijd of de afstelling nog goed is.
Halogeenlampen mag u uitsluitend aanraken op het metalen gedeelte. Als u de bol met uw vingers
aanraakt, zal de lichtopbrengst van de lamp teruglopen en kan ook de levensduur beperkt worden.
Als u de bol per ongeluk toch hebt aangeraakt, moet u de bol schoonwrijven met een doekje met
alcohol en daarna laten drogen.
ATTENTIE
Modificaties of reparaties aan de elektrische installatie die niet correct worden
uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt gehouden met de technische specificaties
van het systeem, kunnen storingen in de werking en zelfs brand veroorzaken.
ATTENTIE
Halogeenlampen bevatten gas onder druk. Bij breuk kunnen er glassplinters
wegschieten.
Page 262 of 338

261
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
BELANGRIJK Aan de binnenzijde kan de koplamp een beetje
beslagen zijn: dit duidt niet op een defect, maar is een natuurlijk
verschijnsel dat veroorzaakt wordt door een lage temperatuur en de
luchtvochtigheidsgraad en verdwijnt snel als de koplampen worden
ingeschakeld. De aanwezigheid van druppels aan de binnenzijde van
de koplamp duidt daarentegen op het binnendringen van water:
wendt u tot de Lancia-dealer.
TYPEN GLOEILAMPEN
Op de auto zijn verschillende typen gloeilampen gemonteerd:
AGlasfittinglampen:deze zijn voorzien van een klemfitting.
Verwijder de lamp door de lamp uit de houder te trekken.
BGloeilampen met bajonetfitting: verwijder de lamp uit de
houder door hem iets in te drukken en linksom te draaien.
CBuislampen:verwijder de lamp door hem uit de veercontacten
los te maken.
D-EHalogeenlampen:verwijder de lamp door de borgveer los te
haken uit de zitting.
L0D0178m
Page 263 of 338
262
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
Lampen Figuur Type Vermogen
GrootlichtEH3 55W
Dimlicht DH7LL 55W
Buitenverlichting voor AW5WLL 5W
Mistlampen voor (indien aanwezig)EH1 55W
Richtingaanwijzers voor (oranje)BPY21W 21W
Richtingaanwijzers op voorspatbord AWY5W 5W
Richtingaanwijzers achter BPY21W 21W
Achterlichten BP21/5W 21W/5W
Remlichten BP21/5W 21W/5W
Derde remlicht AW2,3W 2,3W
Achteruitrijlichten BP21W 21W
Mistachterlichten BP21W 21W
Kentekenplaatverlichting CC5W 5W
Plafondverlichting voorAW5W 10W
Plafondverlichting achterAW5W 10W
Plafondverlichting achter (met opendak)AW5W 5W
Bagageruimteverlichting AW5W 5W
Page 264 of 338
263
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
GLOEILAMP BUITENVERLICHTING
VERVANGEN
Zie voor het type lamp en het bijbehorende vermogen de paragraaf
“Gloeilamp vervangen”.
KOPLAMPUNITS
In de koplampunits zijn de gloeilampen voor de buitenverlichting, het
dimlicht, het grootlicht en de richtingaanwijzer opgenomen.
Voor het vervangen van de lampen van de buitenverlichting, het
dimlicht en het grootlicht moet de stekker worden losgemaakt en het
deksel A uit de borging B worden losgehaakt
.
De lampen zijn op de volgende wijze in de lichtunit geplaatst:
C: richtingaanwijzers
D: grootlicht
E: buitenverlichting
F: dimlicht
Monteer na het vervangen van een lamp het deksel op de juiste wijze
door in het midden op het deksel te drukken totdat het hoorbaar
vergrendelt. Controleer of het deksel goed vast zit.
L0D0345m
L0D0346m