Page 17 of 102

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
3
Om het stuur te ontgrendelenDruk de sleutel in en draai hem dan naar
“OFF” terwijl de sleutel ingedrukt wordt ge-
houden.
WAARSCHUWING
DWA10060
Draai de contactsleutel nooit naar “OFF”
of naar “LOCK” terwijl de machine rijdt;
elektrische systemen worden dan afge-
schakeld en mogelijk zult u zo de macht
over het stuur verliezen of een ongeval
veroorzaken. Zorg altijd dat de machine
stilstaat voordat u de sleutel naar “OFF”of naar “LOCK” draait.
DAU10940
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en het achterlicht,
de kentekenverlichting en het parkeerlicht
branden. De alarmverlichting en richtin-
gaanwijzers kunnen worden ingeschakeld,
maar alle andere elektrische systemen zijn
uit. De sleutel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleu-
tel naar “” te kunnen draaien.
LET OP:
DCA11020
Gebruik de parkeerstand niet gedurende
langere tijd, anders kan de accu ontla-den raken.
DAU11001
Controle- en
waarschuwingslampjes
1. Drukken.
2. Draaien.
1. Controlelampje rechter richtingaanwijzers
“”
2. Controlelampje brandstofniveau “”
3. Waarschuwingslampje olieniveau “”
4. Vrijstandcontrolelampje “”
5. Waarschuwingslampje motorstoring “”
6. Controlelampje grootlicht “”
7. Controlelampje startblokkering “”
8. Controlelampje linker richtingaanwijzers
“”
5SLD1.book Page 3 Tuesday, August 5, 2003 3:07 PM
Page 18 of 102

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
3
DAU11030
Controlelampjes richtingaanwijzers
“” en “”
Het bijbehorende controlelampje knippert
terwijl de schakelaar voor richtingaanwij-
zers naar de linker- of rechterstand is ge-
drukt.
DAU11060
Vrijstandcontrolelampje “”
Dit controlelampje brandt terwijl de versnel-
lingsbak in de vrijstand staat.
DAU11080
Controlelampje grootlicht “”
Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp
is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU11250
Waarschuwingslampje olieniveau “”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
het motorolieniveau laag is.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha dealer om het elektrisch
circuit te testen.OPMERKING:
Bij een voldoende hoog olieniveau kan
het waarschuwingslampje soms toch
knipperen bij rijden op een helling of bij
plotseling afremmen of optrekken, er is
dan echter geen sprake van een sto-
ring.
Dit model is ook uitgerust met een zelf-
diagnosesysteem voor het circuit van
het waarschuwingslampje olieniveau.
Als het waarschuwingslampje olieni-
veau defect is, wordt de volgende cy-
clus herhaald totdat de storing is
opgeheven: Het waarschuwings-
lampje olieniveau knippert tien keer en
dooft dan gedurende 2.5 seconde. Als
dit zich voordoet, vraag dan een
Yamaha dealer de machine te contro-leren.
DAU11360
Waarschuwingslampje brandstofniveau
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer het brandstofniveau daalt tot be-
neden ca. 3.5 L (0.92 US gal) (0.77
Imp.gal). Vul in dat geval zo snel mogelijk
brandstof bij.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha dealer om het elektrisch
circuit te testen.OPMERKIN
G:
Dit model is bovendien uitgerust met een
zelfdiagnosesysteem voor het circuit van
het waarschuwingslampje brandstofniveau.
Als het waarschuwingslampje brandstofni-
veau defect is, wordt de volgende cyclus
herhaald totdat de storing is opgeheven:
Het waarschuwingslampje brandstofniveau
knippert acht keer en dooft dan gedurende
2.5 seconde. Als dit zich voordoet, vraag
dan een Yamaha dealer de machine te con-troleren.
1. Controlelampje schakelmoment
2. Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur “”
3. Weergave koelvloeistoftemperatuur5SLD1.book Page 4 Tuesday, August 5, 2003 3:07 PM
Page 19 of 102
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
3
DAU11421
Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur “”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de motor oververhit raakt. Zet in zo’n geval
de motor onmiddellijk af en geef deze de tijd
om af te koelen.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha dealer om het elektrisch
circuit te testen.LET OP:
DCA10020
Laat de motor niet draaien terwijl dezeoververhit is.
5SLD1.book Page 5 Tuesday, August 5, 2003 3:07 PM
Page 20 of 102
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
3
Koelvloeistoftempera-
tuurWeergave Condities Wat te doen
Onder 39 °C
(Onder 103 °F)De aanduiding “LO” wordt
getoond.OK. U kunt rijden.
40–116 °C
(104–241 °F)De temperatuur wordt ge-
toond.OK. U kunt rijden.
117–139 °C
(242–283 °F)De temperatuuraanduiding
knippert.
Het waarschuwingslampje
gaat branden.Breng de machine tot stilstand en laat
de motor stationair draaien tot de koel-
vloeistoftemperatuur daalt.
Zet de motor af als de temperatuur niet
daalt. (Zie pagina 6-42.)
Boven 140 °C
(Boven 284 °F)De aanduiding “HI” knippert.
Het waarschuwingslampje
gaat branden.Zet de motor af en laat afkoelen. (Zie
pagina 6-42.)
5SLD1.book Page 6 Tuesday, August 5, 2003 3:07 PM
Page 21 of 102

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
3
DAU11530
Waarschuwingslampje motorstoring
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden of
knippert wanneer een elektrisch circuit dat
de motorwerking controleert defect is.
Vraag in dat geval een Yamaha dealer het
zelfdiagnosesysteem te controleren. (Zie
pagina 3-8 voor uitleg over de werking van
het zelfdiagnosesysteem.)
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Als het waarschu-
wingslampje niet een paar seconden lang
oplicht en dan dooft, vraag dan een
Yamaha dealer om het elektrisch circuit te
testen.
DAU11571
Controlelampje schakelmoment
Dit controlelampje kan zodanig worden in-
gesteld dat het oplicht of dooft bij bepaalde
motortoerentallen en geeft aan wanneer het
tijd is om naar de volgende versnelling te
schakelen.
Het elektrisch circuit voor het controlelamp-
je controleert u door de sleutel naar “ON” te
draaien.
Als het controlelampje niet een paar secon-
den lang oplicht en dan dooft, vraag dan
een Yamaha dealer om het elektrisch circuitte testen. (Zie pagina 3-8 voor een uitge-
breide uitleg over de functie van dit contro-
lelampje en de instelprocedure.)
DAU26871
Controlelampje startblokkering “”
Het elektrisch circuit voor het controlelamp-
je controleert u door de contactsleutel naar
“ON” te draaien.
Als het controlelampje niet een paar secon-
den lang oplicht en dan dooft, vraag dan
een Yamaha dealer om het elektrisch circuit
te testen.
Als de contactsleutel naar “OFF” wordt ge-
draaid, begint het controlelampje na 30 se-
conden te knipperen om aan te geven dat
het startblokkeersysteem is ingeschakeld.
Het controlelampje stopt na 24 uur met
knipperen, maar het startblokkeersysteem
blijft ingeschakeld.OPMERKING:Dit model is ook uitgerust met een zelfdia-
gnosesysteem voor het startblokkeersys-
teem. Als het startblokkeersysteem defect
is, gaat het controlelampje knipperen en
toont de multifunctionele meter een foutco-
de wanneer de contactsleutel naar “ON”
wordt gedraaid. (Zie “Zelfdiagnosesysteem”op pagina 3-8 voor meer informatie.)
DAU11872
Toerenteller Met de elektrische toerenteller kan de mo-
torrijder het motortoerental controleren en
dit binnen het ideale bereik houden.
Als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid,
slaat de naald van de toerenteller eenmaal
helemaal uit tot aan het hoogste aantal toe-
ren per minuut en keert daarna weer terug
naar nul tpm om het elektrische circuit te
testen.LET OP:
DCA10031
Laat de motor niet draaien terwijl de toe-
renteller in de rode zone wijst.Rode zone: 15500 tpm en hoger1. Toerenteller
2. Rode zone toerenteller
5SLD1.book Page 7 Tuesday, August 5, 2003 3:07 PM
Page 22 of 102

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
3
DAU12311
Multifunctioneel display Het multifunctionele display toont de vol-
gende voorzieningen:
een snelheidsmeter (die de actuele rij-
snelheid aangeeft)
een kilometerteller (die de totale afge-
legde afstand toont)
twee rittellers (die de afgelegde af-
stand aangeven sinds de tellers het
laatst werden teruggesteld op nul)
een ritteller voor brandstofreserve (die
de afgelegde afstand aangeeft sinds
het waarschuwingslampje brand-
stofreserve aan ging)
een klok
een voorziening voor zelfdiagnose
een instelfunctie voor de displayhel-
derheid en een controlelampje voor
het schakelmoment
OPMERKING:
Vergeet niet de sleutel naar “ON” te
draaien voordat u de toetsen “SE-
LECT” en “RESET” gebruikt.
Alleen voor Groot-Brittannië: Om de
weergave voor snelheidsmeter en kilo-
meterteller/ritteller te wisselen tussen
kilometers en mijlen, moeten de “SE-
LECT”-toets en de “RESET”-toets bei-
de gedurende minstens tweeseconden worden ingedrukt.
Kilometerteller- en rittellermodus
Door indrukken van de “SELECT”-toets wis-
selt de weergave volgens onderstaande
volgorde tussen kilometerteller “ODO” en
rittellers “TRIP 1” en “TRIP 2”.
ODO → TRIP 1 → TRIP 2 → ODO
Als het waarschuwingslampje brandstofni-
veau aangaat (zie pagina 3-3), wisselt de
weergave automatisch naar de brandstofre-
serve-ritteller “F-TRIP” en wordt de afgeleg-
de afstand vanaf dat punt aangegeven. In
dat geval wordt door indrukken van de “SE-
LECT”-toets gewisseld tussen de diverse
weergaven van rittellers en kilometerteller,
volgens onderstaande volgorde:F-TRIP → TRIP 1 → TRIP 2 → ODO → F-
TRIP
Om de ritteller op nul terug te stellen selec-
teert u deze met een druk op de “SELECT”-
toets, waarna u de “RESET”-toets minstens
1 seconde lang ingedrukt houdt. Wanneer u
de brandstofreserve-ritteller niet zelf met de
hand op nul terugstelt, wordt deze automa-
tisch teruggesteld zodra na het tanken 5 km
(3 mi) is gereden en verschijnt de vorige
weergavemode weer.
Klokweergave
Draai de sleutel naar “ON”.
Om de weergave te wijzigen naar klokmo-
dus drukt u de “SELECT”-toets minstens
een seconde lang in.
Om terug te gaan naar de voorgaande
weergave drukt u op de “SELECT”-toets.
De klok op tijd zetten:
1. Houd de “SELECT”-toets en de “RES-
ET”-toets tegelijkertijd minstens twee
seconden lang ingedrukt.
2. Als de uuraanduiding begint te knippe-
ren, druk dan op de “RESET”-toets om
de uren in te stellen.
3. Druk op de “SELECT”-toets en de mi-
nutenaanduiding zal gaan knipperen.
4. Druk op de “RESET”-toets om de mi-
nuten in te stellen.
1. Multifunctioneel display
2.“SELECT”-toets
3.“RESET”-toets5SLD1.book Page 8 Tuesday, August 5, 2003 3:07 PM
Page 23 of 102

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-9
3
5. Druk op de “SELECT”-toets en laat
deze dan los om de klok te starten.
Zelfdiagnosesystemen
Dit model is uitgerust met een zelfdiagnose-
systeem voor diverse elektrische circuits.
Als een van deze circuits uitvalt, gaat het
waarschuwingslampje voor motorstoring
branden en toont het multifunctionele dis-
play een foutcode van 2 cijfers (bijv. 11, 12,
13).
Dit model is ook uitgerust met een zelfdia-
gnosesysteem voor het startblokkeersys-
teem.
Als een van de circuits van het startblok-
keersysteem uitvalt, gaat het controlelamp-
je startblokkering knipperen en toont het
multifunctionele display een foutcode van 2
cijfers (bijv. 51, 52, 53).OPMERKING:Als het multifunctionele display foutcode 52
weergeeft, betreft dit mogelijk een storing in
het transpondersignaal. Als deze fout zichvoordoet, probeer dan het volgende.
1. Start de motor met behulp van de co-
deersleutel.
OPMERKING:Houd andere startblokkeersleutels uit de
buurt van het contactslot en bewaar niet
meer dan één startblokkeersleutel aan de-
zelfde sleutelring! Startblokkeersleutels
kunnen signaalstoring veroorzaken, waar-
door de motor mogelijk niet kan worden ge-start.
2. Als de motor start, zet deze dan weer
uit en probeer hem opnieuw te starten
met de standaardsleutels.
3. Als de motor niet kan worden gestart
met een of beide standaardsleutels,
breng dan het voertuig, de codeersleu-
tel en beide standaardsleutels naar
een Yamaha dealer en laat de stan-
daardsleutels opnieuw coderen.
Als het multifunctionele display foutcodes
toont, noteer deze dan en vraag een
Yamaha dealer om het voertuig te controle-
ren.LET OP:
DCA11590
Wanneer het display een foutcode aan-
geeft, moet de machine zo spoedig mo-
gelijk worden gecontroleerd ommotorschade te voorkomen.Instelfunctie voor de displayhelderheid
en het controlelampje schakelmoment
Deze instelfunctie schakelt door vijf re-
gelfuncties heen, zodat u de volgende in-
stellingen kunt selecteren volgens
onderstaande volgorde.
Displayhelderheid:
Met deze functie regelt u de helderheid
van het multifunctionele display, afge-
stemd op het aanwezige daglicht.
Activiteit controlelampje schakelmo-
ment:
Met deze functie kiest u of het contro-
lelampje geactiveerd moet worden en
of het bij activering moet knipperen of
continu moet branden.
1. Controlelampje schakelmoment
2.“SELECT”-toets
3.“RESET”-toets
5SLD1.book Page 9 Tuesday, August 5, 2003 3:07 PM
Page 24 of 102

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-10
3
Activering controlelampje schakelmo-
ment:
Via deze functie kiest u het motortoe-
rental waarbij het controlelampje ge-
activeerd zal worden.
Deactivering controlelampje schakel-
moment:
Via deze functie kiest u het motortoe-
rental waarbij het controlelampje ge-
deactiveerd zal worden.
Helderheid controlelampje schakel-
moment:
Met deze functie regelt u de helderheid
van het controlelampje volgens uw
voorkeur.
OPMERKING:
Als u in deze modus iets wilt instellen,
moet u alle functies doorlopen. Als u
echter de sleutel naar “OFF” draait of
de motor start voordat de procedure is
voltooid, worden alleen de instellingen
geactiveerd die u deed voordat de
“SELECT”-toets de laatste maal werd
ingedrukt.
In deze weergave toont het multifunc-
tionele display de actuele instelling
voor elke functie (behalve voor de
functie activiteit controlelampje scha-kelmoment).Om de displayhelderheid in te stellen
1. Draai de sleutel naar “OFF”.
2. Druk de “SELECT”-toets in en houd
deze ingedrukt.
3. Draai de sleutel naar “ON”, wacht dan
vijf seconden en laat de “SELECT”-
toets los.
4. Druk de “RESET”-toets in om de ge-
wenste displayhelderheid te kiezen.
5. Druk de “SELECT”-toets in om het ge-
selecteerde niveau voor displayhel-
derheid te bevestigen. De instelfunctie
gaat over naar de functie activiteit con-
trolelampje schakelmoment.
Om de functie activiteit controlelampjeschakelmoment in te stellen1. Druk de “RESET”-toets in om een van
de volgende instellingen voor active-
ring van het controlelampje te kiezen:
Het controlelampje gaat bij acti-
vering continu branden. (Deze in-
stelling is geselecteerd wanneer
het controlelampje aan blijft.)
Het controlelampje gaat bij acti-
vering knipperen. (Deze instelling
is geselecteerd wanneer het con-
trolelampje vier keer per seconde
knippert.)
Het controlelampje is gedeacti-
veerd, het zal dus niet continu
branden of knipperen. (Deze in-
stelling is actief wanneer het con-
trolelampje één keer per twee
seconden knippert.)
2. Druk de “SELECT”-toets in om de ge-
selecteerde activering voor het contro-
lelampje te bevestigen. De
instelfunctie gaat over naar de functie
activering controlelampje schakelmo-
ment.
Om de functie activering controlelampje
schakelmoment in te stellenOPMERKIN
G:
De functie activering controlelampje scha-
kelmoment kan worden ingesteld tussen
10000 tpm en 16000 tpm. Van 10000 tpm
tot 12000 tpm kan het controlelampje wor-
den ingesteld met stappen van 500 tpm.
Van 12000 tpm tot 16000 tpm kan het con-
trolelampje worden ingesteld met stappenvan 200 tpm.
1. Druk de “RESET”-toets in om het mo-
tortoerental in te stellen waarbij u het
controlelampje wilt laten activeren.
5SLD1.book Page 10 Tuesday, August 5, 2003 3:07 PM