Page 49 of 88
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-7
6
Aanbrengen van het paneel1. Plaats het paneel in de oorspronkelijke
positie, zet de drukclip vast en breng
dan de bouten aan.2. Monteer paneel A (om installatie van
paneel B af te maken) of paneel D (om
installatie van paneel C af te maken).
DAU19192
Paneel D
Verwijderen van het paneelVerwijder de bouten en haal het paneel los.
Aanbrengen van het paneelPlaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de bouten aan.
DAU33370
Panelen E en F
Om een van de panelen te verwijderen1. Verwijder de zadels. (Zie pagina 3-14.)2. Verwijder de bouten, de snelsluit-
schroef en de drukclips en haal dan
het paneel los.
Aanbrengen van het paneel
1. Plaats het paneel in de oorspronkelijke
positie, breng de drukclips en de snel-
sluitschroef aan en zet de bouten vast.
2. Breng de zadels aan.
1. Bout
2. Drukclip
1. Bout
2. Drukclip
1. Bout
1. Bout
2. Snelsluitschroef
3. Drukclip
5JWD3.book Page 7 Monday, September 8, 2003 5:11 PM
Page 50 of 88

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-8
6
DAU19641
Controleren van de bougies Bougies vormen belangrijke onderdelen
van de motor die periodiek moeten worden
gecontroleerd, bij voorkeur door een
Yamaha dealer. Omdat bougies door verhit-
ting en neerslag altijd langzaam slijten,
moeten de bougies worden verwijderd en
gecontroleerd volgens de tijden genoemd in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. De conditie van de bougies kan daar-
naast veel duidelijk maken over de conditie
van de motor.
De porseleinen isolator rond de centrale
elektrode moet licht tot gemiddeld bruin ver-
kleurd zijn (de ideale kleur als normaal met
de machine wordt gereden), en alle bougies
in de motor horen dezelfde verkleuring te
hebben. Wanneer een bougie een heel an-
dere kleur vertoont, is de motor mogelijk de-
fect. Probeer dergelijke problemen niet zelf
vast te stellen. Laat in plaats daarvan uw
motorfiets nakijken door een Yamaha
dealer.
Vervang een bougie als de elektroden blij-
ken te zijn afgesleten en als overmatige
koolaanslag of andere neerslag gevonden
wordt.Voordat een bougie wordt aangebracht
moet de elektrodenafstand met een draad-
voelmaat worden gemeten; breng indien
nodig de elektrodenafstand op specificatie.
Reinig het oppervlak van de bougiepakking
en het pasvlak en verwijder eventueel vuil
uit de schroefdraad van de bougie.
OPMERKING:Als geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slagverder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-
ment worden aangedraaid.
Voorgeschreven bougie:
NGK/CR8E
DENSO/U24ESR-N
1. ElektrodenafstandElektrodenafstand:
0.7–0.8 mm (0.028–0.031 in)
Aanhaalmoment:
Bougie:
12.5 Nm (1.25 m·kgf, 9.0 ft·lbf)
5JWD3.book Page 8 Monday, September 8, 2003 5:11 PM
Page 51 of 88

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-9
6
DAU19881
Motorolie en oliefilterpatroon Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en de oliefilterpatroon wor-
den vervangen volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op de middenbok.OPMERKING:Zorg dat de machine rechtop staat bij het
controleren van het motorolieniveau. Wan-
neer de machine iets schuin staat, kan hetniveau al foutief worden afgelezen.
2. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan
uit.
3. Wacht een paar minuten tot de olie tot
rust is gekomen en controleer dan het
olieniveau via het kijkglas linksonder in
het carter.OPMERKING:Het motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveaustaan.4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie, van de aanbevo-
len soort, bij tot het correcte niveau.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van oliefilterpatroon)
1. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan
uit.
2. Zet een oliecarter onder de motor om
de gebruikte olie op te vangen.
3. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug om de olie uit het carter te laten
stromen.
OPMERKING:Sla de stappen 4–6 over als de oliefilterpa-troon niet wordt vervangen.
4. Verwijder de oliefilterpatroon met een
oliefiltersleutel.
1. Kijkglas olieniveau
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
1. Olievuldop
2. Oliefilterpatroon
3. Olieaftapplug
5JWD3.book Page 9 Monday, September 8, 2003 5:11 PM
Page 52 of 88

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-10
6
OPMERKING:De Yamaha dealer kan een oliefiltersleutelleveren.
5. Smeer een dun laagje motorolie op de
o-ring van de nieuwe oliefilterpatroon.
OPMERKING:Zorg dat de o-ring goed correct aanligt.
6. Plaats de nieuwe oliefilterpatroon en
zet deze dan met een momentsleutel
vast met het voorgeschreven aanhaal-
moment.
7. Breng de olieaftapplug aan en zet
deze dan vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.OPMERKING:Controleer of de onderlegring beschadigd isen vervang indien nodig.8. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motorolie,
monteer dan de olievuldop en zet deze
vast.
LET OP:
DCA11620
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen olieën
met een “CD” dieselspecificatie of
olieën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
1. Oliefilterpatroon
2. Oliefiltersleutel
1. O-ring
1. Oliefilterpatroon
2. MomentsleutelAanhaalmoment:
Oliefilterpatroon:
17 Nm (1.7 m·kgf, 12 ft·lbf)
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug:
43 Nm (4.3 m·kgf, 31 ft·lbf)
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van oliefilterpa-
troon:
3.80 L (4.02 US qt) (3.34 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterpatroon:
4.00 L (4.23 US qt) (3.52 Imp.qt)
5JWD3.book Page 10 Monday, September 8, 2003 5:11 PM
Page 53 of 88

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-11
6
Zorg dat er geen verontreinigingenin het carter terecht komen.
9. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
OPMERKING:Nadat de motor is gestart moet het waar-
schuwingslampje olieniveau uitgaan, alshet olieniveau correct is.LET OP:
DCA10400
Zet de motor direct af als het waarschu-
wingslampje olieniveau knippert of blijft
branden en laat de machine controlerendoor een Yamaha dealer.
10. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
DAU20010
Cardanolie Vóór elke rit moet het cardanhuis worden
gecontroleerd op olielekkage. Laat de ma-
chine controleren en repareren door een
Yamaha dealer als er lekkage wordt aange-
troffen. Bovendien dient de cardanolie als
volgt te worden ververst op de aangegeven
tijdstippen in het periodieke onderhouds- en
smeerschema.
WAARSCHUWING
DWA10370
Zorg ervoor dat geen verontreini-
gingen het cardanhuis kunnen bin-
nendringen.
Zorg dat er geen olie op de bandenof wielen terechtkomt.
Controleren van het olieniveau in het
cardanhuis
1. Zet de machine op de middenbok.
OPMERKING:
Het olieniveau in het cardanhuis moet
worden gecontroleerd terwijl de motor
koud is.
Zorg dat de machine rechtop staat
wanneer u het olieniveau controleert.
Wanneer de machine iets schuin
staat, kan het niveau al foutief wordenafgelezen.2. Verwijder de olievulplug en controleer
het olieniveau in het cardanhuis.
OPMERKING:Het olieniveau moet bij de rand van de vulo-pening staan.
3. Als de olie onder de rand van de vulo-
pening staat, vul dan genoeg olie van
de aanbevolen soort bij tot het correcte
niveau.
Verversen van de cardanolie
1. Plaats een oliecarter onder het car-
danhuis om de gebruikte olie op te
vangen.1. Vulplug cardanolie
2. Aftapplug cardanolie
3. Correct olieniveau
5JWD3.book Page 11 Monday, September 8, 2003 5:11 PM
Page 54 of 88

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-12
6
2. Verwijder de olievulplug en de aftap-
plug om de olie uit het cardanhuis af te
tappen.
3. Breng de olieaftapplug voor het car-
danhuis aan en zet hem vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
4. Vul de aanbevolen cardanolie bij tot
aan de rand van de vulopening.
5. Breng de vulplug aan en zet hem vast.
6. Controleer het cardanhuis op olielek-
kage. Zoek ingeval van lekkage naar
de oorzaak.
DAU20070
Koelvloeistof Voor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU20261
Controleren van het koelvloeistofniveau
Voor iedere rit moet als volgt het koelvloei-
stofniveau worden gecontroleerd. Ook
moet de koelvloeistof worden ververst vol-
gens de intervalperioden vermeld in het pe-
riodieke smeer- en onderhoudsschema.
1. Zet de machine op de middenbok.OPMERKIN
G:
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud is,
temperatuurverschillen zijn namelijk
van invloed op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistofni-
veau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutiefworden afgelezen.
2. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir.
OPMERKING:Het koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-niveau staan.
3. Als de koelvloeistof bij of beneden de
merkstreep voor minimumniveau
staat, verwijder dan de bout, open het
deksel over de reservoirdop en open
de reservoirdop zelf. Aanhaalmoment:
Aftapplug cardanolie:
23 Nm (2.3 m·kgf, 17 ft·lbf)
Aanbevolen cardanolie:
Cardanolie (Onderdeelnr.: 9079E-
SH001-00)
Oliehoeveelheid:
0.20 L (0.21 US qt) (0.18 Imp.qt)1. Merkstreep maximumniveau
2. Merkstreep minimumniveau
5JWD3.book Page 12 Monday, September 8, 2003 5:11 PM
Page 55 of 88

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-13
6
4. Vul koelvloeistof of gedistilleerd water
bij om het koelvloeistofniveau tot aan
de merkstreep voor maximumniveau
te brengen; sluit dan de reservoirdop
en het reservoirdeksel en breng de
bout aan.LET OP:
DCA10470
Als er geen koelvloeistof voorhan-
den is, gebruik in plaats daarvan
dan gedistilleerd water of zacht lei-dingwater. Gebruik geen hard water
of zout water, hierdoor kan de mo-
tor worden beschadigd.
Wanneer water werd gebruikt in
plaats van koelvloeistof, ververs
dan zo snel mogelijk met koelvloei-
stof, anders wordt de motor onvol-
doende gekoeld en is het
koelsysteem niet beschermd tegen
bevriezing en corrosie.
Als water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, vraag dan zo snel mo-
gelijk een Yamaha dealer het anti-
vries percentage van de
koelvloeistof te controleren, anders
zal de koelvloeistof minder effectiefzijn.WAARSCHUWING
DWA10380
Verwijder de koelvloeistofradiator-vuldop nooit terwijl de motor nog heet is.OPMERKING:
De radiatorkoelvin schakelt automa-
tisch aan of uit, afhankelijk van de tem-
peratuur van de koelvloeistof in de
koelvloeistofradiator.
Als de motor oververhit raakt, staan op
pagina 6-32 nadere instructies ver-meld.
DAU33030
De koelvloeistof verversen
WAARSCHUWING
DWA10380
Verwijder de koelvloeistofradiator-vuldop nooit terwijl de motor nog heet is.
De koelvloeistof moet volgens de interval-
perioden vermeld in het periodieke smeer-
en onderhoudsschema ververst worden.
Laat de koelvloeistof verversen door een
Yamaha dealer.
1. Bout
2. Deksel dop koelvloeistofreservoir
3. Dop koelvloeistofreservoirInhoud koelvloeistofreservoir (tot
aan de merkstreep voor maximumni-
veau):
0.25 L (0.26 US qt) (0.22 Imp.qt)
5JWD3.book Page 13 Monday, September 8, 2003 5:11 PM
Page 56 of 88

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-14
6
DAU20470
Reinigen van het
luchtfilterelement Het luchtfilterelement moet worden gerei-
nigd volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Reinig het luchtfilterelement vaker als u
in zeer stoffige of vochtige gebieden rijdt.
1. Verwijder het paneel E. (Zie pagina
6-6.)
2. Verwijder de luchtinlaatkap door de
snelsluitschroeven los te halen.
3. Verwijder het luchtfilterdeksel door de
schroeven te verwijderen.4. Trek het luchtfilterelement los.
5. Geef een paar tikjes tegen het luchtfil-
terelement om het meeste stof en vuil
te verwijderen en blaas dan het nog
achtergebleven vuil weg met perslucht
zoals afgebeeld. Vervang het luchtfil-
terelement als dit beschadigd is.6. Steek het luchtfilterelement in het
luchtfilterhuis.
LET OP:
DCA10480
Controleer of het luchtfilterelement
correct in het luchtfilterhuis is ge-
plaatst.
Laat de motor nooit draaien zonder
dat het luchtfilterelement aanwezig
is, dat kan leiden tot overmatige slij-
tage bij de zuiger(s) en/of de cilin-der(s).
7. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven aan te brengen.
8. Monteer de luchtinlaatkap door de
snelsluitschroeven aan te brengen.
9. Monteer het paneel.
1. Luchtinlaatrooster
2. Snelsluitschroef
1. Luchtfilterdeksel
2. Schroef
1. Luchtfilterelement
5JWD3.book Page 14 Monday, September 8, 2003 5:11 PM