14-04-2003
UW 307 SW IN DETAIL35
MULTIFUNCTIONELE
DISPLAYS Presentatie Monochroom display B Dit kan de volgende informatie weer- geven:
- De tijd.
- De datum.
- De buitentemperatuur (het sym-
bool ¡C knippert bij kans op glad- heid).
- Informatie van de autoradio.
- Controle op geopende portieren (portieren, motorkap).
- Waarschuwingen (bijv.: "accula- ding niet in orde") of berichten
(bijv.: "airbag passagier uitgescha-keld") die tijdelijk worden weerge-geven, kunnen worden gewist doorop de knop 1of 2te drukken.
- De boordcomputer (zie desbetref- fende hoofdstuk).Monochroom display CT en kleurendisplay DT Deze twee systemen worden bediend met behulp van het toetsenbord vande autoradio/telefoon RT3 .
Ze kunnen de volgende informatieweergeven:
- De tijd.
- De datum.
- De buitentemperatuur (bij kans op gladheid verschijnt een waarschu- wingsmelding).
- Weergave van de radiofunctie (radio, CD, ...).
- De telefoonfuncties (telefoon, diensten, ...).
- Controle op geopende portieren, motorkap, enz.
- Waarschuwingen (bijv.: "Brandstof- niveau laag") of meldingen met betrek-
king tot de functies van de auto (bijv.:"Airbag passagier uitgeschakeld") dietijdelijk worden weergegeven.
- De boordcomputer (zie het desbe- treffende hoofdstuk).
- het navigatiesysteem (zie desbe- treffende hoofdstuk).
Opmerking: Om gebruik te kunnen
maken van alle functies van het sys-teem, heeft u de beschikking overtwee CD-Roms: de CD-Rom"Configuratie" met de software en deverschillende talen voor de weerga-ve en de gesproken berichten en deCD-Rom "Navigatie" met alle carto-grafische gegevens van het naviga-tiesysteem. Monochroom displayCT Algemeen menu Druk op de toets
"MENU"om het
algemene menu weer te geven, van
waaruit de volgende functies kunnen worden geselecteerd:
- Navigatie (zie hoofdstuk "Navigatiesysteem").
- De boordcomputer (zie het desbe- treffende hoofdstuk).
- Het telefoonboek (zie hoofdstuk "Autoradio/-telefoon RT3").
- De telefoonfunctie (zie hoofdstuk "Autoradio/-telefoon RT3").
- Configuratie (zie het desbetreffen- de hoofdstuk).
14-04-2003
UW 307 SW IN DETAIL93
Voorschriften met betrekking tot het vervoer van kinderen op depassagiersstoel** Kinderen jonger dan 10 jaar mogen niet met het kinderzitje in de rijrich-ting op de passagiersstoel wordenvervoerd, behalve als de achterzit-plaatsen al bezet zijn door anderekinderen of als de achterbank nietbruikbaar is (verwijderd, neerge-klapt). Zet in dat geval de passa-giersstoel in de achterste stand enschakel de airbag niet uit. Het kinderzitje mag voor kinderen tot 13 of 18 kg wel tegen de rijrich-ting in worden aangebracht. In dezestand is het verplicht de airbag aanpassagierszijde uit te schakelen.
ALGEMENE INFORMATIE MET BETREKKING TOT KINDERZITJES
Hoewel PEUGEOT bij het ontwerp van uw auto veel aandacht heeft besteed aan veiligheidsvoorzieningen voor uw kinderen, is hun veiligheid natuurlijk ook afhan-kelijk van u zelf.
Volg voor een optimale veiligheid de volgende adviezen op:
- Sinds 1992 dienen kinderen jonger dan 10 jaar in gehomologeerde*, aan het
lichaamsgewicht aangepaste kinderzitjes op met veiligheidsgordels uitgeruste
plaatsen te worden vervoerd. Het kinderzitje voldoet aan de wettelijke bepalingen als het is voorzien van een oranje etiket met de gewichtsgroep en het homologatienummer .
- Kinderen van minder dan 9 kg moeten zowel voor- als achterin tegen de rij-richting in worden vervoerd. PEUGEOT raadt u aan uw kind tegen de rij-
richting in te vervoeren tot de leeftijd van 2 jaar.
- De veiligste plaats voor een kinderzitje is volgens de statistieken een plaatsop de achterbank van uw auto.
- Als uw kind op een zitverhoging zit, controleer dan of de heupgordel goed over de bovenbenen van het kind ligt. De schoudergordel dient over de schouder van het
kind te liggen, zonder de hals te raken. PEUGEOT raadt u aan een zitverhogingmet rugleuning en gordelgeleider te gebruiken.
- Vergeet bij het vastmaken van de veiligheidsgordel of het tuigje van het kinderzit- je niet om de speling tussen de gordel of het tuigje en het lichaam van het kind toteen minimum te beperken.
* Volgens de wettelijke bepalingen.
** Raadpleeg de wettelijke bepalingen van uw land voor de voorschriften met betrekking tot het vervoer van kinderen op de passagiersstoel.
14-04-2003
ISOFIX-BEVESTIGINGEN De twee buitenste zitplaatsen achter zijn uitgerust met ISOFIX- bevesti-
gingen . Deze bestaan uit 2 ringen
die zijn geplaatst tussen de rugleu-ning en de zitting van de stoel. De ISOFIX-kinderzitjes beschikken
over 2 sloten die makkelijk kunnen worden verankerd aan deze ringenen zorgen zo voor een veilige, dege-lijke en snelle montage van het zitje. Een speciaal voor auto's van het
merk PEUGEOT gehomologeerd kin-derzitje is het
KIDDY Isofix* -kinderzit-
je dat verkrijgbaar is bij de PEUGEOTdealerorganisatie. Dit zitje kan "met derug in de rijrichting" worden geplaatst(als de buitenste stoelen naar binnenzijn geplaatst) voor kinderen vanaf degeboorte tot 13 kg en "met het gezichtin de rijrichting" voor kinderen van 9 tot 18 kg. Als het zitje voorin met de rug in de rijrichting wordt geplaatst, moet devoorstoel helemaal naar voren wor-den geschoven zodat het kinderzitjezo dicht mogelijk of volledig tegen,het dashboard zit. Als het zitje achterin met het gezicht in de rijrichting wordt geplaatst, moet devoorstoel in de middelste stand en derugleuning rechtop worden gezet.
UW 307 SW IN DETAIL
94
U kunt het KIDDY ISOFIX-kinderzit- je ook plaatsen op een van de bui-tenste stoelen van de tweede zitrij,die op de derde zitrij wordtgeplaatst. In dit geval moet het
KIDDY ISOFIX-kinderzitje met derug in de rijrichting worden geplaatstwaarbij de rugleuning van het kin-derzitje tegen de rugleuning van de
desbetreffende stoel op de tweedezitrij steunt. Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd op zitplaatsen die niet zijnvoorzien van Isofix- bevestigingen.Het is in dit geval verplicht de nor-male driepunts veiligheidsgordels tegebruiken voor beide posities (rug ofgezicht in de rijrichting). Zie de overzichtstabel voor het plaatsen van kinderzitjes.
Wanneer het KIDDY ISOFIX-kin- derzitje met de rug in de rijrichtingop de passagierstoel voorin isgeplaatst, is het verplicht de air-bag aan passagierszijde uit teschakelen. Anders kan het kind bij het in wer- king treden van de airbag levens-gevaarlijk gewond raken.
Volg bij het plaatsen van het kin- derzitje de gebruiksaanwijzing vande fabrikant van het zitje.
* U kunt op de ISOFIX-bevestigin-
gen in uw auto alleen de gehomo- logeerde ISOFIX-kinderzitjes, die
verkrijgbaar zijn bij de PEUGEOT- dealerorganisatie, verankeren.
14-04-2003
DOOR PEUGEOT AANBEVOLEN KINDERZITJES
Behalve ISOFIX-kinderzitjes levert PEUGEOT ook een uitgebreide reeks kinderzitjes die met de veiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt:
Groep 0+: Vanaf de geboorte tot 13 kg L1- "Britax Babysure": wordt zowel voorin als achterin met de rug in de rijrichting aangebracht en met een driepuntsgordelvastgemaakt. Als het zitje voorin is aangebracht, is het verplicht de airbag aan passagierszijde uit te schakelen en moet de passa- giersstoel in de middelste stand worden gezet.
Groep 1: Van 9 tot 18 kg L2- "Ršmer Prince": wordt op de achterzitting met een heupgordel of driepuntsgordel vastgemaakt. Omwille van de veiligheid van uw kinderen: gebruik het zitje en de gordelbeschermer nooit los van elkaar.
Groep 2: Van 15 tot 25 kg
L3- "Ršmer Vario": wordt op de achterzitting met een heupgordel of driepuntsgordel vastgemaakt.
UW 307 SW IN DETAIL 95
14-04-2003
UW 307 SW IN DETAIL
96
Laat nooit ŽŽn of meer kinderen zonder toezicht in een auto
achter. Laat nooit een kind of een dier
in uw auto achter wanneer alle ruiten gesloten zijn en de auto in de zon staat. Plaats zonneschermen voor de achterste zijruiten om uw jonge kinderen tegen dezon te beschermen. Laat de sleutels nooit binnen bereik van de kinderen achter in de de auto.
Schakel de airbag aan passagierszijde uitals een kinderzitje met de rug in de rijrichtingop de passagiersstoel wordt geplaatst.Anders kan een kind bij het afgaan van deairbag levensgevaarlijk gewond raken.
Volg alle aanwijzingen van de fabrikant met betrekking tot het plaatsen en het bevestigenvan het kinderzitje op. Deze zijn aangegevenin de desbetreffende gebruiksaanwijzing. Gebruik het kinderslot* om het per ongeluk openen van de achterportieren te voorko-men. Zorg er bovendien voor dat de portierruiten achter* niet verder dan voor 1/3 deel geo-pend worden.
* Volgens uitvoering.
Groep 2 en 3: Van 15 tot 36 kg L4- "Recaro Start": wordt op de achterzitting met een driepuntsgordel vastge- maakt. De hoogte en de breedte van de rugleuning alsmede de lengte van de zit- ting kunnen naar gelang de leeftijd en de grootte van uw kind worden afge-steld.
L5- "Klippan Optima": wordt op de achterzitting met een driepuntsgordel vast- gemaakt.
Vanaf 6 jaar (ongeveer 22 kg): gebruik alleen de zitverhoging.
Raadpleeg het "Overzicht bevestiging kinderzitjes" voor het plaatsen van een kinderzitje.
UW 307 SW IN DETAIL99
Veiligheidsgordels 3e zitrij De zitplaatsen op de 3e zitrij zijn voorzien van twee driepuntsgordelsmet oprolautomaat. Steek om de gordel om te doen de gesp
Cen vervolgens de gesp Din
de desbetreffende gordelsluitingen.
Voer dit in omgekeerde volgorde uit om de gordel op te rolllen en plaatsde gesp Din de daarvoor bedoelde
ruimte E.
De gordel heeft het mees- te effect als deze strak omhet lichaam gedragenwordt.
Als de zitplaatsen zijn voorzienvan armsteunen, moet de heup-gordel altijd onder de armsteundoor worden geleid. Gebruik geen gordelgeleider wan- neer een kinderzitje is ge•nstal-leerd. Draai de gespen van de veilig- heidsgordels niet om; de gordelszijn dan niet voldoende effectief. De gordelspanners kunnen, afhankelijk van de aard en dekracht van de aanrijding, v——r enonafhankelijk van de airbagsafgaan. Het verklikkerlampje van de air- bag gaat in ieder geval branden. Laat het systeem na een aanrijding controleren door een
PEUGEOT-servicepunt. Het systeem is ontworpen om 10 jaar volledig operationeel tezijn. Laat ze voor uw veiligheid binnen 10 jaar na aankoop van de auto
door een PEUGEOT-servicepuntcontroleren.
Middelste veiligheidsgordel 2e zitrij De middelste zitplaats van de 2e zitrij is voorzien van een in het midden van dehemelbekleding ge•ntegreerde drie-puntsgordel met een oprolautomaat. Steek de gesp Aen vervolgens de
gesp Bvan binnen naar buiten door
de riemgeleider van de stoel.Bevestig de gesp Ain de desbetref-
fende gordelsluiting (rechts) en ver- volgens de gesp Bin de desbetref-
fende gordelsluiting (links).
Voer dit in omgekeerde volgorde uit om de gordel op te rollen en plaats degesp Bvervolgens op de magneet
van het bevestigingspunt op het ach-terste gedeelte van het dak.
14-04-2003
SLEUTELS Met behulp van de sleutel kunnen de voorportieren, de tankdop en hetdashboardkastje vergrendeld of ont-grendeld worden, kan de passagiers-airbag worden uitgeschakeld enwordt het contactslot bediend. Centrale vergrendeling Met behulp van de sleutel in het slot van het bestuurdersportier kunnen deportieren en de achterklep gelijktijdigvergrendeld of ontgrendeld worden,kan de supervergrendeling wordenbediend en kunnen de buitenspiegelsworden ingeklapt. Als ŽŽn van de portieren of de achter- klep geopend is, werkt de centrale ver-grendeling niet. Dit wordt aangegevendoor een geluidssignaal als wordtgeprobeerd te vergrendelen met deafstandsbediening.
Met de afstandsbediening kunnendezelfde functies worden uitgevoerd.
Afstandsbediening
Vergrendelen Druk op de knop Aom de auto te
vergrendelen. Het vergrendelen wordt bevestigd door het gedurende ongeveer tweeseconden branden van de richting-aanwijzers. Opmerking: door lang op de knop A
te drukken, worden niet alleen de portieren en de achterklep vergren-deld, maar worden ook automatischde ruiten gesloten. Auto's met supervergrendeling Let op: de supervergrendeling blok-
keert het van binnenuit en van buitenaf openen van de portieren. Door ŽŽn keer op de knop Ate druk-
ken wordt de supervergrendeling ingeschakeld. Dit wordt bevestigd door het geduren- de ongeveer twee seconden brandenvan de richtingaanwijzers. Opmerking: door lang op de knop Ate
drukken wordt niet alleen de superver- grendeling ingeschakeld, maar wordenook automatisch de ruiten gesloten. Door binnen vijf seconden na het inschakelen van de supervergrende-ling nogmaals op de toets Ate druk-
ken wordt de normale vergrendelingweer ingeschakeld. Dit wordt bevestigd door het geduren- de ongeveer twee seconden brandenvan de richtingaanwijzers. Ontgrendelen Druk op de knop
Bom de auto te
ontgrendelen. Dit wordt bevestigd door het snel knipperen van de richtingaanwijzers. Opmerking: als de auto is vergren-
deld en per ongeluk wordt ontgren- deld zonder dat binnen 30 secondeneen van de portieren wordt geopend,wordt de auto automatisch weer ver-grendeld.
Lokaliseren van de auto Om de eerder vergrendelde auto te lokaliseren op een parkeerplaats: druk op de knop A, de plafon-
niers gaan branden en de knip- perlichten knipperen gedurendeenkele seconden.
UW 307 SW IN DETAIL 103
14-04-2003
14-04-2003
AIRBAGS De airbags zijn speciaal ontworpen voor een betere veiligheid van deinzittenden bij ernstige aanrijdingen:ze vormen een aanvulling op de wer-king van de veiligheidsgordels metgordelkrachtbegrenzers. De elektronische schoksensors registreren een plotselinge vertra-ging van de auto: als de drempel-waarde voor het in werking tredenwordt overschreden, worden de air-bags onmiddellijk opgeblazen enbeschermen de inzittenden van deauto. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas zodat noch het zicht, noch heteventueel verlaten van de auto doorde inzittenden wordt belemmerd. De airbags treden niet in werking bij lichte aanrijdingen waarbij de veilig-heidsgordels zorgen voor eenafdoende bescherming; de krachtvan de aanrijding is afhankelijk vanhet soort obstakel en de snelheidvan de auto op dat moment. De airbags werken alleen als het contact aan is. Opmerking: Het uit het kussen ont-
snappende gas kan enigszins irrite- ren. AIRBAGS VOOR Deze zijn voor de bestuurder in het midden van het stuurwiel en voor depassagier in het dashboard aange-bracht. Ze worden tegelijkertijd geac-tiveerd (behalve als de airbag aanpassagierszijde is uitgeschakeld). Storing airbag voor
Als dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie meteen geluidssignaal en demelding "Storing Airbag"
op het multifunctionele dis-
play, raadpleeg dan een PEUGEOT-servicepunt om het systeem te latencontroleren. Uitschakelen airbag aan passagierszijde* Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszij-de altijd uit als u een kinderzitjemet de rug in de rijrichting op devoorstoel plaatst.
Zet het contact uit, steek de sleu- tel in de schakelaar voor uitscha-kelen van de airbag aan passa-gierszijde 1, draai deze in de
stand "OFF" en verwijder de
sleutel zonder de stand van deschakelaar te veranderen.
Het verklikkerlampje op het instrumen-tenpaneel brandt zolang de airbag isuitgeschakeld.
* Volgens land van bestemming.
UW 307 SW IN DETAIL 133