BESCHRIJVING
2-3
2
Schakelaars en instrumenten 1. Koppelingshendel (pagina 3-13)
2. Schakelaargroep linkerstuurgreep (pagina 3-11)
3. Multifunctioneel display (pagina 3-6)
4. Contactslot/stuurslot-unit (pagina 3-1)5. Toerenteller (pagina 3-11)
6. Schakelaargroep rechterstuurgreep (pagina 3-12)
7. Gasgreep (pagina 6-19)
8. Remhendel (pagina 3-13)
D_5pw.book Page 3 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
Contactslot/stuurslot-unit ..................................... 3-1
Controlelampjes en waarschuwingslampjes ....... 3-2
Multifunctioneel display ........................................ 3-6
Toerenteller ........................................................ 3-11
Antidiefstal-alarm (optie) .................................... 3-11
Stuurschakelaars ............................................... 3-11
Koppelingshendel .............................................. 3-13
Schakelpedaal ................................................... 3-13
Remhendel ........................................................ 3-13
Rempedaal ........................................................ 3-14
Vuldop brandstoftank ......................................... 3-14
Brandstof ........................................................... 3-15Tankbeluchtingsslang ........................................ 3-16
Uitlaatkatalysator .............................................. 3-16
Zadels ............................................................... 3-17
Helmbevestiging ................................................ 3-18
Opbergcompar timent ........................................ 3-19
Afstellen van de voorvork .................................. 3-19
Afstellen van de schookdemperunit .................. 3-21
Bagageriembevestiging ..................................... 3-23
EXUP-systeem .................................................. 3-24
Zijstandaard ...................................................... 3-24
Startspersysteem .............................................. 3-25
D_5pw.book Page 1 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
3
DAU04554
Multifunctioneel display Het multifunctioneel display toont de vol-
gende voorzieningen:
een snelheidsmeter (die de actuele rij-
snelheid aangeeft)
een kilometerteller (die de totale afge-
legde afstand aangeeft)
twee rittellers (die de afgelegde af-
stand aangeven sinds de tellers het
laatst werden teruggesteld op nul)
een ritteller voor brandstofreserve (die
de afgelegde afstand aangeeft sinds
het waarschuwingslampje brand-
stofreserve aan ging)
een klok
een voorziening voor zelfdiagnose
een instelfunctie voor displayhelder-
heid en een controlelampje voor mo-
tortoerental
OPMERKING:_
Vergeet niet de sleutel naar “ON” te
draaien voordat u de toetsen
“SELECT” en “RESET” gebruikt.
Alleen voor Groot-Brittannië: Om de
weergave voor snelheidsmeter en ki-
lometerteller/ritteller te wisselen tus-
sen kilometers en mijlen, moeten de
“SELECT”-toets en de “RESET”-toets
beide gedurende minstens twee se-
conden worden ingedrukt.
_
Kilometerteller- en ritteller-mode
Door indrukken van de “SELECT”-toets
wisselt de weergave volgens onderstaande
volgorde tussen kilometerteller-mode,
“ODO”- en ritteller-mode “TRIP 1” en
“TRIP 2”.
ODO
→ TRIP 1
→ TRIP 2
→ ODO
Als het controlelampje brandstofniveau
aangaat (zie pagina 3-2), wisselt de kilome-
terteller weergave automatisch naar brand-
stofreserve ritteller “F-TRIP”-weergave en
wordt de afgelegde afstand vanaf dat punt
aangegeven. In dat geval wordt door in-
drukken van de “SELECT”-toets gewisseld
tussen de diverse weergaven van rittellers
en kilometerteller, volgens onderstaande
volgorde:F-TRIP
→ TRIP 1
→ TRIP 2
→ ODO
→ F-TRIP
1. Multifunctioneel display
2.“SELECT”-toets
3.“RESET”-toets
D_5pw_Functions.fm Page 6 Tuesday, December 11, 2001 8:49 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
3
Om de ritteller terug te stellen selecteert u
deze eerst door de “SELECT”- toets in te
drukken, waarna de “RESET”-toets min-
stens 1 seconde ingedrukt wordt gehou-
den. Wanneer u de brandstofreserve
ritteller niet zelf met de hand op nul terug-
stelt, wordt deze automatisch teruggesteld
zodra na het tanken 5 km is gereden en
verschijnt de vorige weergavemode weer.
Klokweergave
Draai de sleutel naar “ON”.
Om de weergave te wijzigen naar klokmode
drukt u de “SELECT”-toets minstens een
seconde lang in.
Om terug te gaan naar de voorgaande
weergave drukt u op “SELECT”-toets.
Om de klok op tijd te zetten:
1. Houd de “SELECT”- en “RESET”-toet-
sen tegelijkertijd minstens twee se-
conden lang ingedrukt.
2. Als de uuraanduiding begint te knippe-
ren, druk dan op de “RESET”-toets om
de uren in te stellen.3. Druk op de “SELECT”-toets en de mi-
nutenaanduiding zal gaan knipperen.
4. Druk op de “RESET”-toets om de mi-
nuten in te stellen.
5. Druk op de “SELECT”-toets en laat
deze dan los om de klok te starten.
Zelfdiagnosesysteem
Dit model is uitgerust met een zelfdiagnose-
systeem voor diverse elektrische circuits.
Als een van deze circuits uitvalt, gaat het
waarschuwingslampje voor motorstoring
branden en toont het multifunctionele dis-
play een foutcode van 2 cijfers (bijv. 11, 12,
13).
Noteer zo’n foutcode als die op het multi-
functionele display staat aangegeven en
vraag een Yamaha dealer de motorfiets na
te zien.
DCA00127
LET OP:_ Wanneer het display een foutcode aan-
geeft, moet de motorfiets zo spoedig
mogelijk worden gecontroleerd om mo-
torschade te voorkomen. _
D_5pw.book Page 7 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
3
Instelfunctie voor displayhelderheid en
controlelampje voor motortoerental
Deze instelfunctie schakelt door vijf re-
gelfuncties heen, zodat u de volgende in-
stellingen kunt selecteren volgens
onderstaande volgorde.
1. Displayhelderheid: Met deze functie
regelt u de helderheid van het multi-
functionele display, afgestemd op het
aanwezige daglicht.2. Werking van controlelampje motortoe-
rental: Met deze functie kiest u of het
controlelampje geactiveerd moet wor-
den en of het bij activering moet knip-
peren of continu moet branden.
3. Activering van controlelampje motor-
toerental: Via deze functie kiest u het
motortoerental waarbij het controle-
lampje geactiveerd zal worden.
4. Deactivering van controlelampje mo-
tortoerental: Via deze functie kiest u
het motortoerental waarbij het contro-
lelampje gedeactiveerd zal worden.
5. Helderheid van controlelampje motor-
toerental: Met deze functie regelt u de
helderheid van het controlelampje vol-
gens uw voorkeur.
OPMERKING:_
Om via deze instelfunctie een wille-
keurige instelling te doen, moet u alle
functies doorlopen. Als u echter de
sleutel naar “OFF” draait of de motor
start voordat de procedure is voltooid,
worden alleen de instellingen geacti-
veerd die u deed voordat de
“SELECT”-toets de laatste maal werd
ingedrukt.
In deze weergave toont het multifunc-
tionele display de actuele instelling
voor elke functie (behalve voor de
functie activeertoerental controlelamp-
je motortoerental).
_
1. Controlelampje motortoerental
2.“SELECT”-toets
3.“RESET”-toets
D_5pw.book Page 8 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-9
3
Om de displayhelderheid in te stellen1. Draai de sleutel naar “OFF”.
2. Druk de “SELECT”-toets in en houd
deze ingedrukt.
3. Draai de sleutel naar “ON”, wacht dan
vijf seconden en laat de “SELECT”-
toets los.
4. Druk de “RESET”-toets in om de ge-
wenste displayhelderheid te kiezen.
5. Druk de “SELECT”-toets in om het ge-
selecteerde niveau voor displayhel-
derheid te bevestigen. De instelfunctie
gaat over naar de functie activering
controlelampje motortoerental.Instellen van de functie activering controle-
lampje motortoerental1. Druk de “RESET”-toets in om een van
de volgende instellingen voor active-
ring van het lampje te kiezen:
a. Het controlelampje gaat bij activering
continu branden. (Deze instelling is
geselecteerd wanneer het controle-
lampje aan blijft.)
b. Het controlelampje gaat bij activering
knipperen. (Deze instelling is geselec-
teerd wanneer het controlelampje vier
keer per seconde knippert.)
c. Het controlelampje is gedeactiveerd,
het zal dus niet continu branden of
knipperen. (Deze instelling is actief
wanneer het controlelampje één keer
per twee seconden knippert.)
2. Druk de “SELECT”-toets in om de ge-
selecteerde activering voor het contro-
lelampje te bevestigen. De
instelfunctie gaat over naar de functie
activeertoerental controlelampje mo-
tortoerental.Instellen van de functie activeertoerental
controlelampje motortoerentalOPMERKING:_ Het activeertoerental voor het controle-
lampje kan worden ingesteld tussen 7.000
en 12.000 r/min, in stappen van 500 r/min. _1. Druk de “RESET”-toets in om het mo-
tortoerental in te stellen waarbij u het
controlelampje wilt laten activeren.
2. Druk de “SELECT”-toets in om het ge-
selecteerde motortoerental te bevesti-
gen. De instelfunctie gaat over naar de
functie deactivering controlelampje
motortoerental.
D_5pw.book Page 9 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-10
3
Instellen van de functie deactivering contro-lelampje motortoerentalOPMERKING:_
De deactivering van het controlelamp-
je kan worden ingesteld tussen 7.000
en 12.000 r/min, in stappen van
500 r/min.
Denk eraan dat de deactiveerfunctie
op een hoger toerental moet worden
ingesteld dan de activeerfunctie, an-
ders zal het controlelampje motortoe-
rental gedeactiveerd blijven.
_1. Druk de “RESET”-toets in om het mo-
tortoerental in te stellen waarbij u het
controlelampje wilt laten deactiveren.
2. Druk de “SELECT”-toets in om het ge-
selecteerde motortoerental te bevesti-
gen. De instelfunctie gaat over naar de
functie helderheid controlelampje mo-
tortoerental.Instellen van helderheid controlelampje
motortoerental1. Druk de “RESET”-toets in om de ge-
wenste helderheid van het controle-
lampje te kiezen.
2. Druk de “SELECT”-toets in om het ge-
selecteerde helderheidsniveau van
het controlelampje te bevestigen. De
multifunctionele display gaat terug
naar de weergaven kilometerteller, rit-
teller of klok.
D_5pw.book Page 10 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
INDEXAAandrijfketting, smeren .......................... 6-29
Accu ...................................................... 6-33
Antidiefstal-alarm ................................... 3-11BBagageriembevestiging ......................... 3-23
Banden .................................................. 6-19
Bougies, controleren ................................6-8
Brandstof ............................................... 3-15
Brandstofverbruik, tips voor een zuinig..... 5-3CClaxonschakelaar .................................. 3-12
Contactslot/stuurslot-unit..........................3-1
Controlelampje brandstofniveau...............3-2
Controlelampje grootlicht .........................3-3
Controlelampje
koelvloeistoftemperatuur ........................3-4
Controlelampje motortoerental .................3-4
Controlelampjes en
waarschuwingslampjes ..........................3-2
Controlelampjes richtingaanwijzers ..........3-2
Controlelampje vrijstand...........................3-3
Controlelijst voor gebruik..........................4-1DDimlichtschakelaar ................................. 3-11
Doorbuiging aandrijfketting .................... 6-27
Afstellen ........................................... 6-28
Controleren....................................... 6-27EEXUP-systeem ...................................... 3-24
GGasgreep en gaskabel, controleren
en smeren ........................................... 6-30
Gaskabel, afstellen van vrije slag........... 6-19
Gereedschapsset .................................... 6-1
Gloeilamp kentekenverlichting,
vervangen ........................................... 6-38
Gloeilamp richtingaanwijzer,
vervangen ........................................... 6-37HHelmbevestiging .................................... 3-18IIdentificatienummers ............................... 9-1
Identificatienummer sleutel ...................... 9-1
Inrijperiode............................................... 5-3KKabels, controleren en smeren .............. 6-29
Klepspeling, afstellen............................. 6-19
Koelvloeistof .......................................... 6-12
Controleren ...................................... 6-12
Verversen ........................................ 6-13
Koplampgloeilamp, vervangen .............. 6-36
Koppelingshendel .................................. 3-13
Koppelingshendel, vrije slag afstellen .... 6-23LLichtschakelaar ..................................... 3-12
Lichtsignaalschakelaar .......................... 3-11
Locaties van onderdelen.......................... 2-1
Luchtfilterelement, vervangen ................ 6-16
MModelinformatiesticker .............................9-2
Motorolie en oliefilterpatroon ....................6-9
Multifunctioneel display ............................3-6NNoodstopschakelaar ..............................3-12OOmrekentabel ..........................................8-5
Ondersteunen van de motorfiets ............6-39
Opbergcompartiment .............................3-19PParkeren ..................................................5-4
Periodiek smeer- en
onderhoudsschema ...............................6-2RRemblokken, controleren .......................6-25
Rem- en koppelingshendel,
controleren en smeren .........................6-30
Remhendel ............................................3-13
Remlicht/achterlicht ................................6-37
Remlichtschakelaar, afstellen.................6-24
Rempedaal ............................................3-14
Rempedaal, smeren...............................6-31
Rempedaalstand, afstellen .....................6-24
Remvloeistofniveau, controleren ............6-26
Remvloeistof, verversen.........................6-27
Richtingaanwijzerschakelaar ..................3-12
D_5pw.book Page 1 Friday, December 7, 2001 2:18 PM