Page 107 of 166

AUTOMATISCH INSCHAKE-
LEN VAN DE VERLICHTING Het parkeerlicht en het dimlicht wor- den automatisch ingeschakeld als delichtsterkte van de omgevingonvoldoende is en als de ruitenwis-sers aanhoudend wissen. De verli-chting wordt uitgeschakeld als delichtsterkte van de omgeving weervoldoende is of het wissen isgestopt. Bij de aflevering van de auto is deze functie ingeschakeld. In– of uitschakelen van de functie: zet de sleutel in de stand acces- soires (1e stand van de sleutel) ofzet het contact aan,
houd het uiteinde van de licht-schakelaar 2 seconden inge-drukt.
Opmerking: Bij mist kan de lichtsen-
sor voldoende licht waarnemen. Deverlichting zal dan ook niet automati-sch worden ingeschakeld.
Let op dat de lichtsensor, die zich met de regensensor achter de bin-nenspiegel op de voorruit bevindt,niet wordt afgedekt. Deze sensorregelt de automatische verlichting. Controle van werking Inschakelen Bij het inschakelen van de functie is een geluidssignaal te horen en ver-schijnt de melding
"Verlichting
automatisch ingeschakeld" op het
multifunctionele display. Opmerking: de functie wordt tijdelijk
uitgeschakeld als de bestuurder de verlichting handmatig inschakelt. Uitschakelen Als de functie wordt uitgeschakeld klinkt een geluidssignaal. Als de functie tijdens het rijden wordt uitgeschakeld terwijl de lichtsterktevan de omgeving onvoldoende is,zal de verlichting blijven branden. Het is echter mogelijk de functie en de verlichting uit te schakelen door:
- de lichtschakelaar te bedienen.
- de motor af te zetten.
UW 406 IN DETAIL
125
Bij een storing in de lichtsensor wordt de functie ingeschakeld (deverlichting gaat aan). De bestuurderwordt gewaarschuwd door het knip-peren van het (groene) verklikker-lampje "dimlichten" op het instru-mentenpaneel.
Raadpleeg een PEUGEOT-service- punt om het systeem te laten contro-leren. Follow me home Bij een geringe lichtsterkte van de omgeving of bij nacht, kunnen deparkeer- en dimlichten gedurendeongeveer een minuut blijven bran-den als u de auto verlaat: zet de lichtschakelaar in de stand
AUTO ,
zet het contact in de stand acces-soires (1e stand van de sleutel),
houd het uiteinde van de licht-schakelaar langer dan tweeseconden ingedrukt,
zet de lichtschakelaar in de stand 0,
geef een "lichtsignaal",
verlaat en vergrendel de auto.
Page 108 of 166

Ruitenwisser achter (break) Draai ring Ain de eerste
stand voor de intervalstand. Ruitensproeier achter (break) Draai ring Avoorbij de eerste
stand, de ruitensproeiers en de ruitenwissers werken gedu-rende een vastgestelde tijd.
RUITENWISSERSCHAKELAAR Ruitenwissers vóór2 Hoge snelheid (hevige neerslag).
1 Normale snelheid (matige regenval).
AUTO Automatisch wissen.
0 Uit.
∀ Eén keer wissen (omlaag duwen).
Werking In de stand 1of 2wordt, als de auto
stopt, de wissnelheid lager en zodra weer wordt weggereden, wordt deoorspronkelijke wissnelheid weeraangenomen. Nadat het contact meer dan een minuut is afgezet met de ruite-nwisserschakelaar in de stand
AUTO, dient deze functie weergeactiveerd te worden. Zet hiervo-
or de schakelaar in een willekeurigestand en zet hem vervolgens in destand AUTO . Automatische ruitenwissers In de stand
AUTO, werkt de ruite-
nwisser automatisch en wordt de
snelheid van de wissers aangepa- st aan de hoeveelheid neerslag. Controle van werking Inschakelen Bij het inschakelen van de functie verschijnt het bericht "Automati-
sche ruitenwissers ingeschakeld"
op de multifunctionele display. In geval van een storing in de
stand AUTO , zullen de ruitenwissers
met een noodprogramma werken.
Raadpleeg een PEUGEOT-service- punt om het systeem te laten contro-leren.
UW 406 IN DETAIL
126
Dek de regensensor, op de voorruit achter de bin-nenspiegel, niet af. Zet het contact uit als de
auto gewassen wordt in een was- straat of controleer of de scha-kelaar niet in de stand voor auto-matisch wissen staat.
Wacht 's winters met het inscha- kelen van het automatisch wissentot de voorruit ontdooid is.
Ruitensproeiers en koplampsproeiers
Trek de hendel naar u toe. De rui- tensproeiers treden in werking,waarna enige tijd de ruitenwissersworden ingeschakeld om de ruitschoon te wissen. De koplampsproeiers treden gelijk, gedurende twee seconden, met deruitensproeiers in werking indien de
dim-/grootlichten branden.
Page 123 of 166

AIRBAGS De airbags zijn speciaal ontworpen voor een betere veiligheid van deinzittenden bij ernstige aanrijdingen:ze vormen een aanvulling op de wer-king van de veiligheidsgordels metgordelkrachtbegrenzers. De elektronische schoksensors regi- streren een plotselinge vertragingvan de auto: als de drempelwaardevoor het in werking treden wordtoverschreden, worden de airbagsonmiddellijk opgeblazen en bescher-men ze de inzittenden van de auto. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas zodat noch het zicht, noch heteventueel verlaten van de auto doorde inzittenden wordt belemmerd. De airbags treden niet in werking bij lichte aanrijdingen waarbij de veilig-heidsgordels zorgen voor eenafdoende bescherming; de krachtvan de aanrijding is afhankelijk vanhet soort obstakel en de snelheidvan de auto op dat moment. De airbags werken alleen als het contact aan is. Opmerking:Het uit de airbags ont-
snappende gas kan enigszins irrite- ren. AIRBAGS VOOR Deze zijn voor de bestuurder in het midden van het stuurwiel en voor depassagier in het dashboard aange-bracht. Ze worden tegelijkertijd geac-tiveerd, behalve als de airbag aanpassagierszijde is uitgeschakeld. Storing airbag voor
Als dit pictogram verschijnt op het instrumentenpaneelin combinatie met eengeluidssignaal en de mel-ding "Airbag(s) defect" op
het multifunctionele display, laat hetsysteem dan controleren door een
PEUGEOT-servicepunt.
RIJDEN MET UW 406
153
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot een airbag aanpassagierszijde
Auto’s met airbagschakelaar:
- schakel de air-bag aan passa- gierszijde uit alsu een kinderzit-je met de rug inde rijrichting opde voorstoelplaatst.
- schakel de air- bag in als ereen passagierop de voorstoelzit.
Auto’s zonder airbagschakelaar: - plaats geen kinderzitjemet de rug in de rij-richting op de voor-stoel.
Leg in elk geval nooit uw voeten ofandere voorwerpen op hetdashboard.
Page 146 of 166
Zekering AmpèrageFuncties
11* 10AGrootlicht links.
12* 10 A Grootlicht rechts.
13* 15 AClaxon.
14 10 ARuitensproeiers voor en achter.
15* 30A Bobine, ruitenwissers, lambdasonde, oliedruk, injectiesysteem.
16* 30 A Luchtpomp, motorolietemperatuur, motorolieniveau, werking remlichten, dynamo, sensor
water in brandstof, bediening relais injectie.
17* 30 A Elektrische verstelbare passagiersstoel.
18 40 A Aanjager airconditioning, startmotor, lage snelheid ruitenwissers voor.
ONDERHOUD VAN UW 406
47