4 - Regeling luchtverdeling
Door herhaaldelijk op de boven- of de onderkant vande schakelaar te drukkenkan de luchtstroom ges-tuurd worden naar:
- de voorruit (ontwasemen),
- de voorruit en de beenruimte,
- de linker, rechter en middelste ven- tilatieroosters,
- de linker, rechter en middelste ven- tilatieroosters en de beenruimte,
- de beenruimte. Door één keer op de boven- of de onderkant van de schakelaar tedrukken kan de vorige, respectieve-lijk de volgende instelling uit bovens-taande lijst gekozen worden. Handmatige bediening Al naar gelang uw wensen kunt u de automatische bediening van het sys-teem handmatig aanpassen. Bij het indrukken van de toets
"AUTO"
zal het systeem weer volle-
dig automatisch functioneren.
5 - Airconditioning
Bij het indrukken vandeze toets wordt deairconditioning uit-
geschakeld. Druk de toets nogmaals in om de automatische werking van de aircon-ditioning te hervatten. De aanduiding"A/C" verschijnt op het display.
6 - Regeling luchtopbrengst
De luchtopbrengstkan verhoogd of ver-
minderd worden door respectievelijkde toets +of –in te drukken.7 - Toevoer van
buitenlucht
Bij het indrukken vandeze toets wordt de lucht
in het interieur gerecirculeerd. De recircu-latiestand, die op het display wordt aange-geven, dient om de toevoer van buiten-lucht bij stank en stofoverlast af te sluiten. Gebruik de luchtrecirculatie alleen als dit echt nodig is. Druk de toets nogmaals inom de automatische toevoer van buiten-lucht te hervatten. Als deze stand wordt gebruikt in een voch- tig klimaat, bestaat er een risico dat de rui-ten beslaan.
8 - Achterruitver-warming
Het indrukken van deschakelaar bij draaiende
motor zorgt voor het inschakelen van deachterruitverwarming en de verwarmingvan de buitenspiegels. Deze gaat na ongeveer 15 minuten automatisch uit. Druk nogmaals op de schakelaar om de achterruitverwarming opnieuw in teschakelen. Druk de toets nogmaals inom de achterruitverwarming eerder uit teschakelen. Opmerking: Condensvorming in de air-
conditioning kan ertoe leiden dat er zich een klein plasje water onder de autovormt, dit is een normaal verschijnsel.
UW 406 IN DETAIL
63
SLEUTELS Met behulp van de sleutel kunnen de voorportieren en het dashboardka-stje vergrendeld of ontgrendeldworden, kan de passagiersairbagworden uitgeschakeld en wordt hetcontactslot bediend. Centrale vergrendeling Met behulp van de sleutel in het slot van het bestuurdersportier kunnende portieren en de achterklep gelijk-tijdig vergrendeld of ontgrendeld
worden. Als één van de voor– ofachterportieren geopend is, werkt decentrale vergrendeling niet. Met de afstandsbediening kunnen dezelfde functies worden uitgevoerd. Afstandsbediening
VergrendelenDruk op de knop Aom de auto te
vergrendelen.
UW 406 IN DETAIL
108
Het vergrendelen wordt bevestigd door het gedurende ongeveer tweeseconden branden van de richtinga-anwijzers. OntgrendelenDruk op de knop Bom de auto te
ontgrendelen.Dit wordt bevestigd door het snel knipperen van de richtingaanwijzers. Opmerking : druk de knop van de
afstandsbediening niet buiten het bereik van de auto in. Hierdoor kanhet systeem buiten werking raken. Indat geval moet de afstandsbedieningopnieuw geprogrammeerd worden. ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING Deze diefstalbeveiliging blokkeert het motormanagementsysteem envoorkomt zo het starten van demotor bij een inbraak. In de sleutel is een chip aangebracht die over een specifieke codebeschikt. Bij het aanzetten van hetcontact moet de code van de sleutelworden herkend door de startblokke-ring, waarna de motor gestart kanworden. Bij een storing in het systeem klinkt een geluidssignaal en verschi-jnt een melding op het multifunctio-
nele display. LET OP:
uw auto is dan niet meer
beveiligd.Raadpleeg zo snel mogelijk een
PEUGEOT-servicepunt.
Lokaliseren van de auto Om de eerder vergrendelde auto te lokaliseren op een parkeerplaats:
druk op de knop A, de plafonniers
gaan branden en de knipperli- chten knipperen gedurendeenkele seconden.
Waarschuwingssignaal sleutel Als het bestuurdersportier wordt geopend terwijl de sleutel nog in hetcontact steekt, klinkt er een geluids-signaal.
UW 406 IN DETAIL
109
Batterij van afstandsbediening vervangen Als de batterij leeg is, verschijnt in combinatie met een geluidssignaaleen melding op het multifunctionele
display. Wip het huis met een muntstuk bij het oog los om bij de batterij tekomen (CR 2016/3 V). Als de afstandsbediening na het vervangen van de batterij niet werkt,moet deze opnieuw geprogrammeerdworden.Codekaart Op deze kaart staat de identificatie-
code die uw PEUGEOT-servicepuntnodig heeft bij werkzaamheden aande startblokkering. De code is afge-dekt, verwijder de film alleen als ditstrikt noodzakelijk is. Bewaar de codekaart op een veili- ge plaats buiten de auto.Herprogrammeren van de afstandsbediening
Zet het contact uit.
Zet het contact weer aan.
Druk meteen op de knop A.
Zet het contact uit en verwijder de sleutel uit het contactslot. Deafstandsbediening werkt nuweer
.
SLEUTELS Met behulp van de sleutel kunnen de voorportieren en het dashboardka-stje vergrendeld of ontgrendeldworden, kan de passagiersairbagworden uitgeschakeld en wordt hetcontactslot bediend. Centrale vergrendeling Met behulp van de sleutel in het slot van het bestuurdersportier kunnende portieren en de achterklep gelijk-tijdig vergrendeld of ontgrendeld
worden. Als één van de voor– ofachterportieren geopend is, werkt decentrale vergrendeling niet. Met de afstandsbediening kunnen dezelfde functies worden uitgevoerd. Afstandsbediening
VergrendelenDruk op de knop Aom de auto te
vergrendelen.
UW 406 IN DETAIL
108
Het vergrendelen wordt bevestigd door het gedurende ongeveer tweeseconden branden van de richtinga-anwijzers. OntgrendelenDruk op de knop Bom de auto te
ontgrendelen.Dit wordt bevestigd door het snel knipperen van de richtingaanwijzers. Opmerking : druk de knop van de
afstandsbediening niet buiten het bereik van de auto in. Hierdoor kanhet systeem buiten werking raken. Indat geval moet de afstandsbedieningopnieuw geprogrammeerd worden. ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING Deze diefstalbeveiliging blokkeert het motormanagementsysteem envoorkomt zo het starten van demotor bij een inbraak. In de sleutel is een chip aangebracht die over een specifieke codebeschikt. Bij het aanzetten van hetcontact moet de code van de sleutelworden herkend door de startblokke-ring, waarna de motor gestart kanworden. Bij een storing in het systeem klinkt een geluidssignaal en verschi-jnt een melding op het multifunctio-
nele display. LET OP:
uw auto is dan niet meer
beveiligd.Raadpleeg zo snel mogelijk een
PEUGEOT-servicepunt.
Lokaliseren van de auto Om de eerder vergrendelde auto te lokaliseren op een parkeerplaats:
druk op de knop A, de plafonniers
gaan branden en de knipperli- chten knipperen gedurendeenkele seconden.
Waarschuwingssignaal sleutel Als het bestuurdersportier wordt geopend terwijl de sleutel nog in hetcontact steekt, klinkt er een geluids-signaal.
UW 406 IN DETAIL
109
Batterij van afstandsbediening vervangen Als de batterij leeg is, verschijnt in combinatie met een geluidssignaaleen melding op het multifunctionele
display. Wip het huis met een muntstuk bij het oog los om bij de batterij tekomen (CR 2016/3 V). Als de afstandsbediening na het vervangen van de batterij niet werkt,moet deze opnieuw geprogrammeerdworden.Codekaart Op deze kaart staat de identificatie-
code die uw PEUGEOT-servicepuntnodig heeft bij werkzaamheden aande startblokkering. De code is afge-dekt, verwijder de film alleen als ditstrikt noodzakelijk is. Bewaar de codekaart op een veili- ge plaats buiten de auto.Herprogrammeren van de afstandsbediening
Zet het contact uit.
Zet het contact weer aan.
Druk meteen op de knop A.
Zet het contact uit en verwijder de sleutel uit het contactslot. Deafstandsbediening werkt nuweer
.
SLEUTELS Met behulp van de sleutel kunnen de voorportieren en het dashboardka-stje vergrendeld of ontgrendeldworden, kan de passagiersairbagworden uitgeschakeld en wordt hetcontactslot bediend. Centrale vergrendeling Met behulp van de sleutel in het slot van het bestuurdersportier kunnende portieren en de achterklep gelijk-tijdig vergrendeld of ontgrendeld
worden. Als één van de voor– ofachterportieren geopend is, werkt decentrale vergrendeling niet. Met de afstandsbediening kunnen dezelfde functies worden uitgevoerd. Afstandsbediening
VergrendelenDruk op de knop Aom de auto te
vergrendelen.
UW 406 IN DETAIL
108
Het vergrendelen wordt bevestigd door het gedurende ongeveer tweeseconden branden van de richtinga-anwijzers. OntgrendelenDruk op de knop Bom de auto te
ontgrendelen.Dit wordt bevestigd door het snel knipperen van de richtingaanwijzers. Opmerking : druk de knop van de
afstandsbediening niet buiten het bereik van de auto in. Hierdoor kanhet systeem buiten werking raken. Indat geval moet de afstandsbedieningopnieuw geprogrammeerd worden. ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING Deze diefstalbeveiliging blokkeert het motormanagementsysteem envoorkomt zo het starten van demotor bij een inbraak. In de sleutel is een chip aangebracht die over een specifieke codebeschikt. Bij het aanzetten van hetcontact moet de code van de sleutelworden herkend door de startblokke-ring, waarna de motor gestart kanworden. Bij een storing in het systeem klinkt een geluidssignaal en verschi-jnt een melding op het multifunctio-
nele display. LET OP:
uw auto is dan niet meer
beveiligd.Raadpleeg zo snel mogelijk een
PEUGEOT-servicepunt.
Lokaliseren van de auto Om de eerder vergrendelde auto te lokaliseren op een parkeerplaats:
druk op de knop A, de plafonniers
gaan branden en de knipperli- chten knipperen gedurendeenkele seconden.
Waarschuwingssignaal sleutel Als het bestuurdersportier wordt geopend terwijl de sleutel nog in hetcontact steekt, klinkt er een geluids-signaal.
AUTOMATISCH INSCHAKE-
LEN VAN DE VERLICHTING Het parkeerlicht en het dimlicht wor- den automatisch ingeschakeld als delichtsterkte van de omgevingonvoldoende is en als de ruitenwis-sers aanhoudend wissen. De verli-chting wordt uitgeschakeld als delichtsterkte van de omgeving weervoldoende is of het wissen isgestopt. Bij de aflevering van de auto is deze functie ingeschakeld. In– of uitschakelen van de functie: zet de sleutel in de stand acces- soires (1e stand van de sleutel) ofzet het contact aan,
houd het uiteinde van de licht-schakelaar 2 seconden inge-drukt.
Opmerking: Bij mist kan de lichtsen-
sor voldoende licht waarnemen. Deverlichting zal dan ook niet automati-sch worden ingeschakeld.
Let op dat de lichtsensor, die zich met de regensensor achter de bin-nenspiegel op de voorruit bevindt,niet wordt afgedekt. Deze sensorregelt de automatische verlichting. Controle van werking Inschakelen Bij het inschakelen van de functie is een geluidssignaal te horen en ver-schijnt de melding
"Verlichting
automatisch ingeschakeld" op het
multifunctionele display. Opmerking: de functie wordt tijdelijk
uitgeschakeld als de bestuurder de verlichting handmatig inschakelt. Uitschakelen Als de functie wordt uitgeschakeld klinkt een geluidssignaal. Als de functie tijdens het rijden wordt uitgeschakeld terwijl de lichtsterktevan de omgeving onvoldoende is,zal de verlichting blijven branden. Het is echter mogelijk de functie en de verlichting uit te schakelen door:
- de lichtschakelaar te bedienen.
- de motor af te zetten.
UW 406 IN DETAIL
125
Bij een storing in de lichtsensor wordt de functie ingeschakeld (deverlichting gaat aan). De bestuurderwordt gewaarschuwd door het knip-peren van het (groene) verklikker-lampje "dimlichten" op het instru-mentenpaneel.
Raadpleeg een PEUGEOT-service- punt om het systeem te laten contro-leren. Follow me home Bij een geringe lichtsterkte van de omgeving of bij nacht, kunnen deparkeer- en dimlichten gedurendeongeveer een minuut blijven bran-den als u de auto verlaat: zet de lichtschakelaar in de stand
AUTO ,
zet het contact in de stand acces-soires (1e stand van de sleutel),
houd het uiteinde van de licht-schakelaar langer dan tweeseconden ingedrukt,
zet de lichtschakelaar in de stand 0,
geef een "lichtsignaal",
verlaat en vergrendel de auto.
Ruitenwisser achter (break) Draai ring Ain de eerste
stand voor de intervalstand. Ruitensproeier achter (break) Draai ring Avoorbij de eerste
stand, de ruitensproeiers en de ruitenwissers werken gedu-rende een vastgestelde tijd.
RUITENWISSERSCHAKELAAR Ruitenwissers vóór2 Hoge snelheid (hevige neerslag).
1 Normale snelheid (matige regenval).
AUTO Automatisch wissen.
0 Uit.
∀ Eén keer wissen (omlaag duwen).
Werking In de stand 1of 2wordt, als de auto
stopt, de wissnelheid lager en zodra weer wordt weggereden, wordt deoorspronkelijke wissnelheid weeraangenomen. Nadat het contact meer dan een minuut is afgezet met de ruite-nwisserschakelaar in de stand
AUTO, dient deze functie weergeactiveerd te worden. Zet hiervo-
or de schakelaar in een willekeurigestand en zet hem vervolgens in destand AUTO . Automatische ruitenwissers In de stand
AUTO, werkt de ruite-
nwisser automatisch en wordt de
snelheid van de wissers aangepa- st aan de hoeveelheid neerslag. Controle van werking Inschakelen Bij het inschakelen van de functie verschijnt het bericht "Automati-
sche ruitenwissers ingeschakeld"
op de multifunctionele display. In geval van een storing in de
stand AUTO , zullen de ruitenwissers
met een noodprogramma werken.
Raadpleeg een PEUGEOT-service- punt om het systeem te laten contro-leren.
UW 406 IN DETAIL
126
Dek de regensensor, op de voorruit achter de bin-nenspiegel, niet af. Zet het contact uit als de
auto gewassen wordt in een was- straat of controleer of de scha-kelaar niet in de stand voor auto-matisch wissen staat.
Wacht 's winters met het inscha- kelen van het automatisch wissentot de voorruit ontdooid is.
Ruitensproeiers en koplampsproeiers
Trek de hendel naar u toe. De rui- tensproeiers treden in werking,waarna enige tijd de ruitenwissersworden ingeschakeld om de ruitschoon te wissen. De koplampsproeiers treden gelijk, gedurende twee seconden, met deruitensproeiers in werking indien de
dim-/grootlichten branden.