Page 153 of 283
GLOEILAMPTYPE VERMOGEN
Dimlicht
Grootlicht
Parkeerlichten voor
Richtingaanwijzers voor
Richtingaanwijzers op voorspatbord
Richtingaanwijzers achter
Mistlampen voor
Achterlichten
Remlichten
Derde remlicht (sedan)
Derde remlicht (SW)
Achteruitrijlichten
Mistachterlicht
Kentekenplaatverlichting
Plafondverlichting voor
Spiegelverlichting
Plafondverlichting achter aan de zijkant
en middenachter (SW)
Dashboardkastje
Bagageruimteverlichting (sedan)
Bagageruimteverlichting (SW)
Portieren
152
BOUGIES
LANCIA RC10YCC
1.6LANCIA BKR5EZChampion RC10YCC
NGK BKR5EZ
LANCIA RC10YCC
1.8LANCIA BKR6EZChampion RC10YCC
NGK BKR6EZ
2.0
LANCIA RC8BYC
Champion RC8BYC H7
H7
H6W
PY21W PY5W
PY21W H3
R10W P21W 2.3W
H21W P21W
P21W C5W
W5W
C10W
C10W C5W
C5W
C10W W5W 60W
55W
6W
21W 5W
21W
55W
10W
21W
2.3W 21W
21W
21W 5W
5W
10W
10W 5W
5W
10W 5W
LYBRA 146÷165 NL:LYBRA 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 152
Page 156 of 283

155
– Controleer of de koplampen goed
staan afgesteld: als ze te laag staan,
wordt uw zicht beperkt en raakt u
sneller vermoeid. Als ze te hoog staan,
kunnen ze andere weggebruikers hin-
deren.
– Gebruik het grootlicht alleen bui-
ten de stad en als u zeker weet dat u
andere weggebruikers niet hindert.
– Doof het grootlicht (indien inge-
schakeld) als u een tegenligger ziet en
passeer met dimlicht.
– Houd alle lampen schoon.
– Let buiten de stad op overstekende
dieren.
– Lange reizen moeten in optimale
conditie worden gestart.
– Rijd niet te lang achter elkaar,
maar las pauzes in en gebruik die om
een beetje te bewegen en weer op
krachten te komen.
– Zorg voor een constante luchtver-
versing in het interieur. – Rijd nooit van een helling af met
een afgezette motor: u kunt dan niet
op de motor afremmen en de rem- en
stuurbekrachtiging werken niet,
waar door u krachtiger op de rem
moet trappen en aan het stuur moet
draaien.
– Rijd nooit van een helling af met
de versnellingspook in de vrij-stand:
op deze manier kan niet op de motor
worden afgeremd.
IN HET DONKER RIJDEN
Enkele belangrijke tips voor het rij-
den in het donker:
– Rijd extra voorzichtig: rijden in het
donker vergt veel meer concentratie.
– Beperk de snelheid, vooral op on-
verlichte wegen.
– Stop bij de eerste tekenen van sla-
perigheid: doorrijden levert gevaar op
voor uzelf en voor anderen. Ga pas
weer rijden na voldoende rust.
– Bewaar een veilige afstand, groter
dan overdag, van de auto’s die voor u
rijden. Het is moeilijk om de snelheid
van andere auto’s te schatten als al-
leen de lichten te zien zijn.
Draag altijd veiligheids
-
gordels, zowel voorin als
achterin en zorg ervoor
dat kinderen in passende zitjes
worden vervoerd. Rijden zonder
veilig heidsgordels vergroot het
risico op ernstig letsel of dodelijke
afloop bij een ongeval.Rijden onder invloed van
alcohol, verdovende mid-
delen, of bepaalde medi-
cijnen is zeer gevaarlijk voor uzelf
en voor anderen.
LYBRA 146÷165 NL:LYBRA 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 155
Page 157 of 283

156
MET REGEN RIJDENRegen en natte wegen leveren gevaar
op.
Op natte wegen zijn alle manoeuvres
moeilijker, omdat de wrijving tussen
de banden en het wegdek aanzienlijk
minder is. Het gevolg is dat de
remweg aanmerkelijk langer is en dat
de grip op het wegdek minder is.
Enkele tips voor het rijden met
regen:
– Beperk de snelheid en bewaar een
grotere afstand van de auto’s die voor
u rijden.
– Als het erg hard regent, wordt ook
het zicht beperkt. Ontsteek in dat ge-
val, ook overdag, het dimlicht, om de
zichtbaarheid voor anderen te ver-
groten.
– Rijd niet met hoge snelheid door
plassen en houd het stuur stevig vast.
Als u met hoge snelheid door een plas
rijdt, kunt u de controle over de auto
verliezen (“aquaplaning”). – Zet de bedieningsknoppen van de
ventilatie op ontwasemen (zie hoofd-
stuk “Wegwijs in uw auto”), zodat u
een goed zicht houdt.
– Controleer regelmatig de conditie
van de ruitenwisserbladen.
IN DE MIST RIJDEN
– Vermijd, indien mogelijk, het rij-
den in dichte mist.
Tips bij nevel, mist of kans op mist-
banken:
– Beperk uw snelheid.
– Ontsteek, ook overdag, het dim -
licht, het mistachterlicht of de even-
tuele mistlampen voor. Gebruik niet
het grootlicht. BELANGRIJK
Doof bij stukken
met goed zicht de mistachterlichten
om de weggebruikers achter u niet te
hinderen.
– Denk eraan dat mist de wegen ook
nat maakt, waardoor manoeuvres
moeilijker uit te voeren zijn en de
remweg langer is.
– Houd ruim afstand van de auto’s
voor u.
– Voorkom zoveel mogelijk abrupte
snelheidswisselingen.
– Vermijd zoveel mogelijk het inha-
len van andere voertuigen.
– Als u plotseling moet stoppen (bij
een defect, door sterke vermindering
van het zicht enz.), tracht dan toch
buiten de rijstrook te stoppen. Zet
vervolgens de waarschuwingsknip-
perlichten aan en, zo mogelijk, de
dimlichten. Druk in een rustig ritme
op de claxon als u een andere auto
denkt te zien.
LYBRA 146÷165 NL:LYBRA 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 156
Page 177 of 283

176
Halogeenlampen bevat-
ten gas onder druk. Bij
breuk kunnen er glas-
splinters wegschieten. Halogeenlampen mag u
uitsluitend aanraken op
het metalen gedeelte. Als u
de bol met uw vingers aanraakt,
zal de lichtopbrengst van de lamp
teruglopen en kan ook de levens -
duur beperkt worden. Als u de bol
per ongeluk toch hebt aangeraakt,
moet u hem schoonwrijven met
een doekje met alcohol en daarna
laten drogen.
Ter afsluiting:
1)
Plaats het verwisselde wiel op de
daarvoor bestemde plek in de baga-
geruimte.
2) Druk de half geopende krik ste-
vig in de houder om rammelen tijdens
het rijden te voorkomen.
3) Berg het gebruikte gereedschap
op in de houder.
4) Plaats de gereedschaphouder in
het reservewiel en draai de blokkeer-
schroef B (fig. 4) vast.
5 ) Monteer het vulstuk (fig. 3).
GLOEILAMP
VERVANGEN
Wij raden u aan defecte
gloeilampen, indien moge-
lijk, door een Lancia-
dealer te laten vervangen. De
juiste werking en afstelling van de
buitenverlichting zijn van essen-
tieel belang voor de rijveiligheid
en bovendien wettelijk verplicht. Modificaties of reparaties
aan de elektrische instal-
latie die niet correct wor-
den uitgevoerd en waarbij geen
rekening wordt gehouden met de
technische specificaties van het
sys teem, kunnen storingen in de
werking en zelfs brandgevaar ver -
oorzaken.
Page 178 of 283

177
ALGEMENE AANWIJZINGEN– Als een lampje niet brandt, con-
troleer dan eerst of de zekering niet
doorgebrand is, voordat u de lamp
vervangt.
– Zie voor de plaats van de zekerin-
gen de paragraaf “Een doorgebrande
zekering” in dit hoofdstuk.
– Controleer voordat u een defecte
lamp vervangt of de contacten niet
zijn geoxideerd.
– Vervang een defecte lamp door een
exemplaar van hetzelfde type en ver-
mogen.
– Als u een gloeilamp in de koplamp
hebt vervangen, controleer dan om
veiligheidsredenen altijd of de afstel-
ling nog goed is. TYPEN GLOEILAMPEN
Op de auto zijn verschillende typen
gloeilampen gemonteerd (fig. 22):
A Glasfittinglampen Deze zijn voorzien van een klem-
fitting. Verwijder de lampen door
ze uit de houder te trekken.
B Gloeilampen met bajonetfitting Verwijder de lampen uit de hou-
der door ze iets in te drukken en
linksom te draaien.
C Buislampen Verwijder de lampen door ze uit
de veercontacten los te maken.
D - E Halogeenlampen Verwijder de lamp door de borg-
veer los te haken.
fig. 22
P4T0243
Page 179 of 283
178
GLOEILAMPTYPE VERMOGEN
Dimlicht
Grootlicht
Parkeerlichten voor
Richtingaanwijzers voor
Richtingaanwijzers op voorspatbord
Richtingaanwijzers achter
Mistlampen voor
Achterlichten
Remlichten
Derde remlicht (sedan)
Derde remlicht (SW)
Achteruitrijlichten
Mistachterlicht
Kentekenplaatverlichting
Plafondlampje voor
Spiegelverlichting
Plafondverlichting achter aan de zijkant en middenachter (SW)
Dashboardkastje
Bagageruimteverlichting (sedan)
Bagageruimteverlichting (SW)
PortierenE
D B
B
A B
D B
B–
B
B
B
C
C
C
C
C
C
C
A H7
H7
H6W
PY21W PY5W
PY21W H3
R10W P21W 2.3W
H21W P21W
P21W C5W
W5W
C10W
C10W C5W
C5W
C10W W5W 60W
55W
6W
21W 5W
21W
55W
10W
21W
2.3W 21W
21W
21W 5W
5W
10W
10W 5W
5W
10W 5W
Page 180 of 283
179
DEFECTE BUITEN -
VERLICHTING
DIMLICHT, GROOTLICHT EN
PARKEERLICHTEN
Het dimlicht, het grootlicht en de
parkeerverlichting bevinden zich in de
koplampen voor.
Druk op de bovenste lip A(fig. 23)
en verwijder het deksel B. Steek voor
de montage van het deksel Beerst de
lip Cin de zitting en druk vervolgens
op de bovenkant van het deksel tot-
dat de lip A vastzit. De opstelling van de gloeilampen is
als volgt (fig. 24):
1 - Gloeilamp dimlicht
2 - Gloeilamp grootlicht
3 - Gloeilamp parkeerverlichting. Gloeilamp dimlicht (fig. 25)
Halogeengloeilamp (type E, 12V-
H7/60W) vervangen:
1) Trek de stekker los van de lamp.
2) Haak de borgveer Alos en trek de
lamp uit de fitting.
3) Plaats de nieuwe lamp, waarbij u
erop moet letten dat de lip Bop het
metalen deel in de uitsparing van de
reflector valt.
4) Haak de borgveer weer vast en
sluit de stekker aan.
fig. 24
P4T0128
fig. 23
P4T0127
fig. 25
P4T0129
Page 182 of 283

181
MISTLAMPEN VOOR
(fig. 29-30-31)Halogeengloeilamp (type D, 12V-
H3/55W) vervangen:
1) Verwijder het deksel Adoor het
linksom te draaien zonder de stekker
los te trekken.
2) Trek de stekker B los van de
lamp.
3) Haak de borgveer Clos en trek de
lamp uit de fitting.
4) Plaats de nieuwe lamp, waarbij u
erop moet letten dat de lippen D op
het metalen deel in de uitsparingen
van de reflector vallen. 5)
Haak de borgveer C vast en sluit
de stekker B weer aan.
6) Monteer het deksel A door het
rechts om te draaien. RICHTINGAANWIJZERS OP
VOORSPATBORD (fig. 32)
Gloeilamp (type A, 12V-PY5W)
vervangen:
1) Druk met de hand het lampenglas
in de richting 1 , druk op de lip A en
verwijder de unit aan de voorkant 2.
2) Draai het gloeilampje linksom en
trek het uit de lamphouder B.
3) Trek het lampje Cuit de houder
en vervang het.
4) Plaats de nieuwe lamp in de
lamphouder en monteer de unit,
waarbij eerst de achterzijde in de zit-
ting Dmoet worden geplaatst.
fig. 29
P4T0134
fig. 30
P4T0135
fig. 31
P4T0136
fig. 32
P4T0133