FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
3
DAU00127
Richtingaanwijzerschakelaar
Druk deze schakelaar naar “ ” om af-
slaan naar rechts aan te geven. Druk deze
schakelaar naar “ ” om afslaan naar
links aan te geven. Na loslaten keert de
schakelaar terug naar de middenstand. Om
de richtingaanwijzers uit te schakelen wordt
de schakelaar ingedrukt nadat hij is terug-
gekeerd in de middenstand.
DAU00129
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU00138
Noodstopschakelaar
Zet deze schakelaar op “ ” om in een
noodgeval de motor direct uit te schakelen,
zoals wanneer de machine omslaat of als
de gaskabel blijft hangen.
DAU01238
Lichtschakelaar
Zet deze schakelaar in de stand “ ”
om de parkeerlichten, de instrumentenver-
lichting en de achterlichten in te schakelen.
Zet de schakelaar in de stand “ ” om ook
de koplamp in te schakelen.
DAU00143
Startknop “ ”
Druk deze knop in om de motor door middel
van de startmotor te starten.
DC000005
LET OP:_ Zie pagina 5-1 voor startinstructies
voordat u de motor start. _
1. Noodstopschakelaar
2. Lichtschakelaar
3. Startknop “ ”
D_5mt.book Page 8 Tuesday, September 12, 2000 5:03 PM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-24
3
CD-01D
Terwijl de motor uit staat:
1. Klap de zijstandaard omlaag.
2. Zorg dat de motorstopschakelaar op “ ” staat.
3. Draai de contactsleutel naar “ON”.
4. Zet de versnelling in z’n vrij.
5. Druk op de startschakelaar.
Start de motor?
Er kan iets mis zijn met de vrijloopschakelaar.
Rijd niet met de motorfiets totdat deze is
gecontroleerd door een Yamaha dealer.
Terwijl de motor nog loopt:
6. Klap de zijstandaard omhoog.
7. Trek de koppelingshendel in.
8. Schakel naar de eerste versnelling.
9. Klap de zijstandaard omlaag.
Slaat de motor af?Nadat de motor is afgeslagen:
10. Klap de zijstandaard omhoog.
11. Trek de koppelingshendel in.
12. Druk op de startschakelaar.
Start de motor?
Er kan iets mis zijn met de
zijstandaardschakelaar.
Rijd niet met de motorfiets totdat deze is
gecontroleerd door een Yamaha dealer.Er kan iets mis zijn met de
koppelingsschakelaar.
Rijd niet met de motorfiets totdat deze is
gecontroleerd door een Yamaha dealer.OPMERKING:Deze controle werkt het best wanneer de motor
al is opgewarmd.
JA NEE
Alles is in orde.
U kunt met de motorfiets gaan rijden.
JA NEEJA NEE
D_5mt.book Page 24 Tuesday, September 12, 2000 5:03 PM
CONTROLES VOOR HET STARTEN4-2
4
Gasgreep• Controleer of de werking soepel is.
• Smeer de gasgreep, de behuizing en de gaskabels als dat nodig is.
• Controleer de vrije slag.
• Vraag zo nodig de Yamaha dealer om af te stellen.6-21, 6-33
Bedieningskabels• Controleer of de werking soepel is.
• Smeer als dat nodig is.6-33
Aandrijfketting• Controleer of de ketting correct is aangespannen.
• Stel zo nodig bij.
• Controleer de conditie van de ketting.
• Smeer als dat nodig is.6-31–6-32
Wielen en banden• Controleer op schade.
• Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.
• Controleer de bandspanning.
• Corrigeer als dat nodig is.6-22–6-25
Rem- en schakelpedalen• Controleer of de werking soepel is.
• Smeer de pedaalscharnierpunten als dat nodig is.6-34
Rem- en koppelingshendels• Controleer of de werking soepel is.
• Smeer zo nodig de hendelscharnierpunten.6-34
Zijstandaard• Controleer of de werking soepel is.
• Smeer zo nodig het scharnierpunt.6-34
Framebevestigingen• Controleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgezet.
• Zet zo nodig vast.—
Instrumenten, verlichting,
signaleringssysteem en
schakelaars• Controleer de werking.
• Corrigeer als dat nodig is.—
Noodstopschakelaar• Controleer de werking.3-8
Zijstandaardschakelaar• Controleer de werking van het startspersysteem.
• Als het systeem defect is, vraag dan een Yamaha dealer de machine na te kijken.3-22 ONDERDEEL CONTROLES PAGINA
D_5mt.book Page 2 Tuesday, September 12, 2000 5:03 PM
5-1
5
DAU00372
5-GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
DAU00373
WAARSCHUWING
_ l
Zorg dat u volkomen vertrouwd
bent met alle bedieningsfuncties en
hun werking voordat u gaat rijden.
Informeer bij een Yamaha dealer als
u de werking van een schakelaar of
functie niet volkomen begrijpt.
l
Start de motor nooit in een afgeslo-
ten ruimte en laat deze hierin ook
niet lange tijd aaneen draaien. Uit-
laatgassen zijn giftig en het inade-
men ervan kan al binnen korte tijd
leiden tot bewusteloosheid en do-
delijk letsel. Controleer altijd of er
voldoende ventilatie is.
l
Controleer of de zijstandaard is in-
getrokken alvorens weg te rijden.
Als de zijstandaard niet behoorlijk
is ingetrokken, kan deze de grond
raken en zo de motorrijder afleiden,
waardoor u de macht over het stuur
verliest.
_
DAU01382*
Starten van een koude motor Het startspersysteem staat starten alleen
toe als aan een van de volgende voorwaar-
den is voldaan:l
De versnellingsbak staat in de vrij-
stand.
l
De versnellingsbak staat in een ver-
snelling geschakeld terwijl de koppe-
lingshendel is ingetrokken en de
zijstandaard is opgeklapt.
DW000054
WAARSCHUWING
_ l
Controleer voor het starten van de
motor de werking van het startsper-
systeem en volg daarbij de werkwij-
ze beschreven op pagina 3-24.
l
Ga nooit rijden terwijl de zijstan-
daard omlaag staat.
_1. Draai de contactsleutel naar “ON” en
controleer of de noodstopschakelaar
op “ ” is gezet.
DCA00005
LET OP:_ Het waarschuwingslampje voor olieni-
veau/motortemperatuur en het controle-
lampje voor brandstofniveau moeten
enkele seconden oplichten en dan do-
ven. Als een controlelampje niet dooft,
zie dan pagina 3-4 voor een controle van
circuit van het betreffende lampje. _2. Schakel de versnellingsbak in de vrij-
stand.OPMERKING:_ Als de versnellingsbak in de vrijstand staat,
moet het vrijstandcontrolelampje branden;
zo niet, vraag dan een Yamaha dealer het
elektrisch circuit te testen. _3. Zet de choke aan en draai de gas-
greep helemaal dicht. (Zie pagina 3-13
voor de bediening van de choke.)
4. Start de motor door de startknop in te
drukken.
D_5mt.book Page 1 Tuesday, September 12, 2000 5:03 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-46
6
Oververhitte motor
DW000070
WAARSCHUWING
_ l
Verwijder de koelvloeistofradiatorvuldop niet terwijl de motor en de koelvloeistofradiator nog heet zijn. Hete vloeistof en
stoom kan naar buiten spuiten en zo ernstige brandwonden veroorzaken. Wacht tot de motor is afgekoeld.
l
Breng na verwijderen van de borgbout voor de koelvloeistofradiatorvuldop een dikke doek, bijvoorbeeld een handdoek,
aan over de koelvloeistofradiatorvuldop en draai deze dan langzaam linksom tegen de aanslag zodat de nog aanwezige
druk kan ontsnappen. Druk de dop omlaag zodra het sisgeluid stopt en draai deze linksom en verwijder de dop.
_OPMERKING:_ Als geen koelvloeistof beschikbaar is, kan tijdelijk leidingwater worden gebruikt, maar dit moet wel zo snel mogelijk door de voorgeschre-
ven koelvloeistof worden vervangen. _ Wacht totdat de
motor is afgekoeld.
Controleer het koelvloeistofpeil in
de expansietank en de radiateur.
Koelvloeistofpeil in orde.Te weinig koelvloeistof:
Controleer het
koelsysteem op lekkage.
Laat een Yamaha dealer het koelsysteem
controleren en zonodig repareren.Koelvloeistof bijvullen.
(Zie OPMERKING.)
Start de motor. Als de motor weer oververhit raakt, laat dan een
Yamaha dealer het koelsysteem controleren en zonodig repareren.
Lekkage
geconstateerd.Geen lekkage
te vinden.
D_5mt.book Page 46 Tuesday, September 12, 2000 5:03 PM
INDEXAAandrijfketting, smeren .......................... 6-32
Accu ...................................................... 6-37
Antidiefstal-alarm ................................... 3-10BBagageriembevestiging ......................... 3-22
Banden .................................................. 6-22
Bougies, controleren ................................6-9
Brandstof ............................................... 3-11
Brandstofverbruik, tips voor een zuinig..... 5-3CCarburateurs, afstellen ........................... 6-20
Chokehendel.......................................... 3-13
Claxonschakelaar ....................................3-8
Contactslot/stuurslot-unit..........................3-1
Controlelampje brandstofniveau...............3-2
Controlelampje grootlicht .........................3-2
Controlelampje richtingaanwijzers ............3-2
Controlelampjes en
waarschuwingslampjes ..........................3-2
Controlelampje vrijstand...........................3-2
Controlelijst voor gebruik..........................4-1DDimlichtschakelaar ...................................3-7
Doorbuiging aandrijfketting .................... 6-31
Afstellen ........................................... 6-31
Controleren....................................... 6-31GGasgreep en gaskabel, controleren
en smeren ........................................... 6-33
Gaskabel, afstellen van vrije slag ........... 6-21
Gereedschapsset .................................... 6-1
Gloeilamp richtingaanwijzer,
vervangen ........................................... 6-40HHelmbevestigingen ................................ 3-15IIdentificatienummers ............................... 9-1
Identificatienummer sleutel ...................... 9-1
Inrijperiode............................................... 5-4
Instellingen voor voor- en
achtervering ........................................ 3-21KKabels, controleren en smeren .............. 6-33
Klepspeling, afstellen............................. 6-22
Koelvloeistof .......................................... 6-13
Controleren ...................................... 6-13
Verversen ........................................ 6-15
Koplampgloeilamp, vervangen .............. 6-39
Koppelingshendel .................................... 3-9
Koppelingshendel, vrije slag afstellen .... 6-25LLichtschakelaar ....................................... 3-8
Lichtsignaalschakelaar ............................ 3-7
Locaties van onderdelen.......................... 2-1
Luchtaanzuigkanaal............................... 6-20
Luchtfilterelement, controleren............... 6-17MModelinformatiesticker ............................. 9-2
Motorolie en oliefilterpatroon.................. 6-10
NNoodstopschakelaar ................................3-8OOndersteunen van de motorfiets ............6-41
Opbergcompartiment .............................3-15PParkeren ..................................................5-4
Periodiek smeer- en
onderhoudsschema ...............................6-3RRemblokken, controleren .......................6-28
Rem- en koppelingshendel,
controleren en smeren .........................6-34
Remhendel ..............................................3-9
Remlicht/achterlicht ................................6-40
Remlichtschakelaar, afstellen.................6-27
Rempedaal ............................................3-10
Rempedaal, smeren...............................6-34
Rempedaalstand, afstellen .....................6-27
Remvloeistofniveau, controleren ............6-29
Remvloeistof, verversen.........................6-30
Richtingaanwijzerschakelaar ....................3-8SSchakelen van versnellingen....................5-3
Schakelpedaal .........................................3-9
Schokdemperunit, afstellen ....................3-19
Snelheidsmeterunit ..................................3-5
Specificaties.............................................8-1
Stalling .....................................................7-4
Starten van een koude motor ...................5-1
Starten van een warme motor ..................5-2
D_5mt.book Page 1 Tuesday, September 12, 2000 5:03 PM