FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
Contactslot/stuurslot-unit ..................................... 3-1
Controlelampjes en waarschuwingslampjes ........ 3-2
Snelheidsmeterunit .............................................. 3-5
Toerenteller .......................................................... 3-6
Zelfdiagnosesysteem ........................................... 3-7
Stuurschakelaars ................................................. 3-7
Koppelingshendel ................................................ 3-9
Schakelpedaal ..................................................... 3-9
Remhendel .......................................................... 3-9
Rempedaal ........................................................ 3-10
Antidiefstal-alarm (optie) .................................... 3-10
Vuldop brandstoftank ......................................... 3-11
Brandstof ........................................................... 3-11Tankbeluchtingsslang ........................................ 3-12
Chokehendel ...................................................... 3-13
Zadels ............................................................... 3-13
Helmbevestigingen ............................................ 3-15
Opbergcompar timent ........................................ 3-15
Afstellen van de voorvork .................................. 3-17
Afstellen van de schokdemperunit .................... 3-19
Afstemmen van afstellingen voor voor- en
achtervering .................................................... 3-21
Bagageriembevestiging ..................................... 3-22
Zijstandaard ...................................................... 3-22
Startspersysteem .............................................. 3-23
D_5mt.book Page 1 Tuesday, September 12, 2000 5:03 PM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
3
DAU01237
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en de achterlichten
en parkeerlichten branden, maar alle overi-
ge elektrische systemen zijn uitgeschakeld.
De sleutel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleu-
tel naar “ ” te kunnen draaien.
DCA00043
LET OP:_ Gebruik de parkeerverlichting niet gedu-
rende langere tijd, anders kan de accu
ontladen raken. _
DAU03034
Controlelampjes en
waarschuwingslampjes
DAU00061
Controlelampje “ ” voor vrijstand
Dit controlelampje brandt wanneer de ver-
snellingsbak in de vrijstand staat.
DAU00063
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje gaat branden wanneer
het grootlicht van de koplamp is ingescha-
keld.
DAU00057
Controlelampje “ ” richtingaanwij-
zers
Dit controlelampje knippert wanneer de
schakelaar voor richtingaanwijzers naar de
linker- of rechterstand is gedrukt.
DAU03284
Controlelampje “ ” voor brandstofni-
veau
Dit controlelampje gaat branden wanneer
het brandstofniveau daalt tot beneden ca.
3,5 L. Vul in dat geval zo snel mogelijk
brandstof bij.
Het elektrisch circuit van het waarschu-
wingslampje kan via de volgende procedu-
re worden getest.
1. Draai de sleutel naar “ON”.
2. Als het waarschuwingslampje niet
gaat branden, vraag dan een Yamaha
dealer het elektrisch circuit te testen.OPMERKING:_ Dit model is uitgerust met een zelfdiagnose-
systeem voor het circuit van het waarschu-
wingslampje brandstofniveau. (Zie pagina
3-23 voor uitleg over de werking van het
zelfdiagnosesysteem.) _
1. Controlelampje “ ” voor vrijstand
2. Controlelampje grootlicht “ ”
3. Controlelampje “ ” richtingaanwijzers
4. Controlelampje “ ” voor brandstofniveau
D_5mt.book Page 2 Tuesday, September 12, 2000 5:03 PM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
3
DAU03244
Snelheidsmeterunit De snelheidsmeterunit is voorzien het vol-
gende:l
een digitale snelheidsmeter (die de
actuele rijsnelheid aangeeft)
l
een kilometerteller (die de totale afge-
legde afstand aangeeft)
l
twee rittellers (die de afgelegde af-
stand aangeven sinds de tellers het
laatst werden teruggesteld op nul)
l
een ritteller voor brandstofreserve (die
de afstand aangeeft die wordt afge-
legd op de brandstofreserve)
l
een klok
Weergave kilometerteller en rittellers
Door indrukken van de “SELECT”-toets
wisselt de weergave volgens onderstaande
volgorde tussen kilometerteller “ODO” en
de rittellers “TRIP 1” en “TRIP 2”.
ODO
® TRIP 1
® TRIP 2
® ODO
Als het waarschuwingslampje brandstofni-
veau aan gaat (zie pagina 3-2), wordt over-
geschakeld van kilometertellerweergave
naar brandstofreserve ritteller weergave
“TRIP F” en wordt de afgelegde afstand
vanaf dat punt gemeten. In dat geval wordt
door indrukken van de “SELECT”-toets ge-
wisseld tussen de diverse weergaven van
rittellers en kilometerteller, volgens onder-
staande volgorde:
TRIP F
® TRIP 1
® TRIP 2
® ODO
®
TRIP F
Om een ritteller terug te stellen selecteert u
deze eerst door de “SELECT”-toets in te
drukken, waarna de “RESET”-toets min-
stens 1 seconde ingedrukt wordt gehou-
den. Wanneer u de brandstofreserve
ritteller niet zelf met de hand op nul terug-stelt, wordt deze zodra na het tanken 5 km
is gereden automatisch teruggesteld en
verschijnt de “TRIP 1” ritteller weer.
Klokweergave
Om de weergave te wijzigen naar klokmode
drukt u de “SELECT”-toets minstens een
seconde lang in.
Om terug te gaan naar de voorgaande
weergave drukt u op “SELECT”-toets.
1. Snelheidsmeter
2. Klok/kilometerteller
3. “RESET”-toets
4. “SELECT”-toetsD_5mt.book Page 5 Tuesday, September 12, 2000 5:03 PM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-11
3
DAU02935
Vuldop brandstoftank Openen van de tankdop
Open het slotplaatje op de tankdop, steek
de sleutel in het slot en draai hem dan een
kwartslag rechtsom. Het slot wordt ontgren-
deld en de tankdop kan worden verwijderd.
Sluiten van de tankdop
1. Druk de tankdop in positie met de
sleutel in het slot. 2. Draai de sleutel linksom naar de oor-
spronkelijke positie, neem hem uit en
sluit dan het slotplaatje.
OPMERKING:_ De tankdop kan alleen worden gesloten
met de sleutel in het slot. Bovendien kan de
sleutel niet worden uitgenomen als de
tankdop niet correct gesloten en vergren-
deld is. _
DWA00025
WAARSCHUWING
_ Controleer of de tankdop stevig is aan-
gebracht alvorens te gaan rijden. _
DAU01183
Brandstof Controleer of voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is. Vul de brand-
stoftank tot onderaan de vulpijp, zoals ge-
toond in de afbeelding.
DW000130
WAARSCHUWING
_ l
Overvul de brandstoftank niet, an-
ders zal benzine uitstromen zodra
deze warm wordt en uitzet.
l
Mors geen brandstof op een heet
motorblok.
_
1. Sluitplaatje tankdopslot
2. Ontgrendelen.
1. Vulpijp brandstoftank
2. Brandstofniveau
D_5mt.book Page 11 Tuesday, September 12, 2000 5:03 PM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-12
3
DAU00185
LET OP:_ Veeg gemorste brandstof direct af met
een schone, droge en zachte doek, de
brandstof kan immers schade toebren-
gen aan de lak of aan kunststof onderde-
len. _
DAU00191
OPMERKING:_ Als de motor gaat detoneren (pingelen), ge-
bruik dan brandstof van een ander merk of
met een hoger octaangetal. _
DAU02955
Tankbeluchtingsslang Alvorens de motorfiets te gebruiken:l
Controleer de aansluiting van de tank-
beluchtingsslang.
l
Controleer de tankbeluchtingsslang
op scheuren of beschadiging en ver-
vang zo nodig.
l
Controleer of het uiteinde van de tank-
beluchtingsslang niet verstopt is en
reinig die zo nodig. Aanbevolen brandstof:
Normale loodvrije brandstof met een
octaangetal (RON) van minstens 91
Inhoud brandstoftank:
Totale hoeveelheid:
17 L
Reservehoeveelheid:
3,5 L
1. TankbeluchtingsslangLinkerzijde
D_5mt.book Page 12 Tuesday, September 12, 2000 5:03 PM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-13
3
DAU02973
ChokehendelVoor het starten van een koude motor is
een rijker lucht/brandstof mengsel nodig;
via de choke wordt dit mengsel geleverd.
Beweeg de chokehendel richting
a om de
choke aan te zetten.
Beweeg de chokehendel richting
b om de
choke uit te zetten.
DCA00038
LET OP:_ Gebruik de startcarburateur (choke) niet
langer dan 3 minuten, anders zal de uit-
laatpijp mogelijk door extreme hitte ver-
kleuren. Bovendien treedt naverbranding
op in de uitlaat als de choke te lang wordt
gebruikt. Zet in zo’n geval de startcarbu-
rateur (choke) uit. _
DAU01890
Zadels Motorrijderzadel
Verwijderen van het motorrijderzadel Licht het motorrijderzadel op aan de achter-
ste hoeken zoals afgebeeld, verwijder de
bouten en neem het zadel los.
1. Chokehendel
1. Bout (´ 2)
D_5mt.book Page 13 Tuesday, September 12, 2000 5:03 PM
4-1
4
DAU01114
4-CONTROLES VOOR HET STARTENDe eigenaar is verantwoordelijk voor de conditie van de machine. Vitale onderdelen kunnen bijvoorbeeld bij blootstelling aan weer en wind
vrij snel en onverwachts achteruitgaan, ook als de machine niet wordt gebruikt. Eventuele schade, vloeistoflekkage of het wegvallen van
de bandspanning kan ernstige gevolgen hebben. Het is daarom van belang om voorafgaand aan elke rit een visuele inspectie uit te voeren
en bovendien de volgende punten te controleren.
DAU03439
Controlelijst voor gebruik
CO-01D
ONDERDEEL CONTROLES PAGINA
Brandstof• Controleer het brandstofniveau in de brandstoftank.
• Vul zo nodig brandstof bij.
• Controleer de brandstofleiding op lekkage.3-11–3-12
Motorolie• Controleer het olieniveau in de motor.
• Vul zo nodig het aanbevolen type olie bij tot aan het voorgeschreven niveau.
• Controleer de machine op olielekkage.6-10–6-13
Koelvloeistof• Controleer het koelvloeistofniveau in het reservoir.
• Vul zo nodig de aanbevolen koelvloeistof bij tot aan het voorgeschreven niveau.
• Controleer het koelsysteem op lekkage.6-13–6-17
Voorrem• Controleer de werking.
• Als de voorrem zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het hy-
draulisch systeem te ontluchten.
• Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
• Vul zo nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven ni-
veau.
• Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.6-28–6-30
Achterrem• Controleer de werking.
• Als de achterrem zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het hy-
draulisch systeem te ontluchten.
• Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
• Vul zo nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven ni-
veau.
• Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.6-27–6-30
Koppeling• Controleer de werking.
• Smeer de kabel als dat nodig is.
• Controleer de vrije slag van de koppelingshendel.
• Stel zo nodig bij.6-25–6-26, 6-34
D_5mt.book Page 1 Tuesday, September 12, 2000 5:03 PM
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5
Starten van een koude motor ............................................................ 5-1
Starten van een warme motor ........................................................... 5-2
Schakelen van versnellingen ............................................................. 5-3
Tips voor een zuinig brandstofverbruik ............................................. 5-3
Inrijperiode ........................................................................................ 5-4
Parkeren ............................................................................................ 5-4
D_5mt.book Page 1 Tuesday, September 12, 2000 5:03 PM