105
het systeem normaal en kan het de in-
gestelde temperatuur bereiken en
handhaven, ook bij uitgeschakelde
compressor;– als de buitentemperatuur hoger is
dan de ingestelde temperatuur, kan
het systeem niet aan de wens voldoen.
Dit wordt aangegeven door het drie
keer knipperen van de buitentempe-
ratuur op het display 1 en 3van de
ingestelde temperatuur.
Toets MONO (ingestelde
temperaturen synchroniseren)
(14 - fig. 98)
Als u toets MONOindrukt, wordt de
temperatuur aan bestuurders- en pas-
sagierszijde automatisch gesynchro-
niseerd. Ook kunt u de temperatuur
in de twee gedeelten synchroniseren
door draaiknop 2 aan bestuurderszijde
te draaien. Met deze functie kan de
temperatuur in het interieur makkelijk
geregeld worden, als alleen de bestuur-
der in de auto zit.
De gescheiden temperatuurregeling
wordt automatisch weer hervat als de
passagier draaiknop 4bedient. Toets voor in-/uitschakeling
luchtrecirculatie (12 - fig. 98)
Er zijn drie mogelijkheden:
– automatische werking (lampje op
de toets gedoofd);
– automatische inschakeling (recir-
culatie altijd ingeschakeld); het
groene lampje op de toets brandt;
– automatische uitschakeling (recir-
culatie altijd uitgeschakeld met lucht -
toevoer van buiten); het gele lampje
op de toets brandt.
Deze drie mogelijkheden kunnen
worden ingeschakeld door meerdere
keren op de recirculatietoets ( 12) te
drukken.
Als de recirculatie-functie automa-
tisch wordt geregeld, blijft het lampje
op de recirculatietoets altijd gedoofd
(er wordt niet weergegeven of de re-
circulatie is in- of uitgeschakeld,
ON/OFF). Bij de automatische werking wordt
de recirculatie automatisch inge-
schakeld, ook wanneer de luchtkwa-
liteitsensor de aanwezigheid van ver-
vuilde lucht signaleert, bijvoorbeeld
tijdens het rijden in de stad, in een
file, in tunnels en als de ruiten-
sproeiers worden ingeschakeld (met
de typische zeepgeur).
Als de recirculatie handmatig is inge-
schakeld (groene lampje = recirculatie,
gele lampje = lucht van buiten), blijft
het lampje op toets AUTObranden als
alle andere functies (luchtverdeling,
luchtopbrengst …) automatisch blij-
ven geregeld. Op dezelfde manier blijft
als op toets AUTO wordt gedrukt,de
recirculatie geregeld zoals u dat wilt.
BELANGRIJK Bij ingeschakelde re-
circulatie worden, afhankelijk van de
werking van het systeem (voor
verwarmen of koelen van het inte-
rieur), de gewenste instellingen snel-
ler bereikt. Het is echter niet raad-
zaam deze functie handmatig in te
schakelen op regenachtige of koude
dagen omdat dan de ruiten aan de
binnenzijde aanzienlijk sneller kun-
nen beslaan, vooral als de aircondi-
tioning niet is ingeschakeld.
108
ALGEMENE INFORMATIEDe auto is uitgerust met een klimaat -
regeling met gescheiden luchttempe-
ratuurregeling voor bestuurders- en
passagierszijde, die geregeld wordt
door een elektronische regeleenheid.
Voor een optimale temperatuur -
regeling in de twee ruimtes van het
interieur, is het systeem ook uitgerust
met een dubbele zonnestralingssensor.
Het systeem is uitgerust met een
lucht kwaliteitsensor die automatisch
de luchtrecirculatie kan inschakelen
om de onaangename effecten van ver-
vuilde lucht, tijdens het rijden in de
stad, in de file en in tunnels, en door
het inschakelen van de ruitensproeiers
(zeepgeur), te verminderen.
De luchtkwaliteit wordt bovendien
gegarandeerd door het pollenfilter
met actieve kooldeeltjes. Hierin wor-
den de in de lucht verspreide deeltjes
twee keer gefilterd, waardoor de lucht
schoner wordt. De klimaatregeling controleert en re-
gelt automatisch de volgende para-
meters en functies:
– temperatuur ingevoerde lucht
in het interieur (gescheiden voor de
bestuurders- en passagierszijde)
– aanjagersnelheid (traploze rege-
ling)
– luchtverdeling
– in-/uitschakeling recirculatie
– in-/uitschakeling aircocompressor
(indien aanwezig).
De luchtopbrengst in het interieur is
onafhankelijk van de snelheid van de
auto en wordt elektronisch geregeld
door de aanjager.
Het is mogelijk de instelling van de
volgende functies handmatig te ver -
anderen:
– aanjagersnelheid (traploze rege-
ling)
– luchtverdeling
– in-/uitschakeling recirculatie
– in/uitschakeling aircocompressor
(indien aanwezig). BELANGRIJK
De handmatige in-
stellingen hebben voorrang boven de
automatische instellingen en blijven
in het geheugen opgeslagen totdat de
gebruiker de regeling weer overlaat
aan het automatische systeem. De
handmatig gekozen instellingen blij-
ven opgeslagen als de motor wordt
uitgezet en weer hersteld als de motor
opnieuw wordt gestart.
De functies die niet handmatig zijn
gewijzigd, blijven automatisch gere-
geld.
De luchttemperatuur in het interieur
wordt altijd automatisch geregeld
(behalve als het systeem is uitge-
schakeld), op basis van de ingestelde
temperaturen op de displays van de
bestuurder en de passagier.
112
Grootlichtsignaal (fig. 102)Trek de hendel naar het stuur. Op
het instrumentenpaneel gaat het con-
trolelampje 1branden.
BELANGRIJK Het grootlichtsignaal
wordt gegeven met het grootlicht. Om
bekeuringen te vermijden, dient u zich
aan de geldende verkeers wetgeving te
houden. HENDEL RECHTS
Met de rechter hendel bedient u de
ruitenwissers/-sproeiers en de kop -
lampsproeiers.
Ruitenwissers (fig. 103)
Deze werken uitsluitend als de con-
tactsleutel in stand MARstaat.
0 - Ruitenwissers uitgeschakeld.
1 - Ruitenwissers wissen met inter-
val. In deze stand kunnen met
schakelaar A de volgende instellingen
worden geregeld (behalve bij uitvoe-
ringen met regensensor):
n = lang interval
nn = gemiddeld interval
nnn =gemiddeld-kort interval
fig. 102
P4T0026
fig. 103
P4T0642
fig. 104
P4T0643
nnnn =kort interval.
Op uitvoeringen met een regensen-
sor kan de gevoeligheid van de sensor
zelf worden geregeld met schakelaar
A :
AUTO = automatische regeling van
de gevoeligheid
n = minimale gevoeligheid
nn = gemiddelde gevoeligheid
nnn = maximale gevoeligheid.
2 - Langzaam continu wissen.
3 - Snel continu wissen.
4 - Tijdelijke werking: als u de hen-
del loslaat, springt deze direct in
stand 0en schakelen de ruitenwissers
automatisch uit.
113
RuitensproeiersAls u de hendel naar het stuur trekt
(fig. 104), schakelen de ruiten-
sproeiers in en gedurende enige se-
conden de ruitenwissers; na een pauze
van 5 seconden maken de ruitenwis-
sers een laatste slag. Als de ruitenwis-
sers al zijn ingeschakeld, maken ze
enkele slagen in de snelle continu-
stand.
Koplampsproeiers (indien
aanwezig)
Als u de hendel naar het stuur trekt
(fig. 104) bij ingeschakeld dim- of
grootlicht, dan schakelen ook de rui-
tensproeiers in ( fig. 105).
fig. 105
P4T0273
Regensensor (fig. 103)
(indien aanwezig)
De regensensor is een elektronische
voorziening in de ruitenwissers en
zorgt ervoor dat de frequentie van de
slagen van de ruitenwissers, tijdens
het wissen met interval, automatisch
wordt aangepast aan de hoeveelheid
regen op de ruit.
Alle andere functies die met de rech -
ter hendel worden bediend (uit-
schakeling ruitenwissers, continu wis-
sen met lang of kort interval, tijdelijk
wissen met kort interval, ruiten-
sproeiers en koplampsproeiers) blij-
ven onveranderd.
De regensensor schakelt automa tisch
in als de rechter hendel in stand 1
wordt geplaatst en heeft een regelbe-
reik dat oplopend varieërt van uitge-
schakelde ruitenwissers (geen slagen)
als de ruit droog is, tot ruitenwissers
die ingeschakeld worden in de tweede
continu snelheid (snel continu wissen)
bij intense regen. Als de ruitensproeiers worden be-
diend bij ingeschakelde regensensor
(hendel in stand 1) werkt het normale
reinigingsprogramma. Daarna hervat
de regensensor zijn normale automa-
tische werking.
Draai de contactsleutel in stand
STOP om de regensensor uit te
schakelen. Als de motor daarna wordt
gestart (sleutel in stand MAR)
schakelt de regensensor weer in als de
hendel in stand 1is blijven staan.
De gevoeligheid van de regensensor
kan worden geregeld met schakelaar
A (fig. 103 ):
AUTO = automatische regeling van
de gevoeligheid
n = minimale gevoeligheid
nn = gemiddelde gevoeligheid
nnn = maximale gevoeligheid.
133
BAGAGERUIMTE
Trek voor het openen van het koffer-
deksel de hendel A (fig. 150)omhoog of
steek de sleutel in het slot B (fig. 151)
en draai hem in stand 1.
Het slot vergrendelt als u het koffer-
deksel sluit.
Gebruik voor het openen van het
kofferdeksel de handgreep C boven
het slot.
De vloerbedekking is omkeerbaar:
de vloerbedekking kan worden ver -
wijderd, omgedraaid en weer worden
teruggeplaatst met de wasbare zijde
naar boven gekeerd, wanneer u
smerige voorwerpen vervoert.
fig. 150
P4T0249
fig. 151
P4T0087
Bij het gebruik van de
bagageruimte mogen de
maximale waarden niet
worden overschreden (zie hoofd-
stuk “Technische gegevens”).
Controleer bovendien of de bagage -
ruimte goed geladen is en bevestig
de lading eventueel met riemen
of spanbanden aan de daarvoor
bestemde ringen. Zo wordt voor -
komen dat een voorwerp bij
bruusk remmen naar voren schiet
en letsel veroorzaakt.BAGAGERUIMTE OPENEN MET
AFSTANDSBEDIENING
Het kofferdeksel kan worden ge -
opend door knopje D (fig. 152) op de
contactsleutel in te drukken.
Het kofferdeksel kan ook worden
geopend bij centraal vergrendelde
portieren en ingeschakeld diefstal -
alarm (indien aanwezig).
In dit geval werkt het alarmsysteem op
de volgende manier:
– uitschakeling van de interieur-
bewaking;
– uitschakeling van de kantelsensor;
– uitschakeling druksensor koffer-
deksel.
Als het kofferdeksel weer wordt geslo-
ten, worden de uitgeschakelde functies
weer ingeschakeld.
fig. 152
P4T0265
142
De auto is uitgerust met
een elektronische rem-
drukverdeling (EBD). Als
bij een draaiende motor tegelijker -
tijd de waarschuwingslampjes >
en x gaan branden, dan is er een
storing in het EBD-systeem; in dat
geval kunnen bij hard remmen de
achterwielen vroegtijdig blokkeren
waardoor de auto kan gaan slip-
pen. Rijd zeer voorzichtig naar
de dichtstbijzijnde Lancia-werk-
plaats om het systeem te laten con-
troleren. WERKING
De centrale regeleenheid ontvangt en
verwerkt de informatie van het rem-
pedaal en van de 4 sensoren die bij de
wielen zijn geplaatst en geeft de elek-
tro-hydraulische unit de opdracht de
remdruk op de remcilinders te ver-
minderen, constant te houden of te
verhogen. Zo wordt het blokkeren van
de wielen voorkomen.
BELANGRIJK Tijdens het remmen
kunnen lichte trillingen in het rem -
pedaal worden gevoeld. Dit betekent
dat het ABS in werking is getreden.
ABS
ALGEMENE INFORMATIE
Het ABS (Anti-Blokkeer-Systeem)
voorkomt dat tijdens het remmen de
wielen blokkeren, ongeacht de condi-
tie van het wegdek en de pedaaldruk,
en verhindert daarmee het doorslip-
pen van één of meerdere wielen. Hier-
door blijft de auto bestuurbaar en sta-
biel en wordt de remweg aanzienlijk
verkort.
Als door de conditie van het wegdek
(door water, ijzel, sneeuw, enz.) de
grip op het wegdek vermindert, kan
één van de wielen blokkeren en gaan
slippen. Aangezien een geblokkeerd
wiel niet meer de zijdelingse krachten
kan opnemen die op de band worden
uitgeoefend, zal de auto onbestuur-
baar worden.
De auto is uitgerust met een elektro-
nische remdrukverdeling EBD (Elec-
tronic Brakeforce Distribution). Het
systeem zorgt door middel van de re-
geleenheid en de sensoren van het
ABS voor een optimale verdeling van
de remdruk tussen de voor- en achter -
wielen.
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait en het
lampje
Ugaat niet bran-
den of het gaat branden of knip-
peren tijdens het rijden, dan dient
u zo snel mogelijk contact op te
nemen met de Lancia-dealer.
BELANGRIJK Na het verhelpen
van de storing moet de Lancia-
dealer voor een complete controle
van het systeem, tests uitvoeren op
een testbank en, zonodig, een proefrit
maken die eventueel een langere af-
stand kan omvatten. Het systeem beschikt verder nog
over een diagnosestekker die, als deze
verbonden is met speciale apparatuur,
het mogelijk maakt, de door de regel -
eenheid opgeslagen storingscodes en
de specifieke parameters voor de
diag nose en werking van de motor, te
lezen.
195
SYSTEEM/COMPONENT EN GEBRUIKERSZEKERING AMPÈRAGE PLAATS
Elektrisch verstelbare stoelen (regeleenh. geheugen/buitenspiegels) 10 7,5 fig. 53
Elektrische stoelverstelling (toestemming relais verstelling/verw.) 10 7,5 fig. 53
Luchtkwaliteitsensor van de klimaatregeling 10 7,5 fig. 53
Regensensor ruitenwissers 1 10 fig. 53
Regensensor ruitenwissers (toestemming relais regeleenheid) 10 7,5 fig. 53
ICS van LANCIA (display) 14 10 fig. 52
Lancia CODE 4 7,5 fig. 53
– 7,5 fig. 59
Automatisch dimmende achteruitkijkspiegel 1 10 fig. 53
Buitenspiegels (toestemming relais verwarming) 10 7,5 fig. 53
Buitenspiegels (verstellen) 1 10 fig. 53
Buitenspiegels (verwarming) 15 30 fig. 52
Instrumenten 13 10 fig. 52
Mobiele telefoon (inbouwvoorbereiding) 3 20 fig. 52
1 10 fig. 53
Telepass 1 10 fig. 53
Ruitenwissers/-sproeiers voor/achter en koplampsproeiers 10 20 fig. 52
Ruitenwissers/-sproeiers voor/achter (SW) 10 20 fig. 53
Ruitenwissers/-sproeiers voor/achter (SW) (toestemming relais) 10 7,5 fig. 53
Opendak 7 20 fig. 53
Opendak (toestemming) 10 7,5 fig. 53
211
BELANGRIJKRijd nooit met een
leeg ruitensproeierreservoir: de rui-
tensproeiers zijn van fundamenteel
belang voor een optimaal zicht.
OLIE VAN DE STUURBE -
KRACH TIGING (fig. 13-14)
Het niveau van de olie moet gecon-
troleerd worden bij een koude motor
en moet zich tussen het MIN- en
MAX-merkteken op het expansiere-
servoir, bevinden.
Bij zeer warme olie kan de olie bo-
ven het MAX-merkteken staan.
Draai voor het bijvullen de dop A los
en giet de olie in het reservoir. BELANGRIJK
Controleer of de olie
dezelfde specificaties heeft als de olie
in het reservoir. REMVLOEISTOF/VLOEISTOF
VAN DE HYDRAULISCHE
KOPPELINGBEDIENING (fig. 15)
Controleer of de vloeistof nog op het
MAX-merkteken staat.
Controleer regelmatig de werking van
het waarschuwingslampje op het instru-
mentenpaneel door (met de contact-
sleutel in stand MAR) op het deksel van
het reservoir te drukken; het waar-
schuwingslampje xmoet dan gaan
branden.
Voor het bijvullen mag uitsluitend
remvloeistof worden gebruikt die voldoet
aan de DOT 4-specificaties. Het verdient
aanbeveling TUTELA TOP 4 remvloei-
stof te gebruiken, dezelfde remvloeistof
waarmee het remsysteem door de fa-
briek is gevuld.
Draai dop A los en houd sensor B
goed vast.
Voorkom dat de olie van
de stuurbekrachtiging in
contact komt met warme
delen van de motor: de olie is licht
ontvlambaar.Het olieverbruik van
de stuurbekrachtiging is zeer laag;
als na het bijvullen de olie binnen
korte tijd weer moet worden bijge-
vuld, moet het systeem door een
Lancia-dealer op eventuele lek -
kage worden gecontroleerd.
fig. 14 - Uitvoeringen 1.8-2.0 1.9 jtd - 2.4 jtd
P4T0172
fig. 13 - Uitvoering 1.6
P4T0661
fig. 15
P4T0173