199
Rijden
6
De waarschuwing wordt gegeven door een permanent brandend waarschuwingslampje in de buitenspiegel aan de desbetreffende zijde:– onmiddellijk, wanneer u wordt ingehaald;– na ongeveer een seconde, wanneer u langzaam een ander voertuig inhaalt.
Werking
Sensoren in de voor- en achterbumper bewaken de
dode hoeken.De waarschuwing wordt gegeven in de vorm van een oranje waarschuwingslampje in de desbetreffende buitenspiegel zodra er een voertuig (auto, vrachtwagen, fiets) wordt gesignaleerd.Aan de volgende voorwaarden moet eerst worden voldaan:– alle voertuigen gaan dezelfde kant op en rijden op aangrenzende rijstroken,– de snelheid van uw auto ligt tussen 12 en 140 km/h,– u haalt een voertuig in waarbij het snelheidsverschil kleiner is dan 10 km/h,– u wordt door een voertuig ingehaald waarbij het snelheidsverschil kleiner is dan 25 km/h,– het verkeer stroomt normaal door,– de inhaalmanoeuvre duurt langer dan normaal waarbij het ingehaalde voertuig zich blijft ophouden in de dode hoek,– u rijdt rechtuit of in een flauwe bocht,– uw auto trekt geen aanhangwagen, caravan, enz.
In de volgende situaties wordt er geen waarschuwing gegeven:
– als er stilstaande objecten (geparkeerde auto's, vangrails, straatverlichting, verkeersborden, enz.) aanwezig zijn,– als er auto's tegemoetkomen,– bij het rijden over bochtige wegen of in scherpe bochten,– bij het inhalen van of ingehaald worden door een zeer lang voertuig (vrachtwagen, bus, enz.) dat zich zowel in de dode hoek achter als in het
gezichtsveld vóór de bestuurder bevindt,– bij snelle inhaalmanoeuvres,– Bij erg druk verkeer: de voertuigen die voor en achter worden gedetecteerd, worden aangezien voor een vrachtwagen of een stilstaand object.
Inschakelen/uitschakelen
Met audiosysteem
► Druk op deze toets om het systeem in of uit te schakelen.Het controlelampje brandt als het systeem is ingeschakeld.
200
Met touchscreen
De instellingen kunnen worden gewijzigd via het configuratiemenu van de auto.
NOTIC E
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld als u een aanhangwagen trekt met een door TOYOTA goedgekeurde trekhaak.
Storing
Afhankelijk van de uitrusting van de auto:
Bij een storing knippert dit waarschuwingslampje of knipperen deze waarschuwingslampjes.ofHet lampje van deze toets knippert en er wordt een melding weergegeven in combinatie met een geluidssignaal.Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Parkeersensoren
WARNI NG
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem waarschuwt met behulp van sensoren in de bumper voor obstakels in de nabijheid van de auto (bijv. voetgangers, auto's, bomen, muren, enz.) die binnen het detectiebereik vallen.
Parkeersensoren achter
Het systeem treedt in werking zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Dit wordt bevestigd door een geluidssignaal.Het systeem wordt uitgeschakeld als vanuit de achteruitversnelling een andere versnelling of de neutraalstand wordt geselecteerd.
Geluidssignalen
Deze functie signaleert de aanwezigheid van
obstakels binnen de detectiezones van de sensoren.De bestuurder wordt via een onderbroken geluidssignaal gewaarschuwd bij het naderen van obstakels. De frequentie van het geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het obstakel nadert.Zodra de afstand tussen de auto en het obstakel kleiner wordt dan ongeveer 30 centimeter, klinkt het geluidssignaal ononderbroken.Aan de weergave van het geluidssignaal via de luidspreker (rechts of links) is te herkennen aan welke zijde het obstakel zich bevindt.
Grafische weergave
201
Rijden
6
Ter aanvulling op het geluidssignaal: segmenten op het scherm die geleidelijk naar de auto toe
bewegen (wit: obstakels veraf, geel: obstakels dichtbij, rood: obstakels zeer dichtbij).Als de auto het obstakel zeer dicht genaderd is, verschijnt het symbool “Gevaar” op het scherm.
Parkeersensoren voor
De parkeersensoren voor, die een aanvulling vormen op de parkeersensoren achter, worden geactiveerd als voor de auto een obstakel wordt gesignaleerd bij een snelheid van maximaal 10 km/h.De werking van de parkeersensoren voor wordt onderbroken als de auto langer dan drie seconden stilstaat met ingeschakelde vooruitversnelling, als er geen obstakel meer wordt gesignaleerd of als de snelheid van de auto hoger wordt dan 10 km/h.
NOTIC E
Het geluid dat uit de luidspreker komt (voor of achter), geeft de plaats van het obstakel ten opzichte van de voor- of achterzijde van de auto aan.
Uitschakelen/inschakelen
Met de toets
► U kunt het systeem uit- of inschakelen door op deze toets te drukken.Het lampje brandt als het systeem is uitgeschakeld.
Met audiosysteem of touchscreen
De instellingen kunnen worden gewijzigd via het configuratiemenu van de auto.
NOTIC E
De parkeersensoren achter worden automatisch uitgeschakeld wanneer een aanhangwagen of fietsendrager wordt aangekoppeld aan een trekhaak die conform de voorschriften van de fabrikant is gemonteerd.
Beperkingen van het systeem
Als de bagageruimte zwaar is beladen, gaat de auto mogelijk wat hellen, wat de afstandsmetingen negatief kan beïnvloeden.
Storing
Als er een storing optreedt bij het inschakelen van de achteruitversnelling, gaat op het instrumentenpaneel dit
waarschuwingslampje branden, in combinatie met de weergave van een melding en een geluidssignaal (kort piepsignaal).Laat het systeem nakijken door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
202
VisioPark Light
WARNI NG
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.
De achteruitrijcamera wordt automatisch geactiveerd wanneer de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.De functie kan worden aangevuld met parkeersensoren.Het beeld van de camera wordt weergegeven op het touchscreen.
De blauwe lijnen (1) geven de breedte van de auto inclusief de buitenspiegels weer.De rode lijn (2) geeft een afstand van 30 cm vanaf de achterbumper weer, terwijl de dunne blauwe lijnen een afstand van 1 m (A) en 2 m (B) vanaf de achterbumper weergeven.
WARNI NG
Ze worden weergegeven als strepen "op de weg" en geven niet de positie van de auto ten opzichte van hoge obstakels (bijvoorbeeld andere auto's) weer.Enige vervorming van het beeld is normaal.Het is normaal dat onder aan het scherm een stukje van de kentekenplaat is te zien.
NOTIC E
Het openen van de achterklep of de achterdeuren (afhankelijk van de uitrusting) kan de weergave hinderen.Houd bij het parkeren rekening met de benodigde ruimte voor het openen van de achterdeuren.
WARNI NG
Controleer regelmatig of de lens van de camera schoon is.Reinig de achteruitrijcamera regelmatig met een zachte en droge doek.
203
Rijden
6
Top Rear Vision
WARNI NG
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Wanneer de achteruitversnelling wordt ingeschakeld bij draaiende motor geeft dit systeem beelden van de directe omgeving van de auto weer op het touchscreen met behulp van een camera aan de achterzijde van de auto.
Het scherm wordt in twee vensters opgedeeld, met een beeld van de omgeving zoals die door de camera('s) wordt geregistreerd en een beeld van bovenaf van de auto en zijn directe omgeving.De informatie van de parkeersensoren wordt ook weergegeven op het beeld van bovenaf van de auto.De beelden van de camera('s) kunnen op verschillende manieren worden weergegeven:– Standaardweergave.– 180°-weergave.– Ingezoomde weergave.Standaard is de modus AUTO geactiveerd.In deze modus kiest het systeem de optimale weergave (standaard of ingezoomd).U kunt tijdens het manoeuvreren op elk gewenst moment de weergave wijzigen.De status van de functie wordt niet opgeslagen als het contact UIT wordt gezet.
Werkingsprincipe
Dit systeem registreert tijdens het manoeuvreren bij lage snelheid met de camera aan de achterzijde de omgeving van de auto.Vanaf de bovenkant van uw auto wordt er, in realtime en terwijl de manoeuvre wordt uitgevoerd, een beeld van de directe omgeving gereconstrueerd (weergegeven tussen de haakjes).Deze weergave maakt het recht inparkeren gemakkelijker en biedt de mogelijkheid obstakelst in de omgeving van de auto te zien. Dit beeld verdwijnt automatisch als de auto langere tijd stilstaat.
Inschakelen
Inschakelen gebeurt automatisch als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld bij een snelheid die lager is dan 10 km/h.
204
U kunt de weergavemodus op elk gewenst moment kiezen door op dit gedeelte te drukken.Selecteer, als het submenu wordt weergegeven een van de vier weergaven:“Standaardweergave”.
“180°-weergave”.
“Ingezoomde weergave”.
“AUTO-modus”.
NOTIC E
De functie wordt gedeactiveerd:– Als een aanhangwagen wordt aangekoppeld of een fietsendrager wordt geplaatst op een trekhaak (auto met een trekhaak die conform de voorschriften van de fabrikant is gemonteerd).– Boven ongeveer 10 km/h.– Als de bagageruimte wordt geopend.
– Als de transmissie uit de achteruitversnelling wordt gehaald (het beeld wordt dan nog 7 seconden weergegeven).– Als op de witte pijl in de linkerbovenhoek van het touchscreen wordt gedrukt.
AUTO-modus
Deze modus is standaard geactiveerd.Wanneer een obstakel zich bevindt ter hoogte van de rode lijn (minder dan 30 cm van de auto), wordt dankzij de sensoren in de achterbumper automatisch overgeschakeld van de weergave van
de omgeving achter de auto (standaard) naar de weergave van het beeld van bovenaf (ingezoomd) van de auto.
Standaardweergave
Het gebied achter de auto wordt weergegeven op het scherm.De blauwe lijnen 1 geven de breedte van de auto weer met uitgeklapte spiegels. Ze verplaatsen zich afhankelijk van de stand van het stuurwiel.De rode lijn 2 geeft een afstand van 30 cm vanaf de achterbumper weer; de twee blauwe lijnen 3 en 4 een afstand van respectievelijk 1 en 2 meter.Deze weergave is beschikbaar in de stand AUTO of door deze te selecteren in het menu voor het veranderen van de weergave.
205
Rijden
6
Ingezoomde weergave
De camera registreert de omgeving tijdens het manoeuvreren om een samengesteld beeld van bovenaf van de achterzijde van de auto en van zijn nabije omgeving te creëren zodat de obstakels rondom de auto goed zichtbaar zijn.Deze weergave is beschikbaar in de stand AUTO of door deze te selecteren in het menu voor het veranderen van de weergave.
NOTIC E
De obstakels kunnen verder weg lijken dan ze in werkelijkheid zijn.Het is belangrijk om tijdens het manoeuvreren de zijkanten van de auto in de gaten te houden met behulp van de buitenspiegels.Daarnaast geven de parkeersensoren achter informatie over de omgeving van de auto.
180°-weergave
Wanneer u achteruitrijdend een parkeerplek verlaat, kunt u dankzij de 180°-weergave voertuigen, voetgangers en fietsers zien aankomen.
Het is raadzaam deze weergave niet tijdens de gehele manoeuvre te gebruiken.De weergave heeft drie zones: links A, centraal B en rechts C.Deze weergave is alleen beschikbaar via het menu voor het veranderen van de weergave.
Snelstartmodus
Met de snelstartmodus kan zo snel mogelijk de omgeving van de auto (linker gedeelte) en de bovenzijde van de auto worden weergegeven.Een melding geeft aan dat u de omgeving van de auto moet controleren voordat u de manoeuvre uitvoert.
236
WARNI NG
Er wordt een melding weergegeven op het instrumentenpaneel om het in de vrijloop zetten van de wielen gedurende 15 minuten te bevestigen.Tijdens het gebruik van de vrijloopfunctie kan het audiosysteem niet worden geüpdatet (er verschijnt een melding op het
instrumentenpaneel).
Herstellen van de normale werking
► Houd het rempedaal ingetrapt en start de motor opnieuw. Selecteer vervolgens stand P.
Onderhoudstips
Algemene adviezen
Houd u aan de volgende voorschriften om schade aan uw auto te voorkomen.
Exterieur
WARNI NG
Gebruik nooit een hogedrukreiniger voor het reinigen van de motorruimte, omdat hierdoor het elektrische systeem beschadigd kan raken!Was de auto niet in fel zonlicht of in extreem koude omstandigheden.
NOTIC E
Wanneer uw auto wordt gewassen in een wasstraat met rolborstels, sluit dan alle portieren en deuren en, afhankelijk van de uitvoering, verwijder de elektronische sleutel en schakel de handsfree-functie (Handsfree toegang) uit.Houd bij gebruik van een hogedrukreiniger de lans op een afstand van ten minste 30 cm van de auto (vooral bij het reinigen van delen met schilferende lak, sensoren of afdichtrubbers).Verwijder vlekken die chemische stoffen bevatten meteen van de auto, omdat die de lak kunnen beschadigen (dit geldt ook voor hars van bomen, vogelpoep, insectenuitwerpselen, pollen en teer).Was de auto vaker als de situatie hiertoe aanleiding geeft, bijvoorbeeld om zoutresten (in kustgebieden), roet (in industriegebieden) of modder/pekel (in natte of koude gebieden) te verwijderen. Deze resten kunnen leiden tot corrosie.Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige voor advies over het verwijderen van hardnekkige vlekken waarvoor speciale producten nodig zijn (zoals teer- of insectenverwijderaars).Laat lakbeschadigingen bij voorkeur bijwerken door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.