• De auto staat in een wasstraat of een
hogedruk-wasinstallatie.
• De auto is blootgesteld aan schokken
die het gevolg zijn van hagel, onweer
of andere van buitenaf komende
herhaalde schokken of trillingen.
Informatie over de hellingsensor
De sensor activeert in de volgende
gevallen mogelijk het alarm:
• De auto wordt vervoerd per boot,
aanhangwagen, trein, enz.
• De auto staat geparkeerd in een
parkeergarage.
• De auto bevindt zich in een wasstraat
waarin de auto verplaatst wordt.
• Een van de banden verliest zijn
spanning.
• De auto wordt opgekrikt.
• Er doet zich een aardbeving of
wegverzakking voor.
• Er wordt bagage op het imperiaal
geladen of er vanaf gehaald.
OPMERKING
Om de inbraaksensor goed te laten
functioneren
• Raak de sensoren niet aan en bedek ze
ook niet, omdat hierdoor de werking
van de sensoren in negatieve zin
beïnvloed kan worden.
• Spuit geen luchtverfrisser of andere
producten rechtstreeks in de
openingen van de sensoren.
• Als u andere accessoires installeert
dan originele Toyota-onderdelen of
wanneer u voorwerpen achterlaat
tussen de bestuurdersstoel en de
stoel van de voorpassagier, werkt de
inbraaksensor mogelijk minder goed.
• De werking van de inbraaksensor
wordt mogelijk gestopt wanneer de
elektronische sleutel zich in de buurt
van de auto bevindt.
1 .4 Antidiefstalsysteem
65
1
Veiligheid en beveiliging
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• In de volgende gevallen werkt
Emergency Steering Assist mogelijk
niet of wordt het mogelijk
uitgeschakeld, aangezien het
systeem mogelijk vaststelt dat de
bestuurder handelend optreedt.
– Als het gaspedaal diep wordt
ingetrapt, er een ruk aan het
stuurwiel wordt gegeven, het
rempedaal wordt ingetrapt of de
richtingaanwijzerschakelaar wordt
bediend. In dit geval stelt het
systeem mogelijk vast dat de
bestuurder een uitwijkmanoeuvre
uitvoert en werkt de Emergency
Steering Assist mogelijk niet.
– Terwijl de Emergency Steering
Assist in werking is, wordt in
sommige gevallen de werking
ervan mogelijk uitgeschakeld
wanneer het gaspedaal diep wordt
ingetrapt, er een ruk aan het
stuurwiel wordt gegeven of het
rempedaal wordt ingetrapt en het
systeem oordeelt dat de
bestuurder een uitwijkmanoeuvre
uitvoert.
– Wanneer de Emergency Steering
Assist in werking is en het
stuurwiel stevig wordt
vastgehouden of de andere kant
op wordt gedraaid dan die waarin
het systeem koppel genereert,
wordt de functie mogelijk
uitgeschakeld.
Wanneer moet het Pre-Crash
Safety-systeem worden
uitgeschakeld
Schakel in de volgende situaties het
systeem uit, omdat het mogelijk niet
juist werkt, hetgeen kan leiden tot een
ongeval waarbij dodelijk of ernstig
letsel kan ontstaan:
• Als de auto wordt gesleept
• Bij het slepen van een andere auto
• Bij transport van de auto op een
vrachtwagen, boot, trein of ander
vergelijkbaar transportmiddel
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Wanneer de auto wordt opgetakeld
terwijl het brandstofcelsysteem aan
staat en de wielen vrij kunnen
draaien
• Bij het controleren van de auto op
een rollenbank, bijvoorbeeld een
vermogensbank of een
snelheidsmetertester, of bij het
balanceren van de wielen op de auto
• Als er veel kracht wordt uitgeoefend
op de voorbumper of de grille door
een aanrijding of een andere oorzaak
• Als de auto niet stabiel functioneert,
zoals na een ongeval of tijdens een
storing
• Als sportief met de auto wordt
gereden of als op onverharde wegen
wordt gereden
• Als de banden niet de juiste
bandenspanning hebben
• Als de banden zeer versleten zijn
• Als banden van een andere dan de
voorgeschreven maat zijn geplaatst
• Als er sneeuwkettingen zijn
aangebracht
• Wanneer er een compact reservewiel
is gemonteerd of een
bandenreparatieset is gebruikt
• Als er tijdelijk uitrusting
(sneeuwploeg, enz.) die de
radarsensor of de camera voor kan
hinderen op de auto is geplaatst
Wijzigen van instellingen van het
Pre-Crash Safety-systeem
In-/uitschakelen van het Pre-Crash
Safety-systeem
Het Pre-Crash Safety-systeem kan
worden ingeschakeld/uitgeschakeld via
(→blz. 428) van het
multi-informatiedisplay.
Het systeem wordt automatisch
ingeschakeld telkens wanneer het
contact AAN wordt gezet.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
189
5
Rijden