Als “Press brake when vehicle is
stopped FCV system may overheat”
(Trap rempedaal in wanneer auto
stilstaat. Brandstofcelsysteem is
mogelijk oververhit) wordt
weergegeven
De melding wordt mogelijk weergegeven
wanneer het gaspedaal wordt ingetrapt
om de auto op een omhoog lopende
helling op zijn plaats te houden, enz. Het
brandstofcelsysteem kan oververhit
raken. Laat het gaspedaal los en trap het
rempedaal in.
Als “Auto Power OFF to Conserve
Battery” (Auto power off-functie
ingeschakeld om accu te sparen) wordt
weergegeven
Het contact is UIT gezet door de
automatische power off-functie. Bedien
de volgende keer dat u het
brandstofcelsysteem start het
brandstofcelsysteem gedurende
ongeveer 5 minuten om de 12V-accu op
te laden.
Als “Headlight System Malfunction
Visit Your Dealer” (Storing in
koplampsysteem. Ga naar uw dealer)
wordt weergegeven
Er is mogelijk een storing in de
onderstaande systemen aanwezig. Laat
de auto onmiddellijk nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• De led-koplampen
• De automatische verticale
koplampverstelling
• AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
• AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)Als “Radar Cruise Control Temporarily
Unavailable See Owner’s Manual”
(Dynamic Radar Cruise Control-
systeem tijdelijk niet beschikbaar, zie
handleiding) wordt weergegeven
De Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik wordt tijdelijk
uitgeschakeld of tot het in de melding
aangegeven probleem is opgelost.
(Oorzaken en oplossingen:→blz. 185)
Als “Radar Cruise Control Unavailable”
(Dynamic Radar Cruise Control-
systeem niet beschikbaar) wordt
weergegeven
De Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik kan tijdelijk niet
gebruikt worden. Gebruik het systeem
wanneer dit weer beschikbaar is.
Als er een melding wordt weergegeven
dat er een storing in de camera voor
aanwezig is
De onderstaande systemen worden
mogelijk tijdelijk uitgeschakeld tot het in
de melding aangegeven probleem is
opgelost. (→Blz. 185, blz. 384)
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LTA (Lane Tracing Assist)
• AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
• AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
• RSA (Road Sign Assist)
• Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik
Als er een melding wordt weergegeven
dat er een storing in de radarsensor
aanwezig is
De onderstaande systemen worden
mogelijk tijdelijk uitgeschakeld tot het in
de melding aangegeven probleem is
opgelost. (→Blz. 185, blz. 384)
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LTA (Lane Tracing Assist)
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
393
8
Bij problemen
2. Plaats het dopje op het uiteinde van
de slang en duw het uitstekende
gedeelte van het dopje in het ventiel
van de band om wat lucht te laten
ontsnappen.
3. Neem de slang los van het ventiel,
verwijder het dopje van de slang en
sluit dan de slang weer aan.
4. Zet de compressor aan, wacht enkele
seconden en zet de compressor weer
uit. Controleer of de
bandenspanningsmeter de
voorgeschreven spanning aangeeft.
(→Blz. 427)
Zet de compressor weer aan als de
spanning onder de voorgeschreven
waarde ligt en vul de band tot de juiste
spanning is bereikt.
Het ventiel van een gerepareerde band
Nadat de band met de
bandenreparatieset is gerepareerd, moet
het ventiel bij een definitieve reparatie
worden vervangen.
Nadat een band is gerepareerd met de
bandenreparatieset
• Vervang de bandenspanningssensor
en -zender.
• Zelfs als de bandenspanning op het
voorgeschreven niveau ligt, gaat
mogelijk het waarschuwingslampje
lage bandenspanning
branden/knipperen.
WAARSCHUWING!
Rijd niet door als de auto een lekke
band heeft
Rijd niet door met een lekke band. Zelfs
als er over een korte afstand met een
lekke band wordt doorgereden, kunnen
band en velg zodanig beschadigd
worden dat reparatie niet meer
mogelijk is.
Door het rijden met een lekke band kan
er op de wang rondom een groef
ontstaan. In zo'n geval kan de band bij
het gebruik van een reparatieset
exploderen.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Bij het repareren van een lekke band
• Parkeer de auto op een veilige plaats
en een vlakke ondergrond.
• Raak de wielen of het gedeelte rond
de remmen direct nadat met de auto
is gereden niet aan. Nadat met de
auto is gereden, zijn de wielen en het
gedeelte rond de remmen mogelijk
zeer heet. Wanneer u deze delen met
uw handen, voeten of andere
lichaamsdelen aanraakt, kan dit
leiden tot brandwonden.
• Sluit de slang stevig aan op het
ventiel terwijl het wiel aan de auto
bevestigd is. Als de slang niet goed
op het ventiel is aangesloten, kan er
lekkage van lucht optreden waarbij
bandenreparatievloeistof naar
buiten spuit.
• Als de slang tijdens het vullen
loskomt van het ventiel, is het
mogelijk dat de slang abrupte
bewegingen maakt vanwege de
luchtdruk.
• Nadat de band gevuld is, kunnen er
spetters bandenreparatievloeistof
naar buiten komen als de slang wordt
losgemaakt of wanneer u lucht uit de
band laat ontsnappen.
• Volg voor het repareren van de band
de volgende procedure. Als u de
procedures niet volgt, kan de
bandenreparatievloeistof naar
buiten spuiten.
• Bewaar afstand tot de band wanneer
deze gerepareerd wordt, omdat de
band kan klappen. Zet de schakelaar
van de compressor direct uit als u
ziet dat de band scheurtjes vertoont
of vervormt.
• De reparatieset kan oververhit raken
als deze langere tijd achter elkaar
wordt gebruikt. Gebruik de
reparatieset niet langer dan
40 minuten achter elkaar.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
404
OPMERKING(Vervolg)
Voorkomen van schade aan de
bandenspanningssensoren en
-zenders
Als een band is gerepareerd met
bandenreparatievloeistof, werken de
bandenspanningssensor en -zender
mogelijk niet goed. Neem wanneer
bandenreparatievloeistof is gebruikt zo
snel mogelijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. Vervang na het gebruik van
bandenreparatievloeistof de
bandenspanningssensor en -zender
wanneer de band wordt gerepareerd of
vervangen. (→Blz. 351)
8.2.6 Als het
brandstofcelsysteem niet kan
worden gestart
Het niet starten van het
brandstofcelsysteem kan verschillende
oorzaken hebben. Raadpleeg het
volgende overzicht en onderneem de
bijpassende acties:
Het brandstofcelsysteem kan niet
worden gestart, ook al is de
startprocedure correct uitgevoerd.
(→150)
Een van de onderstaande punten kan het
probleem veroorzaken:
• De elektronische sleutel werkt
mogelijk niet goed. (→Blz. 408)
• Er is mogelijk onvoldoende brandstof
aanwezig in de tank. Vul de
brandstoftank.
• Mogelijk is de tankdopklep open.
(→Blz. 181)
• Er kan een storing aanwezig zijn in de
startblokkering. (→Blz. 60)
• Er is mogelijk een storing aanwezig in
de schakelregeling.
*(→Blz. 154,
blz. 394)• Er kan een storing aanwezig zijn in het
stuurslotsysteem. (indien aanwezig)
• Het brandstofcelsysteem is mogelijk
defect als gevolg van een elektrische
storing, zoals een ontladen batterij
van de elektronische sleutel of een
defecte zekering. Er bestaat echter,
afhankelijk van het soort storing, een
noodmaatregel om het
brandstofcelsysteem te starten.
(→Blz. 407)
• De kans bestaat dat de temperatuur
van de tractiebatterij zeer laag is
(lager dan ongeveer -30°C).
(→Blz. 75, blz. 151)
• Mogelijk is het brandstofcelsysteem
bevroren. (→Blz. 151)
*Het is wellicht niet mogelijk om de
transmissie vanuit stand P in een andere
stand te zetten.
De interieurverlichting en de
koplampen gaan zwakker branden of de
claxon maakt geen of weinig geluid.
Een van de onderstaande punten kan het
probleem veroorzaken:
• De 12V-accu is mogelijk te ver
ontladen. (→Blz. 410)
• De accuklemmen zitten mogelijk los of
zijn gecorrodeerd. (→Blz. 346)
De interieurverlichting en de
koplampen gaan niet branden of de
claxon maakt geen geluid.
Een van de onderstaande punten kan het
probleem veroorzaken:
• Een of beide klemmen van de
12V-accu kunnen loszitten.
(→Blz. 346)
• De 12V-accu is mogelijk te ver
ontladen. (→Blz. 410)
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
406
Buitenspiegels (→blz. 137)
FunctieStandaardinstel-
lingPersoonlijke
voorkeursinstel-
lingABC
Automatisch in- en uitklap-
pen van de buitenspiegelsGekoppeld aan
het vergrendelen/
ontgrendelen van
de portierenUit
—— O Gekoppeld aan de
bediening van de
startknop
Elektrisch bedienbare ruiten (→blz. 1 39)
FunctieStandaardinstel-
lingPersoonlijke
voorkeursinstel-
lingABC
Bediening gekoppeld aan
gebruik van de mechanische
sleutelUit Aan — — O
Koppeling van werking aan
afstandsbedieningUit Aan — — O
Koppeling van werking aan
afstandsbediening (zoemer)Aan Uit — — O
Richtingaanwijzerschakelaar (→blz. 160)
FunctieStandaardinstel-
lingPersoonlijke
voorkeursinstel-
lingABC
Aantal keren knipperen bij
het veranderen van rijstrook3Uit
—— O
4-7
ASC (Active Sound Control)*(→blz. 165)
FunctieStandaardinstel-
lingPersoonlijke
voorkeursinstel-
lingABC
Volume ASC (Active Sound
Control)GemiddeldHoog
O—— Laag
Uit
*Indien aanwezig
Automatische verlichting (→blz. 166)
FunctieStandaardinstel-
lingPersoonlijke
voorkeursinstel-
lingABC
Gevoeligheid lichtsensor Standaard -2 - 2 O — O
Extended Headlight
Lighting-systeem (tijd die
verstrijkt voordat de koplam-
pen automatisch worden uit-
geschakeld)30 seconden60 seconden
—— O 90 seconden
120 seconden
9.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
433
9
Voertuigspecificaties
*Indien aanwezig
Toyota Parking Assist-sensor
*(→blz. 228)
FunctieStandaardinstel-
lingPersoonlijke
voorkeursinstel-
lingABC
Toyota Parking Assist-sensor Aan Uit — O —
Zoemervolume Niveau 2Niveau 1
—O—
Niveau 3
*Indien aanwezig
RCTA (Rear Crossing Traffic Alert)
*(→blz. 237)
FunctieStandaardinstel-
lingPersoonlijke
voorkeursinstel-
lingABC
RCTA (Rear Crossing Traffic
Alert)Aan Uit — O —
Zoemervolume Niveau 2Niveau 1
—O—
Niveau 3
*Indien aanwezig
RCD (Rear Camera Detection)
*(blz. 242)
FunctieStandaardinstel-
lingPersoonlijke
voorkeursinstel-
lingABC
RCD (Rear Camera Detection) Aan Uit — O —
*Indien aanwezig
PKSB (Parking Support Brake)
*(→blz. 246)
FunctieStandaardinstel-
lingPersoonlijke
voorkeursinstel-
lingABC
PKSB (Parking Support
Brake)Aan Uit — O —
*Indien aanwezig
Toyota Teammate Advanced Park
*(→blz. 257)
FunctieStandaardinstel-
lingPersoonlijke
voorkeursinstel-
lingABC
Rijsnelheid tijdens bediening NormaalLangzaam
O——
Snel
Afstand tot objecten Normaal Ver weg O — —
“Preferred parking method”
(voorkeursparkeermethode)Fileparkeren Haaks inparkeren O — —
“Preferred parking direction”
(voorkeursparkeerrichting)“Forward” (voor-
uit)“Reverse” (achter-
uit)O——
9.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
436
• Hebt u op de startknop gedrukt terwijl
u het rempedaal ingetrapt hield?
(→Blz. 150)
• Kan de elektronische sleutel in de auto
worden gesignaleerd? (→Blz. 116)
• Is het stuurslot ontgrendeld? (indien
aanwezig) (→Blz. 152)
• Is de batterij van de elektronische
sleutel zwak of leeg?
Het brandstofcelsysteem kan in dit
geval op een tijdelijke manier worden
gestart. (→Blz. 409)
• Is de 12V-accu ontladen? (→Blz. 410)
Het stuurwiel kan niet
worden gedraaid nadat
het brandstofcelsys-
teem is uitgeschakeld
(indien aanwezig)
• Het wordt automatisch vergrendeld
om diefstal van de auto te voorkomen.
(→Blz. 152)
De ruiten kunnen niet
worden geopend of
gesloten met de scha-
kelaars van de
ruitbediening
• Is de blokkeerschakelaar van de
ruitbediening ingedrukt?
De elektrisch bedienbare ruiten,
behalve die van het
bestuurdersportier, kunnen niet
worden bediend als de
blokkeerschakelaar van de
ruitbediening wordt ingedrukt.
(→Blz. 141)
Het contact wordt au-
tomatisch UIT gezet
• De auto power off-functie wordt
bediend als het contact gedurende
een bepaalde tijd in stand ACC staat.
(→Blz. 155)
Tijdens het rijden
klinkt een
waarschuwingszoemer
• Het controlelampje van de
veiligheidsgordel knippert
Dragen de bestuurder en de
voorpassagier hun veiligheidsgordel?
(→Blz. 389)
• Het waarschuwingslampje van de
parkeerrem brandt
Is de parkeerrem gedeactiveerd?
(→Blz. 160)
Afhankelijk van de situatie klinken er
mogelijk ook andere soorten
waarschuwingszoemers. (→Blz. 384,
blz. 391)
Er wordt een alarm ge-
activeerd en de claxon
klinkt (indien
aanwezig)
• Heeft iemand een portier geopend of
bewoog er iets in de auto tijdens het
instellen van het alarm?
De sensor signaleert dit en laat het
alarm klinken. (→Blz. 61)
Voer een van de onderstaande
handelingen uit om het alarm te
deactiveren of uit te schakelen:
• Ontgrendel de portieren of de
achterklep met de instapfunctie of de
afstandsbediening.
• Start het brandstofcelsysteem. (Het
alarm wordt na enkele seconden
gedeactiveerd of uitgeschakeld.)
Bij het verlaten van de
auto klinkt een
waarschuwingszoemer
• Wordt de melding weergegeven op
het multi-informatiedisplay?
Controleer de melding op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 391)
Wat moet u doen als... (Problemen oplossen)
443
Index
Antidiefstalsysteem
Alarm*..................61
Antidiefstallabels*...........66
Bedienen van het systeem......60
Inschakelen/uitschakelen/uitzetten
van het alarmsysteem.........61
Inschakelen/uitschakelen van de
supervergrendeling..........61
Signalering inbraaksensor en
hellingsensor (indien aanwezig) . . .63
Startblokkering.............60
Supervergrendeling*
.........61
Bedienen van verlichting en
ruitenwissers
AHB (Automatic High Beam)*
...172
AHS
(Adaptive High Beam-systeem)*
.168
Bedienen van de
ruitenwisserhendel..........175
Bedieningsinstructies.....166 , 175
Extended Headlight Lighting. . . .168
Handmatig in- en uitschakelen van
het grootlicht..........171 , 174
Het Adaptive High Beam-systeem
activeren................169
Inschakelen van de Automatic High
Beam..................172
Inschakelen van het grootlicht . . .168
Lichtschakelaar............166
Mistachterlicht............175
Ruitenwissers en -sproeiers. . . .175
Systeemfuncties...........169
Wijzigen van de ruststand van de
ruitenwissers voor/optillen van de
ruitenwissers voor..........178
Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten.........378
Als de auto onder water staat of het
water op de weg stijgt........379
Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht . .378
Bedieningsinstructies........378
De auto tot stilstand brengen . . .378
Brandstofcel-elektrische auto
Airconditioning.............81
Akoestisch
voertuigwaarschuwingssysteem . .70
Bagage..................81Bedienen van het gaspedaal/
rempedaal................80
Bij het remmen.............80
Brandstofcelsysteem.........70
Brandstof tanken............70
Controle van bandenspanning....81
Eigenschappen brandstofcel-
elektrische auto............68
Files....................81
Gebruik van de ECO-rijmodus....81
Gebruik van de indicator van het
brandstofcelsysteem.........80
Onderdelen brandstofcel-elektrische
auto....................68
Rijden met de auto...........69
Rijden met een hoog
uitgangsvermogen...........81
Systeemonderdelen..........71
Tips voor rijden met een
brandstofcel-elektrische auto....80
Uitschakelsysteem voor
noodgevallen..............79
Ventilatieopeningen tractiebatterij .80
Voorzorgsmaatregelen brandstofcel-
elektrische auto's............71
Waarschuwingsmelding
brandstofcel...............79
Favoriete instellingen
“My settings” (mijn instellingen). .142
Opgeslagen functies.........142
Types authenticatie-apparaten . .142
Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming
Aircobedieningsscherm.......300
Aircobedieningsscherm achter . .301
ALL AUTO-regeling*
.........294
Automatische airconditioning . . .295
Automatische airconditioning
achter*
.................302
Bedieningsinstructies........304
Bedieningspaneel airconditioning.295
Bedieningspaneel airconditioning
achter..................303
Bediening van elk systeem.....294
Gebruik van de automatische
modus.................298
Geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voorstoel
(S-FLOW-modus)..........299
Trefwoordenlijst
521
Trefwoordenlijst
RCD (Rear Camera Detection)*...242
RCTA ..................238
RCTA (Rear Crossing Traffic
Alert)*
.................237
Rijden in de afstandsregelmodus .214
Rijmodusselectieschakelaar. . . .282
RSA (Road Sign Assist).......207
Selecteren van de constante-
snelheidsregelmodus........218
Selecteren van een rijmodus. . . .282
Sensoren................183
Signaleerbare objecten.......186
SNOW-modus.............282
Soorten camera's en sensoren die
worden gebruikt voor Advanced
Park...................260
Soorten sensoren.......252 , 254
Systeemfuncties...........187
Systeemonderdelen . .212 , 223, 228,
237, 243
Toyota Parking Assist-sensor*
...228
Toyota Parking Assist-sensor
in-/uitschakelen...........228
Toyota Safety Sense.........182
Toyota Teammate Advanced
Park*
..................257
Uitschakelen en hervatten van de
snelheidsregeling...........217
Uitschakelen/onderbreken Advanced
Park...................279
Voorbeelden van de werking van het
systeem................255
Voorbeelden van het in werking
treden van de functie........254
Voorbeelden van het in werking
treden van de functie (stilstaande
objecten rond de auto)
(auto's met Advanced Park).....252
Voorbeelden van het in werking
treden van de functie (stilstaande
objecten voor en achter de auto). .251
Waarschuwingsfunctie.......210
Waarschuwingsfunctie obstakel
(auto's met Advanced Park).....235
Wanneer een voetganger wordt
gesignaleerd..............244
Weergave en zoemer voor
begrenzingsregeling vermogen
brandstofcelsysteem en
remregeling..............248Weergave op het multi-
informatiedisplay...........208
Weergave sensorsignalering, afstand
tot object................233
WeergavevanRCD..........243
Weergegeven meldingen Advanced
Park...................281
Werking Blind Spot Monitor. . . .225
Werking systeem...........283
Wijzigen van de ingestelde
snelheid................216
Wijzigen van de instellingen van
Advanced Park............279
Wijzigen van de tussenafstand
(afstandsregelmodus)........216
Wijzigen van instellingen van het
Pre-Crash Safety-systeem.....189
Gebruik van de opbergmogelijkheden
Bagageruimtematten........313
Bekerhouders.............311
Consolevak..............312
Dashboardkastje...........310
Extra opbergvakken.........312
Gevarendriehoek...........313
Overzicht van
opbergmogelijkheden........310
Pasjeshouders.............312
Plaats van de
opbergmogelijkheden........310
Voorzieningen bagageruimte . . .313
Gebruik van de overige voorzieningen in
het interieur
Accessoireaansluiting........322
Accessoireaansluiting (220 V AC)
(indien aanwezig)...........323
Armsteun...............321
Bedienen van het elektrisch
bedienbare zonnescherm......314
Draadloze lader (indien
aanwezig)...............316
Elektrisch bedienbaar
zonnescherm*.............314
Handgrepen..............321
Kledinghaakjes............322
Make-upspiegels...........328
Overige voorzieningen in het
interieur................315
USB-laadaansluitingen type C . . .315
Zonnekleppen.............328
Trefwoordenlijst
523
Trefwoordenlijst