WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Hang geen kleerhangers of andere
harde voorwerpen aan de
kledinghaakjes. Al deze voorwerpen
kunnen projectielen worden en
dodelijk of ernstig letsel veroorzaken
als de curtain airbags worden
geactiveerd.
• Zorg ervoor dat het gedeelte waar de
knie-airbag wordt geactiveerd niet
door iets wordt afgedekt.
• Gebruik geen accessoires op de
stoelen die het gedeelte van de stoel
waarin de side airbags aanwezig zijn
afdekken omdat dat een negatieve
invloed kan hebben op een juiste
werking van de side airbags.
Dergelijke accessoires kunnen tot
resultaat hebben dat de side airbags
niet op de juiste wijze geactiveerd
worden, helemaal niet geactiveerd
worden of per ongeluk geactiveerd
worden, waardoor dodelijk of ernstig
letsel kan ontstaan.
• Oefen geen overmatige kracht uit op
delen waarin onderdelen van het
airbagsysteem aanwezig zijn of op de
voorportieren. Als dat wel gebeurt,
kunnen er storingen aan de airbags
ontstaan.
• Raak onderdelen van het
airbagsysteem niet aan direct nadat
de airbags geactiveerd zijn, omdat
deze heet kunnen zijn.
• Als u na het activeren van de airbags
moeilijkheden met de ademhaling
ondervindt, open dan een portier of
ruit om frisse lucht binnen te laten of
verlaat de auto als u dat op een veilige
manier kunt doen. Als er
poederdeeltjes op uw huid zijn
terechtgekomen, was deze er dan zo
snel mogelijk af om huidirritatie te
voorkomen.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als de delen van de auto waarin
airbags ondergebracht zijn, zoals het
stuurwielkussen en de bekleding van
de voor- en achterstijlen, beschadigd
of gescheurd zijn, laat deze dan
vervangen door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Wijzigingen aan en afvoeren van
onderdelen van het airbagsysteem
Voer uw auto niet af en voer geen van
onderstaande veranderingen uit zonder
eerst een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige te raadplegen. De airbags
kunnen defect raken of per ongeluk
worden geactiveerd, wat dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg kan hebben.
• Plaatsen, verwijderen, demonteren en
repareren van de airbags
• Reparatie, aanpassing, verwijdering of
vervanging van stuurwiel,
instrumentenpaneel, dashboard,
stoelen of stoelbekleding, voor-,
midden- en achterstijlen, dakzijrails,
voorportierpanelen,
voorportierbekleding of luidsprekers
in de voorportieren
• Aanpassing van het voorportierpaneel
(bijvoorbeeld een gat erin maken)
• Reparaties of wijzigingen aan het
voorspatbord, de voorbumper of de
zijkant van het
passagierscompartiment
• Plaatsen van een bullbar,
sneeuwploeg of lier
• Wijzigingen aan de wielophanging van
de auto
• Plaatsen van elektronische
apparatuur als een mobiele
tweewegradio
(zend-/ontvanginstallatie) of
CD-speler
1 .1 Voor een veilig gebruik
35
1
Veiligheid en beveiliging
EWeergave doorslippen van
aangedreven wielen
Wanneer een band doorslipt, wijzigt
het icoon ervan op het display van
kleur en gaat het knipperen.
*Dit item wordt alleen weergegeven
wanneer de rijmodus is ingesteld op de
sportmodus.
Status veiligheidssysteem
In- of uitschakelen van de volgende
systemen:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
(→blz. 200)
• BSM (Blind Spot Monitor) (→blz. 236)
• RCTA (Rear Crossing Traffic Alert)
(→blz. 248)
Bandenspanning
• Nadat het contact AAN is gezet, kan
het enkele minuten duren voordat de
bandenspanning wordt weergegeven.
Het kan ook enkele minuten duren
voordat de bandenspanning wordt
weergegeven nadat de banden op
spanning zijn gebracht.
• Mogelijk wordt er “---” weergegeven
als de positie van de banden niet kan
worden vastgesteld als gevolg van een
slechte ontvangst van radiogolven.
• De bandenspanning verandert met de
temperatuur. De weergegeven
waarden kunnen verschillen van de
waarden die met andere
bandenspanningmeters worden
gemeten.
Weergave instellingen (
)
Wijzigen van instellingen
Wijzig de instellingen met behulp van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel op het stuurwiel.
1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om
te
selecteren.2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om het item te
selecteren dat u aan uw persoonlijke
voorkeur wilt aanpassen.
3. Houd
ingedrukt of druk erop.
De beschikbare instellingen verschillen
afhankelijk van of
wordt ingedrukt of
ingedrukt wordt gehouden. Volg de
instructies op het display.
In te stellen onderwerpen
•
LTA (Lane Tracing Assist)
(→blz. 211)
Houd
ingedrukt om de
instellingen van de volgende
onderwerpen te wijzigen:
– “Lane Center” (mid. rijstrook)
Hiermee kunt u de Lane
Centering-functie in- of
uitschakelen.
– “Sensitivity” (gevoeligh.)
Hiermee kunt u de gevoeligheid van
de waarschuwing instellen.
– “Sway Warning” (uitzw. waarsch.)
Hiermee kunt u de waarschuwing
voor slingeren in- of uitschakelen.
– “Sway Sensitivity” (gevoel. uitzw.)
Hiermee kunt u de gevoeligheid van
de waarschuwing voor slingeren
instellen.
•
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
(→blz. 200)
Druk op
om het Pre-Crash
Safety-systeem in of uit te schakelen.
– PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
aan/uit
Hiermee kunt u het Pre-Collision-
systeem in- of uitschakelen.
Houd
ingedrukt om de
instellingen van het volgende
onderwerp te wijzigen:
– “Sensitivity” (gevoeligh.)
Hiermee kunt u het
waarschuwingstijdstip van het
Pre-Crash Safety-systeem wijzigen.
2.1 Instrumentenpaneel
87
2
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
3.1 Informatie over sleutels
3.1.1 Sleutels
De sleutels
Bij de auto worden de volgende sleutels
geleverd.
AElektronische sleutels
• Bedienen van het Smart
entry-systeem met startknop
(→blz. 124)
• Gebruik van de
afstandsbedieningsfunctie
(→blz. 107)
BMechanische sleutels
CPlaatje met sleutelnummer
Aan boord van een vliegtuig
Zorg ervoor dat u aan boord van een
vliegtuig niet op de toetsen van de
elektronische sleutel drukt. Zorg ervoor
dat de toetsen niet per ongeluk ingedrukt
kunnen worden als u de elektronische
sleutel in bijvoorbeeld een tas hebt
opgeborgen. Bij het indrukken van de
toetsen kan de elektronische sleutel
radiogolven uitzenden die de bediening
van het vliegtuig kunnen beïnvloeden.
Leegraken batterij elektronische sleutel
• De standaard levensduur van de
batterij is1-2jaar.
• Als de batterij bijna leeg is, klinkt een
waarschuwingssignaal in de auto als
het hybridesysteem wordt
uitgeschakeld.• Schakel de energiebespaarmodus van
de elektronische sleutel in om te
voorkomen dat de batterij van de
elektronische sleutel leegraakt
wanneer deze gedurende langere tijd
niet wordt gebruikt. (→Blz. 125)
• Omdat de elektronische sleutel altijd
radiogolven ontvangt, raakt de
batterij ook ontladen wanneer de
elektronische sleutel niet wordt
gebruikt. De volgende symptomen
geven aan dat de batterij van de
elektronische sleutel mogelijk
ontladen is. Vervang de batterij indien
nodig.
– Het Smart entry-systeem met
startknop of de afstandsbediening
werkt niet.
– Het detectiegebied wordt kleiner.
– Het ledcontrolelampje in de sleutel
gaat niet branden.
• Houd, om de levensduur van de
batterij niet nodeloos te bekorten, de
elektronische sleutel op een afstand
van minimaal 1 m van de volgende
elektrische apparaten met een
magnetisch veld:
– Televisietoestellen
– Computers
– Mobiele telefoons, draadloze
telefoons en batterijladers
– Oplaadapparatuur voor draadloze
en mobiele telefoons
– Tafellampen
– Inductiekookplaten
Batterij vervangen
→Blz. 346
Bevestiging van het aantal
geregistreerde sleutels
Het aantal al geregistreerde sleutels kan
worden bevestigd. Neem voor meer
informatie contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
3.1 Informatie over sleutels
106
Als “New Key Registered Contact Your
Dealer if You Did Not Register a New
Key” (Er is een nieuwe sleutel
geregistreerd. Neem contact op met
uw dealer als u geen nieuwe sleutel
geregistreerd hebt) wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay
Deze melding wordt weergegeven elke
keer dat het bestuurdersportier wordt
geopend als de portieren van buitenaf
worden ontgrendeld gedurende
ongeveer 10 dagen nadat er een nieuwe
elektronische sleutel is geregistreerd.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als de melding wordt
weergegeven, maar u geen nieuwe
elektronische sleutel hebt geregistreerd,
om te controleren of er een onbekende
elektronische sleutel (anders dan de
sleutels die u in uw bezit hebt) is
geregistreerd.
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de
sleutel
• Laat de sleutels niet vallen, stel ze niet
bloot aan sterke schokken en buig ze
niet.
• Stel de sleutels niet langdurig bloot
aan hoge temperaturen.
• Voorkom dat de sleutels nat worden
en reinig ze niet in een ultrasoon
reinigingsbad of iets dergelijks.
• Bevestig geen metaalhoudende of
magnetische voorwerpen aan de
sleutels en houd de sleutels uit de
buurt van dergelijke voorwerpen.
• Haal de sleutels niet uit elkaar.
• Plak geen stickers o.i.d. op het
oppervlak van de elektronische
sleutel.
• Houd de sleutels uit de buurt van
apparaten die magnetische velden
opwekken, bijvoorbeeld
OPMERKING(Vervolg)
televisietoestellen, audiosystemen en
inductiekookplaten.
• Houd de sleutels uit de buurt van
medische apparatuur, zoals
laagfrequente therapeutische
uitrusting en therapeutische
apparaten met microgolven, en zorg
ervoor dat u de sleutels niet bij u
draagt als u medische hulp ontvangt.
De elektronische sleutel bij u dragen
Houd de elektronische sleutel altijd ten
minste 10 cm uit de buurt van
ingeschakelde elektrische apparaten.
Radiogolven die worden uitgezonden
door elektrische apparaten die zich
minder dan 10 cm van de elektronische
sleutel vandaan bevinden, kunnen de
correcte werking van de sleutel
hinderen.
In geval van storingen in het Smart
entry-systeem met startknop of
andere problemen met de sleutel
→Blz. 393
Wanneer u een elektronische sleutel
verliest
→Blz. 392
Afstandsbediening
De elektronische sleutels zijn voorzien
van de volgende afstandsbediening:
AVergrendelen van de portieren
(→blz. 109)
BSluiten van de ruiten*1(→blz. 109)
3.1 Informatie over sleutels
107
3
Voordat u gaat rijden
De alarmknipperlichten knipperen om
aan te geven dat alle portieren zijn
gesloten en vergrendeld.
• Als de elektronische sleutel in de auto
wordt geplaatst nadat het sluiten is
gestart via de uitgestelde
vergrendelingsfunctie van de
portieren, wordt de elektronische
sleutel mogelijk in de auto opgesloten.
•
Als de achterklep niet geheel sluit door
de werking van de klembeveiliging,
terwijl de achterklep automatisch wordt
gesloten nadat een uitgestelde vergre-
ndeling van de portieren is uitgevoerd,
wordt de uitgestelde
vergrendelingsfunctie van de portieren
geannuleerd en worden alle portieren
ontgrendeld.
• Controleer voordat u de auto achter-
laat of alle portieren gesloten en
vergrendeld zijn.
Werkingsvoorwaarden sensor regeling
voetbediening (auto's met handsfree
elektrisch bedienbare achterklep)
• Als de sensor regeling voetbediening
is ingeschakeld (→blz. 415) en het
contact UIT is gezet.
• Als de elektronische sleutel zich
binnen het detectiegebied voor
werking bevindt.
Situaties waarin de handsfree elektrisch
bedienbare achterklep mogelijk niet
goed werkt (indien aanwezig)
In de volgende situaties werkt de
handsfree elektrisch bedienbare
achterklep mogelijk niet goed:
• Als een voet wordt gesignaleerd onder
de achterbumper.
•
Als er hard met een voet tegen de ach-
terbumper wordt getrapt of als de ach-
terbumper een poosje wordt aangeraakt.
Als de achterbumper een poosje is
aangeraakt, wacht dan even voordat u
de handsfree elektrisch bedienbare
achterklep weer probeert te bedienen.• Als een persoon zich te dicht bij de
achterbumper bevindt.
•
Als een externe bron van radiografische
signalen de communicatie tussen de
elektronische sleutel en de auto
verstoort. (→
Blz. 126)
•
Wanneer de auto in de buurt van een
bron van elektromagnetische velden
(zoals een parkeerplaats voor betaald
parkeren, een tankstation, een elektrisch
verwarmde weg of tl-lampen)
geparkeerd staat die de gevoeligheid
van de handsfree elektrisch bedienbare
achterklep negatief beïnvloedt.
•Wanneer de auto zich in de buurt
bevindt van een televisiezendmast,
elektriciteitscentrale, radiozender,
videowall, luchthaven of andere locatie
waar sterke radiogolven of elektroma-
gnetische velden aanwezig zijn.
• Als er een grote hoeveelheid water op
de achterbumper terechtkomt,
bijvoorbeeld wanneer de auto wordt
gewassen of bij zware regenval.
• Wanneer er modder, sneeuw, ijs, e.d.
op de achterbumper zit.
• Als de auto enige tijd geparkeerd is in
de buurt van objecten die kunnen
bewegen en in contact kunnen komen
met de achterbumper, zoals planten.
• Wanneer een accessoire op de
achterbumper is gemonteerd.
Schakel de sensor regeling
voetbediening uit als een accessoire is
gemonteerd. (→Blz. 415)
Voorkomen van onbedoeld bedienen van
de handsfree elektrisch bedienbare
achterklep (indien aanwezig)
Als er zich een elektronische sleutel in het
detectiegebied bevindt, kan de handsfree
elektrisch bedienbare achter- klep
mogelijk onbedoeld worden bedi- end. Pas
daarom in de volgende situaties op:
• Als er een grote hoeveelheid water op
de achterbumper terechtkomt,
bijvoorbeeld wanneer de auto wordt
gewassen of bij zware regenval.
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
119
3
Voordat u gaat rijden
• Als er vuil wordt weggeveegd van de
achterbumper.
• Wanneer er een klein dier of een klein
object, zoals een bal, onder de
achterbumper komt.
• Wanneer een object onder de
achterbumper vandaan wordt
gehaald.
• Als iemand zijn/haar benen heen en
weer beweegt wanneer hij/zij op de
achterbumper zit.
• Als iemands benen of een ander
lichaamsdeel in aanraking komen met
de achterbumper wanneer diegene
langs de auto loopt.
• Wanneer de auto in de buurt van een
bron van elektromagnetische velden
(zoals een parkeerplaats voor betaald
parkeren, een tankstation, een
elektrisch verwarmde weg of
tl-lampen) geparkeerd staat die de
gevoeligheid van de handsfree
elektrisch bedienbare achterklep
negatief beïnvloedt.
• Wanneer de auto zich in de buurt
bevindt van een televisiezendmast,
elektriciteitscentrale, radiozender,
videowall, luchthaven of andere
locatie waar sterke radiogolven of
elektromagnetische velden aanwezig
zijn.
• Wanneer de auto geparkeerd staat op
een plek waar objecten, zoals planten,
zich in de buurt van de achterbumper
bevinden.
• Als bagage, enz. van buiten de auto in
of uit de bagageruimte wordt geladen.
• Als er een accessoire of autohoes
wordt geplaatst/verwijderd in de
buurt van de achterbumper.
• Als sneeuw aan de binnenzijde van de
achterbumper smelt.
Schakel de werking van de sensor
regeling voetbediening uit om het
onbedoeld bedienen te voorkomen.
(→Blz. 415)Bij het opnieuw aansluiten van de
12V-accu
Sluit de achterklep om ervoor te zorgen
dat de elektrisch bedienbare achterklep
correct werkt.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.
(→Blz. 415)
WAARSCHUWING!
Sluitsysteem achterklep
• Wanneer de achterklep nog
enigszins geopend is, zal het
sluitsysteem van de achterklep deze
automatisch volledig sluiten. Het
duurt enkele seconden voordat het
sluitsysteem van de achterklep in
werking treedt. Zorg ervoor dat uw
vingers of andere zaken niet bekneld
raken onder de achterklep, aangezien
dit ernstig letsel tot gevolg kan
hebben.
• Wees voorzichtig wanneer u het
sluitsysteem van de achterklep
gebruikt, aangezien het systeem nog
werkt wanneer de elektrisch
bedienbare achterklep is
uitgeschakeld.
Elektrisch bedienbare achterklep
Neem bij het bedienen van de
elektrisch bedienbare achterklep de
volgende voorzorgsmaatregelen in
acht. Het niet in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
120
BBij het starten van het
hybridesysteem of veranderen van de
standen van het contact
Het systeem werkt als de
elektronische sleutel zich in de auto
bevindt.
Alarmfuncties en
waarschuwingsmeldingen
Een combinatie van een in en buiten de
auto hoorbaar alarm en
waarschuwingsmeldingen op het
multi-informatiedisplay zorgen ervoor
dat diefstal van de auto en ongelukken
door een onjuiste bediening worden
voorkomen. Neem de juiste maatregelen
als reactie op de
waarschuwingsmeldingen op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 373)
In onderstaande tabel worden de
omstandigheden en de
correctieprocedures beschreven in die
gevallen waarin alleen een alarm klinkt.
• Wanneer het buiten de auto hoorbare
alarm gedurende 5 seconden één keer
klinkt
SituatieCorrectieproce-
dure
Er is geprobeerd de
auto te vergrende-
len terwijl er nog
een portier ge-
opend was.Sluit alle portieren
en vergrendel ze
opnieuw.
• Als het alarm in de auto continu klinkt
SituatieCorrectieproce-
dure
Het contact werd in
de stand ACC gezet
terwijl het bestuur-
dersportier ge-
opend was (of het
bestuurdersportier
werd geopend ter-
wijl het contact in
de stand ACC
stond).Zet het contact UIT
en sluit het be-
stuurdersportier.
Het contact werd
UIT gezet terwijl het
bestuurdersportier
geopend was.Sluit het
bestuurdersportier.
Energiebesparende functie
De energiebesparende functie wordt
geactiveerd om te voorkomen dat de
batterij van de elektronische sleutel en de
12V-accu leeg raken wanneer de auto
gedurende langere tijd niet wordt
gebruikt.
• In de volgende situaties kan het enige
tijd duren voordat de portieren met
het Smart entry-systeem met
startknop ontgrendeld kunnen
worden.
– De elektronische sleutel bevindt
zich gedurende 10 minuten of
langer op een afstand van ongeveer
2 m van de auto.
– Het Smart entry-systeem met
startknop is gedurende 5 dagen of
langer niet gebruikt.
• Als het Smart entry-systeem met
startknop gedurende 14 dagen of
langer niet gebruikt is, kunnen de
portieren alleen via het
bestuurdersportier worden
ontgrendeld. Pak in dat geval de greep
van het bestuurdersportier vast of
gebruik de afstandsbediening of de
mechanische sleutel om de portieren
te ontgrendelen.
De energiebespaarmodus van een
elektronische sleutel inschakelen
Wanneer de energiebespaarmodus is
ingeschakeld, loopt de batterij veel
minder snel leeg omdat de ontvangst
van radiogolven door de elektronische
sleutel wordt gestopt.
Druk
twee keer in terwijl uingedrukt houdt. Controleer of het
controlelampje van de elektronische
sleutel 4 keer knippert.
Het Smart entry-systeem met startknop
kan niet worden gebruikt als de
energiebespaarmodus is ingeschakeld.
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
125
3
Voordat u gaat rijden
Druk op een van de toetsen van de
elektronische sleutel om de functie te
annuleren.
Omstandigheden die de werking
kunnen beïnvloeden
Het Smart entry-systeem met startknop
maakt gebruik van zwakke radiogolven.
In de volgende situaties kunnen
storingen optreden in de communicatie
tussen de elektronische sleutel en de
auto, waardoor het Smart entry-systeem
met startknop, de afstandsbediening en
de startblokkering mogelijk niet goed
werken: (Oplossingen:→blz. 393)
• Wanneer de batterij van de
elektronische sleutel leeg is
• In de buurt van een televisiezendmast,
elektriciteitscentrale, tankstation,
radiozender, videowall, luchthaven of
andere locatie waar sterke
radiogolven of elektromagnetische
velden aanwezig zijn
• Wanneer de elektronische sleutel
tegen een van de volgende metalen
voorwerpen wordt gehouden of
erdoor wordt bedekt
– Kaarten met aluminiumfolie
– Sigarettenpakjes met
aluminiumfolie erin
– Metalen portemonnees of tassen
– Muntgeld
– Metalen handwarmers
– Media zoals CD's en DVD's
• Als er andere sleutels met
afstandsbediening (die radiogolven
uitzenden) in de buurt gebruikt
worden• Als u de elektronische sleutel bij u
draagt samen met de volgende
apparaten die radiogolven uitzenden
– Een draagbare radio, mobiele
telefoon, draadloze telefoon of
andere draadloze
communicatiemiddelen
– Een andere elektronische sleutel of
afstandsbediening die radiogolven
uitzendt
– Computers of pda's
– Digitale audioapparatuur
– Draagbare spelcomputers
• Als een metalen coating of metalen
voorwerpen aan de achterruit zijn
bevestigd
• Wanneer de elektronische sleutel in
de buurt van een batterijlader of
elektronische apparaten wordt
gehouden
• Wanneer de auto op een
parkeerplaats voor betaald parkeren
staat waar radiogolven worden
verzonden
Aanwijzing voor de instapfunctie
• Zelfs als de elektronische sleutel zich
binnen het detectiegebied bevindt,
werkt het systeem in de volgende
gevallen mogelijk niet juist:
– De elektronische sleutel bevindt
zich te dicht bij de ruit of
buitenportiergreep, te dicht bij de
grond of te hoog als de portieren
worden vergrendeld of ontgrendeld.
– De elektronische sleutel ligt op het
dashboard, in de bagageruimte, op
de vloer of in een portiervak of het
dashboardkastje wanneer het
hybridesysteem wordt gestart of de
stand van het contact wordt
gewijzigd.
• Laat de elektronische sleutel niet
boven op het dashboard of in de buurt
van de portiervakken liggen wanneer
u de auto verlaat. Afhankelijk van de
ontvangst van de radiogolven wordt
door de antenne mogelijk
waargenomen dat de sleutel zich
buiten de auto bevindt en kunnen de
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
126