5. Maak de kabel of de ketting goed vast
aan het sleepoog.
Pas op dat u de carrosserie niet
beschadigt.
6. Stap in de weg te slepen auto en start
het hybridesysteem.
Als het hybridesysteem niet start, zet
dan het contact AAN.
7. Zet de selectiehendel in stand N en
deactiveer de parkeerrem. Schakel de
automatische modus uit. (→Blz. 186)
Als de selectiehendel niet in een
andere stand kan worden gezet:
→blz. 180
Tijdens het slepen
Als het hybridesysteem is uitgeschakeld,
werken de rem- en stuurbekrachtiging
niet. Hierdoor zullen het remmen en
sturen veel zwaarder gaan dan normaal.
Wielmoersleutel
Auto's zonder wielmoersleutel: u kunt een
wielmoersleutel aanschaffen bij een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Auto's met wielmoersleutel: De
wielmoersleutel bevindt zich in de
bagageruimte. (→Blz. 418)7.2.2 Als u denkt dat er iets mis
is
Als u een van de volgende verschijnselen
opmerkt, moet uw auto mogelijk worden
afgesteld of gerepareerd. Neem zo snel
mogelijk contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Zichtbare symptomen
• Sporen van lekkage onder de auto. (Na
gebruik van de airconditioning is
waterlekkage normaal.)
• Banden die er te zacht uit zien of die
ongelijkmatig versleten zijn
• De naald van de
koelvloeistoftemperatuurmeter staat
voortdurend hoger dan normaal.
Hoorbare symptomen
• Abnormale uitlaatgeluiden
• Overmatig piepende banden bij het
nemen van een bocht
• Vreemde geluiden die gerelateerd zijn
aan de wielophanging
• Pingelende of andere abnormale
geluiden van het hybridesysteem
Merkbare symptomen
• De motor hapert, stottert of draait
onregelmatig
• Een merkbaar verlies aan trekkracht
• De auto trekt tijdens het remmen
sterk naar één kant
• De auto trekt sterk naar één kant,
terwijl u rechtuitrijdt op een vlakke
weg
• Teruglopende remwerking, sponzig
gevoel in het rempedaal, een
rempedaal dat bijna tot op de vloer
kan worden ingetrapt
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
391
7
Bij problemen
aanwezige verontreinigingen.
Verwijder deze indien aanwezig.
(→Blz. 256, blz. 282)
• Controleer de sensoren die de Toyota
Parking Assist en PKSB (Parking
Support Brake) gebruiken op
eventueel aanwezige
verontreinigingen. Verwijder deze
indien aanwezig. (→Blz. 259)
Geeft aan dat de sensoren mogelijk niet
goed werken. (→Blz. 212, blz. 258,
blz. 262, blz. 268, blz. 285)
Wanneer de problemen zijn opgelost en
de sensoren weer werken, verdwijnt
deze melding mogelijk vanzelf.
Als “System Stopped Front Camera
Low Visibility See Owner’s Manual”
(Systeem uitgeschakeld. Beperkt zicht
camera voor. Raadpleeg handleiding)
wordt weergegeven
Geeft aan dat een van de volgende
systemen is uitgeschakeld:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LDA (Lane Departure Alert)
• LTA (Lane Tracing Assist)
• AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
• AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
• Dynamic Radar Cruise Control
• Snelheidsbegrenzer
•
RSA (Road Sign Assist)
•
PDA (Proactive Driving Assist)
Voer de onderstaande
correctieprocedures uit.
• Wis de voorruit schoon met de
ruitenwissers.
• Ontwasem de voorruit met de
airconditioning.
• Sluit de motorkap en verwijder
eventuele stickers en dergelijke zodat
de camera voor niet meer wordt
afgedekt.Als “System Stopped Front Camera
Out of Temperature Range Wait until
Normal Temperature” (Systeem
uitgeschakeld. Camera voor buiten
temperatuurbereik. Wacht tot
temperatuur normaal is) wordt
weergegeven
Geeft aan dat een van de volgende
systemen is uitgeschakeld:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LDA (Lane Departure Alert)
• LTA (Lane Tracing Assist)
• AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
• AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
• Dynamic Radar Cruise Control
• Snelheidsbegrenzer
•
RSA (Road Sign Assist)
•
PDA (Proactive Driving Assist)
Voer de onderstaande
correctieprocedures uit.
• Als de camera voor heet is,
bijvoorbeeld doordat de auto in de zon
heeft gestaan, maak dan gebruik van
de airconditioning om het gedeelte
rondom de camera voor af te koelen.
• Als bij het parkeren van de auto
gebruik is gemaakt van een
zonnescherm, kan bij bepaalde typen
zonneschermen door het zonlicht dat
door het oppervlak ervan wordt
gereflecteerd de temperatuur van de
camera voor extreem hoog oplopen.
• Als de camera voor koud is,
bijvoorbeeld doordat de auto in een
zeer koude omgeving heeft gestaan,
maak dan gebruik van het
airconditioningsysteem om het
gedeelte rondom te camera voor op te
warmen.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
403
7
Bij problemen
OPMERKING
Omgaan met startkabels
Zorg er bij het aansluiten van de
startkabels voor dat deze niet verstrikt
raken in de koelventilatoren, enz.
Bij aansluiten van startkabels
Gebruik altijd startkabels waarmee u bij
de aangegeven aansluitingen en
aansluitpunten kunt. Anders kan de
werking van elektronische apparaten
negatief beïnvloed worden of kunnen
deze beschadigd raken.
Voorkomen van beschadiging van de
auto (M20A-FXS motor)
De speciale hulpstartaansluiting moet
worden gebruikt als de 12V-accu in een
noodgeval vanuit een andere auto wordt
geladen. Deze kan niet worden gebruikt
als hulpstart voor een andere auto.
7.2.11 Als uw auto oververhit
raakt
Het volgende kan erop duiden dat de auto
oververhit raakt.
• De koelvloeistoftemperatuurmeter(→blz. 85, blz. 88) komt in het rode
gebied of u merkt dat het
hybridesysteem minder vermogen
levert. (De auto accelereert
bijvoorbeeld niet als het gaspedaal
wordt ingetrapt.)
• “Engine Coolant Temp High Stop in a Safe Place See Owner’s Manual”
(Temp. motorkoelvloeistof hoog. Stop
op een veilige plaats. Zie handleiding)
of “Hybrid System Overheated Output
Power Reduced” (Hybridesysteem
oververhit. Gereduceerd
uitgangsvermogen) wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
• Er komt stoom onder de motorkap uit. Correctieprocedures
Als de koelvloeistoftemperatuurmeter in het
rode gebied komt of “Engine Coolant Temp
High Stop in a Safe Place See Owner’s
Manual” (Koelvloeistoftemperatuur te hoog.
Breng auto op veilige plaats tot stilstand.
Raadpleeg handleiding) op het
multi-informatiedisplay wordt weergegeven 1.
Breng de auto op een veilige plaats
tot stilstand en schakel de
airconditioning en vervolgens het
hybridesysteem uit.
2. Als er stoom te zien is: Open, nadat
de stoom is verdwenen, voorzichtig
de motorkap.
Als er geen stoom te zien is: Open
voorzichtig de motorkap.
3. Controleer nadat het hybridesysteem
voldoende is afgekoeld de slangen en
het radiateurblok (radiateur) op
sporen van lekkage.
2ZR-FXE motor M20A-FXS motor
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
439
7
Bij problemen
ARadiateur
BKoelventilatoren
Neem bij lekkage van een grote
hoeveelheid koelvloeistof
onmiddellijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde
enuitgeruste deskundige.
4. Het koelvloeistofniveau is correct als
het zich tussen de streepjes MAX en
MIN bevindt.
AReservoir
BBovenste streepje (MAX)
COnderste streepje (MIN)
5. Vul indien nodig koelvloeistof bij.
In noodgevallen mag ook water
gebruikt worden als u geen
koelvloeistof bij de hand hebt.
6. Schakel het hybridesysteem en de
airconditioning in en controleer of de
koelventilatoren van de radiateur
draaien en of er geen koelvloeistof
lekt uit de radiateur of de slangen.De koelventilatoren gaan draaien als
de airconditioning wordt
ingeschakeld direct na een koude
start. Controleer of de ventilatoren
draaien door ernaar te luisteren en te
voelen of er luchtstroom is. Schakel
als u hier niet zeker van bent de
airconditioning nog een aantal keer in
en uit. (De ventilatoren werken
mogelijk niet bij temperaturen
beneden het vriespunt.)
7. Als de ventilatoren niet draaien: Zet
het hybridesysteem onmiddellijk uit
en neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als de ventilatoren draaien: Laat de
auto nakijken door de dichtstbijzijnde
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als “Hybrid System Overheated Output
Power Reduced” (Hybridesysteem
oververhit. Gereduceerd uitgangsvermogen)
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay
1. Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand.
2. Schakel het hybridesysteem uit en
open de motorkap voorzichtig.
3. Controleer nadat het hybridesysteem
is afgekoeld de slangen en het
radiateurblok (radiateur) op sporen
van lekkage.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
440
Safe Exit Assist*(→blz. 281)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke voorkeursinstellingABC
Safe Exit Assist Aan Uit — O —
Weergave buiten-
spiegelsAan Uit — O —
Gevoeligheid signa-
leringGemiddeldHoog
—O—
Laag
*Indien aanwezig
PKSB (Parking Support Brake)
*(→blz. 271)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke voorkeursinstellingABC
PKSB-functie (Par-
king Support Brake)Aan Uit — O —
*Indien aanwezig
Rijmodusselectieschakelaar (→blz. 286)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke voorkeursinstellingABC
Regeling aandrijflijn
in aangepaste mo-
dus
*NormaalPower
O——
Eco
Dempingsregeling
in aangepaste mo-
dus
*NormaalSport
O——
Comfort
Stuurregeling in
aangepaste modus
*Normaal Sport O — —
Aircowerking in
aangepaste modus
*Normaal Eco O — —
*Indien aanwezig
Airconditioning (→blz. 298)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke voorkeursinstel-
lingABC
Schakelen tussen
buitenluchtmodus
en de aan de schake-
laar AUTO gekop-
pelde recirculatie-
modusAan Uit O — O
Automatische bedie-
ning aircoschakelaarAan Uit O — O
8.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
465
8
Voertuigspecificaties
Antidiefstalsysteem
Alarm*..................74
Bedienen van het systeem......73
Inschakelen/uitschakelen/uitzetten
van het alarmsysteem.........74
Inschakelen/uitschakelen van de
supervergrendeling..........73
Signalering inbraaksensor......76
Startblokkering.............72
Supervergrendeling*.........73
Bedienen van verlichting en
ruitenwissers
Achterruitenwisser en -sproeier . .204
AHB (Automatic High Beam)* . . .194
AHS (Adaptive High Beam-systeem)
*.....................196
Bedienen van de
ruitenwisserhendel..........201
Bedieningsinstructies .190 , 200, 204
Dimlicht tijdelijk inschakelen. . . .200
Draaiknop koplampverstelling (indien
aanwezig)...............192
Extended Headlight Lighting-
systeem................192
Gebruik van het Adaptive High
Beam-systeem............197
Gebruik van het Automatic High
Beam-systeem............194
Handmatig in- en uitschakelen van
het grootlicht..........196 , 199
Inschakelen van het grootlicht . . .192
Lichtschakelaar............190
Regelingen systeem.........197
Ruitenwissers en -sproeiers. . . .201
Schakelaar mistlampen*......200
Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten.........386
Als de auto onder water staat of het
water op de weg stijgt........387
Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht . .386
Bedieningsinstructies........386
De auto tot stilstand brengen . . .386
Favoriete instellingen
Handmatig wisselen tussen
bestuurders (auto's zonder
multimediasysteem).........157Initialiseren van de geregistreerde
instellingen van een bestuurder
(auto's zonder
multimediasysteem).........157
My Settings..............155
Opgeslagen functies.........155
Registreren/wissen elektronische
sleutel (auto's zonder
multimediasysteem).........155
Types authenticatie-apparaten . .155
Wijzigen van de naam van de
bestuurder (auto's zonder
multimediasysteem).........157
Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming
Automatische airconditioning . . .298
Bedieningsinstructies........305
Bedieningspaneel airconditioning.298
Gebruik van de automatische
modus.................302
Gebruik van de geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voorstoel
(S-FLOW-modus) (indien
aanwezig)...............303
Overzicht en bediening
uitstroomopeningen.........303
Stuurwielverwarming*/
stoelverwarming*..........304
Voorruitverwarming (indien
aanwezig)...............302
Gebruik van de interieurverlichting
Bedienen van de
interieurverlichting.........307
Bedienen van de leeslampjes. . . .308
Overzicht interieurverlichting . . .306
Plaats van de interieurverlichting .306
Gebruik van de ondersteunende
systemen
Basisfuncties..........227 , 241
Bedieningsdisplay systeem.....235
Bijwerken van de software.....208
Blokkeerfase..............252
BSM (Blind Spot Monitor)*.....255
Controleren van de Toyota Safety
Sense-versie van uw auto......207
Cruise control.............248
Display werking van ondersteuning
stuurwielbediening..........226
Trefwoordenlijst
575
Doel en functie van de
schakelstanden........179 , 181
EV-modus...............178
Hybridetransmissie (auto's met paddle
shift-schakelaars)..........181
Hybridetransmissie (auto's zonder
paddle shift-schakelaars)......179
Inschakelen van het systeem. . . .188
Parkeerrem..............185
Richtingaanwijzerschakelaar. . . .185
Selecteren van de rijmodus .181 , 183
Selecteren van het schakelbereik in
stand D.................183
Selecteren van versnellingen in stand
S.....................184
Starten van het hybridesysteem . .173
Startknop...............173
Uitschakelen van het
hybridesysteem............175
Uitschakelen van het hybridesysteem
met de selectiehendel in een andere
stand dan P..............177
Wijzigen van de standen van het
contact.................176
Rijtips
Airconditioning............293
Bagage.................293
Bedienen van de selectiehendel . .292
Bedienen van het gaspedaal/
rempedaal...............292
Bij het parkeren............295
Bij het remmen............293
Controle van bandenspanning . . .293
Files...................293
Gebruik van de ECO-rijmodus . . .292
Gebruik van de
hybridesysteemindicator......292
Kiezen van sneeuwkettingen. . . .295
Opwarmen voor het rijden.....293
Rijden in de winter..........293
Rijden met een hybrideauto. . . .292
Rijden op de snelweg........293
Tijdens het rijden...........295
Voorbereidingen voor de winter . .293
Voordat u met de auto gaat rijden .294
Wetgeving met betrekking tot het
gebruik van sneeuwkettingen . . .295Specificaties
Afmetingen en gewichten.....446
Banden en velgen...........452
Batterijpakket (tractiebatterij) . . .448
Brandstof...............448
Elektrisch systeem (12V-accu) . . .451
Elektromotor (tractiemotor). . . .448
Hybridetransmissie.........451
Identificatie van de auto.......447
Informatie over brandstof......453
Koelsysteem..............450
Lampen
.................453
Motor..................447
Onderhoudsgegevens (brandstof,
oliepeil, enz.).............446
Ontstekingssysteem (bougie) . . .450
Remmen................451
Smeersysteem............449
Stuurinrichting............451
Stappen die genomen moeten worden in
noodgevallen
Het hybridesysteem kan niet worden
gestart, ook al is de startprocedure
correctuitgevoerd...........430
Acties behorende bij de
waarschuwingslampjes of
-zoemers................392
Als de 12V-accu is ontladen. . . .433
Als de auto vast komt te zitten . . .443
Als de elektronische sleutel niet goed
werkt..................431
Als een waarschuwingslampje gaat
branden of een waarschuwingszoemer
klinkt..................392
Als er een waarschuwingsmelding
wordt weergegeven.........400
Als het hybridesysteem niet kan
worden gestart............430
Als u denkt dat er iets mis is. . . .391
Als u uw sleutels verliest.......431
Als uw auto een lekke band heeft
(auto's met een
bandenreparatieset).........406
Als uw auto een lekke band heeft
(auto's met een reservewiel). . . .417
Als uw auto moet worden
gesleept................388
Als uw auto oververhit raakt. . . .439
Correctieprocedures.........439
Trefwoordenlijst
579