Afhankelijk van de omstandigheden en
de conditie van de weg, werkt deze
functie mogelijk niet.
Wijzigen van LDA-instellingen
• Het LDA-systeem kan worden in- of
uitgeschakeld via de persoonlijke
voorkeursinstellingen. (→Blz. 452)
• De instellingen van de LDA worden
gewijzigd via de persoonlijke
voorkeursinstellingen. (→Blz. 452)
WAARSCHUWING!
Situaties waarin het systeem
mogelijk niet goed werkt
In de volgende situaties werkt het
systeem mogelijk niet goed, waardoor
de auto zijn rijstrook zou kunnen
verlaten. Vertrouw niet te veel op deze
functies. Als bestuurder blijft u
verantwoordelijk voor de veiligheid
door de omgeving in de gaten te
houden en het stuurwiel te bedienen.
• Als de grens tussen weg en berm,
stoeprand, vangrail, enz. onduidelijk
of onregelmatig is.
• Als de auto last heeft van zijwind of
turbulentie van passerende auto's
• Situaties waarin de rijstrook mogelijk
niet wordt gesignaleerd:→blz. 213
• Situaties waarin de sensoren
mogelijk niet goed werken:
→blz. 212
• Situaties waarin bepaalde functies of
alle functies van het systeem niet
werken:→blz. 214
• Wanneer het nodig is om het
systeem uit te schakelen:→blz. 208
Schermen en bediening
De bedrijfsstatus van de Lane Departure Alert en de stuurassistentie voor het voorkomen
van het verlaten van de rijstrook worden weergegeven.
Controlelampje Weergave rijstrook Stuurwielicoon Situatie
Oranje
BrandtBrandt niet Brandt nietSysteem uitgescha-
keld
Brandt niet
GrijsBrandt nietGeen rijstrookmarke-
ringen gesignaleerd
Brandt niet
WitBrandt nietRijstrookmarkeringen
gesignaleerd
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
230
Controlelampje Weergave rijstrook Stuurwielicoon Situatie
Oranje
KnippertOranje
KnippertBrandt nietLane Departure
Alert-functie is in
werking aan de zijde
waar de weergave
van de rijstrook knip-
pert
GroenGroenGroenStuurassistentie is in
werking aan de zijde
waar de weergave
van de rijstrook
brandt
Oranje
KnippertOranje
KnippertGroenLane Departure
Alert-functie/
stuurassistentie is in
werking aan de zijde
waar de weergave
van de rijstrook
knippert
4.5.6 PDA (Proactive Driving
Assist)*
*Indien aanwezig
Als een signaleerbaar object (→blz. 232)
zich te dicht bij de auto bevindt, worden
de remmen en het stuurwiel bedient door
de Proactive Driving Assist om te
voorkomen dat de auto te dicht in de
buurt komt van het object.
WAARSCHUWING!
Voor een veilig gebruik
De bestuurder is zelf verantwoordelijk
voor een veilig rijgedrag.
• De Proactive Driving Assist is
bedoeld ter ondersteuning van het
remmen en sturen om te voorkomen
dat de auto te dicht in de buurt komt
van een signaleerbaar object. De
mate van ondersteuning is echter
beperkt.
De bestuurder dient zelf te remmen
en te sturen. Lees de volgende
aanwijzingen aandachtig door.
Vertrouw niet blindelings op het
Proactive Driving Assist-systeem en
rijd altijd voorzichtig. (→Blz. 233)
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• De Proactive Driving Assist
vermindert niet de hoeveelheid
aandacht die nodig is om veilig te
kunnen rijden. Zelfs als het systeem
correct functioneert, kunnen de
rijomstandigheden die het systeem
signaleert afwijken van
waarnemingen van de bestuurder. De
bestuurder moet daarom nog steeds
goed opletten, gevaar inschatten en
de veiligheid waarborgen. Te veel
vertrouwen op dit systeem kan
leiden tot een ongeval met dodelijk
of ernstig letsel tot gevolg.
• De Proactive Driving Assist is niet
bedoeld om zorgeloos of roekeloos
rijgedrag te rechtvaardigen en kan
ook niet helpen tijdens het rijden bij
slecht zicht. De bestuurder is zelf
verantwoordelijk voor het in de
gaten houden van de omgeving van
de auto en voor een veilig rijgedrag.
Als Proactive Driving Assist wordt
uitgeschakeld
• Situaties waarin de sensoren
mogelijk niet goed werken:
→blz. 212
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
231
4
Rijden
Automatisch uitschakelen van de cruise
control
In de volgende gevallen wordt de cruise
control automatisch uitgeschakeld:
• Als de rijsnelheid zakt tot meer dan
ongeveer 16 km/h onder de
ingestelde rijsnelheid
• Als de rijsnelheid lager wordt dan
ongeveer 30 km/h
• Wanneer de remregeling of de
begrenzingsregeling voor het
vermogen van een ondersteunend
systeem in werking is (bijvoorbeeld:
PCS, wegrijregeling)
• Als de parkeerrem is geactiveerd
• Situaties waarin bepaalde functies of
alle functies van het systeem niet
werken:→blz. 214
4.5.10 Noodstopsysteem
Het noodstopsysteem is een systeem dat
de auto automatisch afremt en binnen
zijn rijstrook tot stilstand brengt als de
bestuurder niet meer in staat is om verder
te rijden, bijvoorbeeld in geval van een
medisch noodgeval.
Wanneer de LTA (Lane Tracing Assist) in
werking is en het systeem geen
rijhandelingen signaleert, bijvoorbeeld
als de bestuurder het stuurwiel niet
vasthoudt, en vaststelt dat de bestuurder
niet reageert, wordt de auto afgeremd en
binnen de huidige rijstrook tot stilstand
gebracht om een aanrijding te helpen
voorkomen of de kracht van een
aanrijding te helpen verminderen.
WAARSCHUWING!
Voor een veilig gebruik
• De bestuurder is zelf
verantwoordelijk voor een veilig
rijgedrag. Let goed op de omgeving
om te zorgen dat u veilig rijdt. Het
noodstopsysteem dient ter
ondersteuning in noodgevallen als
de bestuurder niet meer in staat is
om verder te rijden, bijvoorbeeld in
geval van een medisch noodgeval.
Het is niet bedoeld om (door) te
kunnen rijden als de bestuurder
slaperig of gewond is of op een
andere manier niet in staat is om
veilig te rijden.
• Hoewel het noodstopsysteem is
ontworpen om de auto binnen de
rijstrook af te doen remmen om
aanrijdingen te helpen voorkomen of
de schade bij een aanrijding te
beperken, is de effectiviteit
afhankelijk van allerlei
omstandigheden. Daardoor levert
het systeem mogelijk niet altijd
dezelfde prestaties. Ook zal het
systeem niet werken als niet aan alle
voorwaarden voor activering wordt
voldaan.
• Als na het in werking treden van het
noodstopsysteem de auto weer
bestuurbaar wordt, rijd dan direct
verder of parkeer indien nodig de
auto aan de kant van de weg en
waarschuw andere weggebruikers
voor de stilstaande auto met
noodverlichting en een
gevarendriehoek.
• Als het systeem in werking is
getreden dienen eventuele
passagiers zich zonodig te ontfermen
over de bestuurder en maatregelen
te treffen om de veiligheid te
waarborgen, bijvoorbeeld door in de
berm of achter de vangrail te gaan
staan.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
250
zijn en controleer of de
sneeuwkettingen geschikt zijn voor de
bandenmaat van uw auto.
WAARSCHUWING!
Rijden met winterbanden
Neem om de kans op ongevallen te
beperken de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dat
niet doet, kunt u de macht over het
stuur verliezen, wat kan leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
• Gebruik banden met de
voorgeschreven maat.
• Zorg ervoor dat de bandenspanning
aan de specificatie voldoet.
• Rijd niet harder dan de toegestane
snelheid of harder dan de
snelheidslimiet die geldt voor de
gebruikte winterbanden.
• Monteer winterbanden op alle
wielen.
Als wordt gereden met
sneeuwkettingen
Neem om de kans op ongevallen te
beperken de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Anders
kunnen een aanrijding en dodelijk of
ernstig letsel het gevolg zijn.
• Rijd niet harder dan de maximaal
toegestane snelheid voor de
gebruikte sneeuwkettingen of niet
harder dan 50 km/h, afhankelijk van
welke snelheid de laagste is.
• Vermijd het rijden over slechte
wegdekken en over gaten.
• Vermijd plotseling accelereren,
abrupte stuuracties, plotseling
remmen en schakelhandelingen die
een plotselinge motorremwerking
veroorzaken.
• Minder uw snelheid alvorens een
bocht aan te snijden zodanig, dat u
zeker weet dat de auto bestuurbaar
blijft.
• Gebruik het LTA-systeem (Lane
Tracing Assist) niet.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Gebruik het LDA-systeem (Lane
Departure Alert) niet.
OPMERKING
Repareren of vervangen van
winterbanden
Laat winterbanden repareren of
vervangen door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige of door een
bandenspecialist. Het verwijderen en
plaatsen van winterbanden heeft
namelijk invloed op de werking van de
bandenspanningssensoren en -zenders.
Voordat u met de auto gaat rijden
Voer, afhankelijk van de omstandigheden,
de volgende handelingen uit:
• Probeer een vastgevroren ruit niet
met kracht te openen en zet de
ruitenwissers niet aan als deze
vastgevroren zijn. Giet warm water
over het bevroren gedeelte om het ijs
te laten smelten. Veeg het water
direct weg om te voorkomen dat het
bevriest.
• Verwijder de eventueel aanwezige
sneeuw van de luchtinlaten voor de
voorruit om zeker te kunnen zijn van
een juiste werking van de aanjager
van het airconditioningsysteem.
• Controleer of er sprake is van ijs- of
sneeuwophopingen op de verlichting
aan de buitenzijde, op de
buitenspiegels, op de ruiten, op het
dak, op het chassis, rond de banden of
op de remmen, en verwijder deze
indien dat het geval is.
• Verwijder sneeuw en modder van de
onderzijde van uw schoenen voordat u
in de auto stapt.
4.6 Rijtips
294
Controlelampje (waarschuwingszoemer) Toyota Parking Assist-sensor OFF
Waarschu-
wingslampjeDetails/handelingen
(Knippert)
(indien aan-
wezig)Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de Toyota Parking Assist-sensor
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
Dit geeft aan dat het systeem tijdelijk niet beschikbaar is, doordat een sensor
mogelijk vuil is of is bedekt met bijvoorbeeld ijs.
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 261)
Waarschuwingslampje PCS
Waarschu-
wingslampjeDetails/handelingen
(Knippert of
brandt)Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het PCS (Pre-Crash Safety-
systeem).
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 400)
Als het PCS (Pre-Crash Safety-systeem) of de VSC (Vehicle Stability Control-
systeem) wordt uitgeschakeld, gaat het waarschuwingslampje PCS branden.
Blz. 214
Controlelampje (waarschuwingszoemer) LTA
Waarschu-
wingslampjeDetails/handelingen
(Oranje)Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de LTA (Lane Tracing Assist).
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 400)
Controlelampje (waarschuwingszoemer) LDA
Waarschu-
wingslampjeDetails/handelingen
(Oranje)Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de LDA (Lane Departure Alert).
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 400)
Controlelampje (waarschuwingszoemer) PDA
Waarschu-
wingslampjeDetails/handelingen
(Oranje)Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de PDA (Proactive Driving Assist).
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 400)
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
396
Controlelampje (waarschuwingszoemer) Dynamic Radar Cruise Control
Waarschu-
wingslampjeDetails/handelingen
(oranje)Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de Dynamic Radar Cruise Control.
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 400)
Controlelampje (waarschuwingszoemer) cruise control
Waarschu-
wingslampjeDetails/handelingen
(oranje)Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de cruise control.
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 400)
Controlelampje (waarschuwingszoemer) snelheidsbegrenzer
Waarschu-
wingslampjeDetails/handelingen
(Oranje)Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de snelheidsbegrenzer.
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 400)
Controlelampje Driving Assist-informatie
Waarschu-
wingslampjeDetails/handelingen
Geeft aan dat er mogelijk een storing aanwezig is in een van de volgende
systemen.
■PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
■LDA (Lane Departure Alert)
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 400)
Geeft aan dat er een storing zit in een van de volgende systemen of dat een
van de volgende systemen is uitgeschakeld:
■PKSB (Parking Support Brake)
*
■BSM (Blind Spot Monitor)*
■RCTA (Rear Cross Traffic Alert)*
■SEA (Safe Exit Assist)*
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 400)
*Indien aanwezig
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
397
7
Bij problemen
Als “Headlight System Malfunction
Visit Your Dealer” (Storing in
koplampsysteem. Ga naar uw dealer)
wordt weergegeven
Er is mogelijk een storing in de
onderstaande systemen aanwezig. Laat
de auto onmiddellijk nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• De led-koplampen
• De automatische verticale
koplampverstelling (indien aanwezig)
• AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
• AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
Als “System Malfunction Visit Your
Dealer” (Storing in systeem. Ga naar
uw dealer) wordt weergegeven
Geeft aan dat een van de volgende
systemen is uitgeschakeld:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LDA (Lane Departure Alert)
• LTA (Lane Tracing Assist)
• AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
• AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
• Dynamic Radar Cruise Control
• Snelheidsbegrenzer
•
RSA (Road Sign Assist)
•
PDA (Proactive Driving Assist)
•
BSM (Blind Spot Monitor) (indien
aanwezig)
•
RCTA (Rear Cross Traffic Alert)
(indien aanwezig)
•
SEA (Safe Exit Assist) (indien
aanwezig)
• Toyota Parking Assist-sensor (indien
aanwezig)
• PKSB (Parking Support Brake) (indien
aanwezig)Laat de auto onmiddellijk nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als “System Stopped See Owner’s
Manual” (Systeem uitgeschakeld.
Raadpleeg handleiding) wordt
weergegeven
Geeft aan dat een van de volgende
systemen is uitgeschakeld:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LDA (Lane Departure Alert)
• LTA (Lane Tracing Assist)
• AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
• AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
• Dynamic Radar Cruise Control
• Snelheidsbegrenzer
•
RSA (Road Sign Assist)
•
PDA (Proactive Driving Assist)
•
BSM (Blind Spot Monitor) (indien
aanwezig)
•
RCTA (Rear Cross Traffic Alert)
(indien aanwezig)
•
SEA (Safe Exit Assist) (indien
aanwezig)
• Toyota Parking Assist-sensor (indien
aanwezig)
• PKSB (Parking Support Brake) (indien
aanwezig)
Voer de onderstaande
correctieprocedures uit.
• Controleer de accuspanning.
• Controleer de sensoren die Toyota
Safety Sense gebruikt op eventueel
aanwezige verontreinigingen.
Verwijder deze indien aanwezig.
(→Blz. 210)
• Controleer de sensoren die de BSM
(Blind Spot Monitor), RCTA (Rear
Cross Traffic Alert) en SEA (Safe Exit
Assist) gebruiken op eventueel
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
402
aanwezige verontreinigingen.
Verwijder deze indien aanwezig.
(→Blz. 256, blz. 282)
• Controleer de sensoren die de Toyota
Parking Assist en PKSB (Parking
Support Brake) gebruiken op
eventueel aanwezige
verontreinigingen. Verwijder deze
indien aanwezig. (→Blz. 259)
Geeft aan dat de sensoren mogelijk niet
goed werken. (→Blz. 212, blz. 258,
blz. 262, blz. 268, blz. 285)
Wanneer de problemen zijn opgelost en
de sensoren weer werken, verdwijnt
deze melding mogelijk vanzelf.
Als “System Stopped Front Camera
Low Visibility See Owner’s Manual”
(Systeem uitgeschakeld. Beperkt zicht
camera voor. Raadpleeg handleiding)
wordt weergegeven
Geeft aan dat een van de volgende
systemen is uitgeschakeld:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LDA (Lane Departure Alert)
• LTA (Lane Tracing Assist)
• AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
• AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
• Dynamic Radar Cruise Control
• Snelheidsbegrenzer
•
RSA (Road Sign Assist)
•
PDA (Proactive Driving Assist)
Voer de onderstaande
correctieprocedures uit.
• Wis de voorruit schoon met de
ruitenwissers.
• Ontwasem de voorruit met de
airconditioning.
• Sluit de motorkap en verwijder
eventuele stickers en dergelijke zodat
de camera voor niet meer wordt
afgedekt.Als “System Stopped Front Camera
Out of Temperature Range Wait until
Normal Temperature” (Systeem
uitgeschakeld. Camera voor buiten
temperatuurbereik. Wacht tot
temperatuur normaal is) wordt
weergegeven
Geeft aan dat een van de volgende
systemen is uitgeschakeld:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LDA (Lane Departure Alert)
• LTA (Lane Tracing Assist)
• AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
• AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
• Dynamic Radar Cruise Control
• Snelheidsbegrenzer
•
RSA (Road Sign Assist)
•
PDA (Proactive Driving Assist)
Voer de onderstaande
correctieprocedures uit.
• Als de camera voor heet is,
bijvoorbeeld doordat de auto in de zon
heeft gestaan, maak dan gebruik van
de airconditioning om het gedeelte
rondom de camera voor af te koelen.
• Als bij het parkeren van de auto
gebruik is gemaakt van een
zonnescherm, kan bij bepaalde typen
zonneschermen door het zonlicht dat
door het oppervlak ervan wordt
gereflecteerd de temperatuur van de
camera voor extreem hoog oplopen.
• Als de camera voor koud is,
bijvoorbeeld doordat de auto in een
zeer koude omgeving heeft gestaan,
maak dan gebruik van het
airconditioningsysteem om het
gedeelte rondom te camera voor op te
warmen.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
403
7
Bij problemen