ANog niet geëvalueerd
BBijna leeg
CVol
– Nadat het hybridesysteem is
gestart, wordt de Eco-score niet
weergegeven zolang de rijsnelheid
lager is dan ongeveer 30 km/h.
– De Eco-score wordt iedere keer
wanneer het hybridesysteem wordt
gestart, gereset.
Aandeel elektrisch rijden/verstreken tijd
sinds starten
AEV-rijverhouding sinds starten
Weergave van het percentage dat
elektrisch is gereden sinds het
starten van het hybridesysteem.
*
BVerstreken tijd sinds starten
Weergave van de verstreken tijd sinds
het starten van het hybridesysteem.
*
*
Telkens als het hybridesysteem stopt,
wordt dit gereset.Weergave informatie ondersteunend
systeem
Hiermee kan de werkingsstatus van de
volgende systemen worden
weergegeven:
• LTA (Lane Tracing Assist) (→blz. 223)
• LDA (Lane Departure Alert)
(→blz. 227)
• Dynamic Radar Cruise Control
(→blz. 240)
• Cruise control (→blz. 248)
Aan navigatiesysteem gekoppelde
weergave (indien aanwezig)
Hiermee kan de volgende aan het
navigatiesysteem gekoppelde informatie
worden weergegeven:
• Routebegeleiding naar bestemming
• Kompasdisplay (weergave rijrichting
boven)
Aan audiosysteem gekoppelde weergave
Geeft de audiobron of het nummer weer.
Rij-informatie
ARij-informatie 1
BRij-informatie 2
Geeft het volgende weer, afhankelijk van
welk rij-informatietype en welke
rij-informatie-items zijn geselecteerd in
.(→Blz. 105)
2.1 Instrumentenpaneel
104
gelijktijdig vergrendeld. Met
feedbacksignalen wordt aangegeven
dat alle portieren zijn vergrendeld. Als
op de schakelaar wordt gedrukt terwijl
de elektrisch bedienbare achterklep
bezig is te sluiten, stopt de achterklep
met bewegen.
De achterklep sluiten met de
achterklepgreep aan de binnenzijde
Laat de achterklep zakken met behulp
van de achterklepgreep. Vervolgens
klinkt er een zoemer en wordt de
achterklep automatisch gesloten.
Openen en sluiten van de achterklep met
de sensor regeling voetbediening
De handsfree elektrisch bedienbare
achterklep maakt het automatisch
openen en sluiten van de elektrisch
bedienbare achterklep mogelijk door uw
voet onder het midden van de
achterbumper te plaatsen en hem van de
achterbumper vandaan te bewegen.
1. Zorg ervoor dat u zich, met de
elektronische sleutel op zak, binnen
het detectiebereik van het Smartentry-systeem met startknop bevindt.
ASensor regeling voetbediening
BDetectiegebied voor werking
handsfree elektrisch bedienbare
achterklep
CDetectiegebied voor werking
Smart entry-systeem met
startknop (→blz. 135)
2. Bedien de achterklep met een
voetbeweging door uw voet tot
ongeveer 10 cm onder de
achterbumper te bewegen en
vervolgens weer terug te trekken.
• Voer deze volledige beweging
binnen 1 seconde uit.
• De achterklep zal niet in werking
treden zolang er een voet wordt
gesignaleerd onder de
achterbumper.
• Raak bij het gebruik van de
handsfree functie van de elektrisch
bedienbare achterklep de
achterbumper niet aan met uw voet.
• Als er zich in het
passagierscompartiment of de
bagageruimte een andere
elektronische sleutel bevindt, duurt
het mogelijk iets langer dan normaal
voordat de achterklep in werking
treedt.
• In de regen of onder natte
omstandigheden duurt het mogelijk
iets langer dan normaal voordat de
achterklep in werking treedt.
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
126
vervolgens.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.
(→Blz. 452)
WAARSCHUWING!
Elektrisch bedienbare achterklep
Neem bij het bedienen van de
elektrisch bedienbare achterklep de
volgende voorzorgsmaatregelen in
acht. Het niet in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Controleer de omgeving op
eventueel aanwezige obstakels of
andere zaken die ervoor kunnen
zorgen dat uw bezittingen klem
komen te zitten.
• Zorg er als er iemand dichtbij staat
voor dat deze persoon veilig is en
meld dat u de achterklep gaat
openen of sluiten.
• Als de elektrisch bedienbare
achterklep met de hoofdschakelaar
wordt uitgeschakeld terwijl deze in
werking is, wordt de automatische
werking gestopt. De achterklep moet
vervolgens met de hand worden
bediend. Wees extra voorzichtig op
een helling aangezien de achterklep
plotseling open of dicht kan gaan.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Wanneer niet langer aan de
voorwaarden voor de werking van de
elektrisch bedienbare achterklep
wordt voldaan, klinkt er mogelijk een
zoemer en zal de achterklep mogelijk
niet meer openen of sluiten. De
achterklep moet vervolgens met de
hand worden bediend. Wees extra
voorzichtig op een helling aangezien
de achterklep plotseling open of
dicht kan gaan.
• Als de auto op een heuvel staat, kan
de achterklep plotseling dichtvallen,
nadat deze automatisch is geopend.
Zorg ervoor dat de achterklep
volledig is geopend.
• In de volgende situaties signaleert de
elektrisch bedienbare achterklep
mogelijk een storing en wordt de
automatische bediening
uitgeschakeld. In dit geval moet de
achterklep met de hand worden
bediend. Wees extra voorzichtig op
een helling aangezien de achterklep
plotseling open of dicht kan gaan.
– Wanneer de achterklep met een
obstakel in aanraking komt
– Wanneer de spanning van de
12V-accu plotseling laag wordt,
bijvoorbeeld wanneer het contact
AAN wordt gezet, of wanneer het
hybridesysteem tijdens de
automatische bediening wordt
gestart
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
130
Energiebesparende functie (auto's met
instapfunctie)
De energiebesparende functie wordt
geactiveerd om te voorkomen dat de
batterij van de elektronische sleutel en de
12V-accu leeg raken wanneer de auto
gedurende langere tijd niet wordt
gebruikt.
• In de volgende situaties kan het enige
tijd duren voordat de portieren met
het Smart entry-systeem met
startknop ontgrendeld kunnen
worden.
– De elektronische sleutel bevindt
zich gedurende 2 minuten of langer
binnen een afstand van 3,5 m van
de auto.
– Het Smart entry-systeem met
startknop is gedurende 5 dagen of
langer niet gebruikt.
• Als het Smart entry-systeem met
startknop gedurende 14 dagen of
langer niet is gebruikt, kunnen de
portieren alleen via het
bestuurdersportier worden
ontgrendeld. Houd in dat geval de
greep van het bestuurdersportier vast
of gebruik de afstandsbediening of de
mechanische sleutel om de portieren
te ontgrendelen.
Energiebesparende functie voor de
batterij van de elektronische sleutel
• Wanneer de energiebespaarmodus is
ingeschakeld, loopt de batterij veel
minder snel leeg omdat de ontvangst
van radiogolven door de elektronische
sleutel wordt gestopt.
Druk
twee keer in terwijl uingedrukt houdt. Controleer of het
controlelampje van de elektronische
sleutel 4 keer knippert.• Bij elektronische sleutels die
gedurende langere tijd niet worden
gebruikt, kan vooraf de
energiebespaarmodus worden
ingeschakeld.
Omstandigheden die de werking
kunnen beïnvloeden
Het Smart entry-systeem met startknop
maakt gebruik van zwakke radiogolven.
In de volgende situaties kunnen
storingen optreden in de communicatie
tussen de elektronische sleutel en de
auto, waardoor het Smart entry-systeem
met startknop, de afstandsbediening en
de startblokkering mogelijk niet goed
werken: (Oplossingen:→blz. 430)
• Wanneer de batterij van de
elektronische sleutel leeg is
• In de buurt van een televisiezendmast,
elektriciteitscentrale, tankstation,
radiozender, videowall, luchthaven of
andere locatie waar sterke
radiogolven of elektromagnetische
velden aanwezig zijn
• Als u een draagbare radio, mobiele
telefoon, draadloze telefoon of een
ander draadloos communicatiemiddel
bij u draagt
• Wanneer de elektronische sleutel
tegen een van de volgende metalen
voorwerpen wordt gehouden of
erdoor wordt bedekt
– Kaarten met aluminiumfolie
– Sigarettenpakjes met
aluminiumfolie erin
– Metalen portemonnees of tassen
– Muntgeld
– Metalen handwarmers
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
137
3
Voordat u gaat rijden
4.1 Voordat u gaat rijden..........160
4.1.1Rijdenmetdeauto.........160
4.1.2 Lading en bagage.........166
4.1.3 Rijden met een aanhangwagen . .167
4.2Rijprocedures..............173
4.2.1 Startknop.............173
4.2.2 EV-modus.............178
4.2.3 Hybridetransmissie (auto's zonder
paddle shift-schakelaars).....179
4.2.4 Hybridetransmissie (auto's met
paddle shift-schakelaars).....181
4.2.5 Richtingaanwijzerschakelaar....185
4.2.6 Parkeerrem............185
4.2.7BrakeHold.............188
4.3 Bedienen van verlichting en
ruitenwissers..............190
4.3.1 Lichtschakelaar..........190
4.3.2 AHB (Automatic High Beam)
*...194
4.3.3 AHS
(Adaptive High Beam-systeem)
*. .196
4.3.4 Schakelaar mistlampen*......200
4.3.5 Ruitenwissers en -sproeiers....201
4.3.6 Achterruitenwisser en -sproeier . .204
4.4Tanken..................205
4.4.1 Openen van de tankdop......205
4.5 Gebruik van de ondersteunende
systemen................207
4.5.1 Software-update Toyota Safety
Sense
*...............207
4.5.2 Toyota Safety Sense........208
4.5.3 PCS (Pre-Crash Safety-systeem) . .214
4.5.4 LTA (Lane Tracing Assist).....223
4.5.5 LDA (Lane Departure Alert)....227
4.5.6 PDA (Proactive Driving Assist)
*. .231
4.5.7 RSA (Road Sign Assist).......236
4.5.8 Dynamic Radar Cruise Control . . .240
4.5.9 Cruise control...........248
4.5.10 Noodstopsysteem........250
4.5.11 Snelheidsbegrenzer.......252
4.5.12 BSM (Blind Spot Monitor)
*....255
4.5.13 Toyota Parking Assist-sensor*. .259
4.5.14 RCTA (Rear Crossing Traffic
Alert)
*..............265
4.5.15 PKSB (Parking Support Brake)*. .2714.5.16 Parking Support Brake-functie
(voor stilstaande objecten)
*...277
4.5.17 Parking Support Brake-functie
(voor voertuigen die achterlangs
rijden)
*..............280
4.5.18 Safe Exit Assist*.........281
4.5.19 Rijmodusselectieschakelaar . . .286
4.5.20 GPF-systeem (benzineroetfilter) .287
4.5.21 Ondersteunende systemen....288
4.6Rijtips..................292
4.6.1 Rijden met een hybrideauto....292
4.6.2Rijdenindewinter.........293
Rijden4
159
4.1 Voordat u gaat rijden
4.1.1 Rijden met de auto
Volg om veilig te kunnen rijden de
onderstaande procedures:
Rijprocedure
Starten van het hybridesysteem
→Blz. 173
Rijden
1. Zet met ingetrapt rempedaal de
selectiehendel in stand D. (→Blz. 179)
2. Deactiveer de parkeerrem.
(→Blz. 185)
3. Als de parkeerrem in de automatische
modus staat, wordt de parkeerrem
automatisch gedeactiveerd.
(→Blz. 185)
4. Laat het rempedaal geleidelijk
opkomen en trap langzaam het
gaspedaal in om de auto in beweging
te brengen.
Tot stilstand brengen van de auto
1. Trap, terwijl de selectiehendel in stand
D staat, het rempedaal in.
2. Activeer indien nodig de parkeerrem.
(→Blz. 185)
Zet de selectiehendel in stand P als er
gedurende langere tijd wordt gestopt.
(→Blz. 179)
Parkeren van de auto
1. Trap, terwijl de selectiehendel in stand
D staat, het rempedaal in om de auto
volledig tot stilstand te brengen.
2. Activeer de parkeerrem. (→Blz. 185)
Controleer of het
waarschuwingslampje van de
parkeerrem brandt.
3. Zet de selectiehendel in stand P.
(→Blz. 179)
Druk de ontgrendelknop van de
schakelblokkering niet in nadat de
selectiehendel in stand P is gezet.4. Druk op de startknop om het
hybridesysteem te stoppen.
5. Laat het rempedaal langzaam
opkomen.
6. Vergrendel de portieren nadat u hebt
gecontroleerd of u de elektronische
sleutel bij u hebt.
Plaats bij het parkeren op een helling
indien nodig wielblokken.
Wegrijden op een steile helling omhoog
1. Activeer de parkeerrem en zet de
selectiehendel in stand D.
2. Trap het gaspedaal geleidelijk in.
3. Deactiveer de parkeerrem.
Rijden met een gunstig
brandstofverbruik
Houd er rekening mee dat hybrideauto's
vergelijkbaar zijn met conventionele
auto's en dat het belangrijk is dat u niet
plotseling accelereert, enz. (→Blz. 292)
Rijden in de regen
• Rijd voorzichtig als het regent, omdat
het zicht dan minder is, de ruiten
beslagen kunnen zijn en de weg glad
kan zijn.
• Rijd extra voorzichtig wanneer het
begint te regenen, de weg kan dan
immers bijzonder glad zijn.
• Matig uw snelheid bij het rijden in de
regen, tussen band en wegdek kan er
zich dan immers een waterfilm
vormen die het sturen en remmen kan
bemoeilijken.
Beperken van het vermogen van het
hybridesysteem (Brake
Override-systeem)
• Wanneer het gaspedaal en rempedaal
gelijktijdig worden ingetrapt, wordt
het vermogen van het
hybridesysteem mogelijk beperkt.
• Er wordt een waarschuwingsmelding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay terwijl het systeem
in werking is.
4.1 Voordat u gaat rijden
160
Bedienen van de startknop
• Als de knop niet kort en krachtig
wordt ingedrukt, wijzigt de stand van
het contact mogelijk niet of wordt het
hybridesysteem niet gestart.
• Als u probeert het hybridesysteem
opnieuw te starten direct nadat het
contact UIT is gezet, dan start het
hybridesysteem in sommige gevallen
mogelijk niet. Wacht nadat u het
contact UIT hebt gezet een paar
seconden voordat u het
hybridesysteem opnieuw start.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Raadpleeg blz. 430 als het Smart
entry-systeem met startknop is
uitgeschakeld via de persoonlijke
voorkeursinstellingen.
WAARSCHUWING!
Starten van het hybridesysteem
Ga altijd op de bestuurdersstoel zitten
alvorens het hybridesysteem te
starten. Trap onder geen enkele
voorwaarde het gaspedaal in bij het
starten van het hybridesysteem. Als u
dat wel doet, kan dat leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
Wees voorzichtig tijdens het rijden
(auto's met stuurslotfunctie)
Als een storing aan het hybridesysteem
zich voordoet terwijl de auto rijdt,
vergrendel of open de portieren dan
niet totdat de auto veilig en volledig tot
stilstand is gekomen. Als onder deze
omstandigheden het stuurslot wordt
geactiveerd, kan dit leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
OPMERKING
Starten van het hybridesysteem
Indien het hybridesysteem moeilijk
start, laat uw auto dan onmiddellijk
controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Symptomen die kunnen duiden op een
defect in de startknop
Als de startknop anders lijkt te werken
dan normaal, bijvoorbeeld als de knop
iets blijft hangen, kan de startknop
defect zijn. Neem onmiddellijk contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Uitschakelen van het hybridesysteem
1. Breng de auto volledig tot stilstand.
2. Activeer de parkeerrem (→blz. 185)
en zet de selectiehendel in stand P.
Controleer of het
waarschuwingslampje van de
parkeerrem brandt.
Druk de ontgrendelknop van de
schakelblokkering niet in nadat de
selectiehendel in stand P is gezet.
3. Druk kort en krachtig op de startknop.
Het hybridesysteem stopt en de
weergave van het
instrumentenpaneel dooft.
4. Laat het rempedaal los en controleer
of ACCESSORY (stand ACC) of
IGNITION ON (contact AAN) niet
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
4.2 Rijprocedures
175
4
Rijden
WAARSCHUWING!
Uitschakelen van het hybridesysteem
in noodgevallen
• Als u in een noodgeval het
hybridesysteem tijdens het rijden
wilt stoppen, houdt u de startknop
langer dan 2 seconden ingedrukt of
drukt u deze minstens 3 keer kort
achter elkaar in. (→Blz. 386) Raak de
startknop echter tijdens het rijden
niet aan, behalve in geval van nood.
Door het uitschakelen van het
hybridesysteem tijdens het rijden
verliest u niet de controle over het
stuurwiel of de remmen. De
stuurbekrachtiging werkt echter niet
meer. Hierdoor zal het sturen veel
zwaarder gaan dan normaal. Zet in
dat geval de auto aan de kant zodra
dit veilig kan.
• Als de startknop wordt bediend
terwijl de auto rijdt, verschijnt er een
waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay en klinkt er
een zoemer.
• Zet om het hybridesysteem opnieuw
te starten nadat dit ten gevolge van
een noodsituatie tijdens het rijden is
uitgeschakeld de selectiehendel in
stand N en druk de startknop in.
Wijzigen van de standen van het
contact
De standen kunnen worden gewijzigd
door op de startknop te drukken als het
rempedaal niet wordt ingetrapt. (De
stand verandert iedere keer dat op de
knop wordt gedrukt.)1. UIT
*1
De alarmknipperlichten kunnen
worden gebruikt.
2. ACC
*2
Sommige elektrische componenten
zoals het audiosysteem kunnen
worden gebruikt.
ACCESSORY (stand ACC) wordt op het
multi-informatiedisplay
weergegeven.
3. AAN
Alle elektrische componenten kunnen
worden gebruikt.
IGNITION ON (contact AAN) wordt op
het multi-informatiedisplay
weergegeven.
*1Als de selectiehendel niet in stand P
staat of de ontgrendelknop van de
schakelblokkering wordt ingedrukt bij het
uitschakelen van het hybridesysteem,
gaat het contact niet UIT, maar blijft het
AAN staan.
*2Stand ACC kan worden ingeschakeld/
uitgeschakeld via het menu voor
persoonlijke voorkeursinstellingen.
(auto's met multimediasysteem)
(→blz. 452)
4.2 Rijprocedures
176