Instrumentenpaneel met 12,3 inch
display: Druk opofom het
item te selecteren dat u aan uw
persoonlijke voorkeur wilt aanpassen.
3. Houd
ingedrukt of druk erop.
De beschikbare instellingen
verschillen afhankelijk van of
wordt ingedrukt of ingedrukt wordt
gehouden. Volg de instructies op het
display.
WAARSCHUWING!
Tijdens het aanpassen van de
persoonlijke voorkeursinstellingen
Zorg dat de auto geparkeerd staat op
een plaats met voldoende ventilatie,
aangezien het hybridesysteem tijdens
het instellen moet draaien. In een
WAARSCHUWING!(Vervolg)
afgesloten ruimte, zoals een garage,
kunnen uitlaatgassen die het
schadelijke koolmonoxide (CO)
bevatten, zich ophopen en in de auto
terechtkomen. Dit kan leiden tot de
dood of zeer schadelijk zijn voor de
gezondheid.
OPMERKING
Tijdens het aanpassen van de
persoonlijke voorkeursinstellingen
Zorg ervoor dat het hybridesysteem
tijdens het instellen draait, om te
voorkomen dat de 12V-accu ontladen
raakt.
Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Sommige voorkeursinstellingen zijn van invloed op de instellingen van andere functies.
Neem voor meer informatie contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
AInstellingen die u kunt wijzigen op het scherm van het audiosysteem (auto's met
multimediasysteem)
BInstellingen die u met de bedieningstoetsen van het instrumentenpaneel kunt
wijzigen
CInstellingen die door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige kunnen worden gewijzigd
Definitie van symbolen: O = beschikbaar, — = niet beschikbaar
Alarm
*1(→blz. 76)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke voorkeurs-
instellingABC
Inbraaksen-
sor*2Aan Uit — O —
*1Indien aanwezig
*2Nadat de inbraaksensor uitgeschakeld is, wordt deze opnieuw ingeschakeld door de
portieren te ontgrendelen met de instapfunctie (indien aanwezig) of de
afstandsbediening.
8.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
455
8
Voertuigspecificaties
Afstandsbediening (→blz. 116, blz. 116, blz. 121)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke voorkeursinstellingABC
Afstandsbe-
dieningAan Uit — — O
OntgrendelenAlle portieren
in één keer
ontgrendelenBestuurdersportier ontgrendelen in één
keer, overige portieren in twee keerO—O
Ontgrende-
ling elek-
trisch be-
dienbare
achterklep
*
(Kort) inge-
drukt houdenEén keer kort indrukken
—— O Twee keer indrukken
(Lang) ingedrukt houden
Uit
*Indien aanwezig
Startknop (→blz. 173)
Functie Persoonlijke voorkeursinstellingABC
Persoonlijke
voorkeursinstel-
lingen ACC
*
In-/uitschakelen
stand ACCAan, uit O — O
*Auto's met multimediasysteem
Elektrisch bedienbare achterklep
*(→blz. 121)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke voorkeursinstellingABC
Werking elektrisch
bedienbare achter-
klepAan Uit — O —
Sensor regeling
voetbedieningAan Uit — O —
Op de gewenste
positie (hoogte)
instellen: Automati-
sche open- en stop-
positie achterklepOorspronke-
lijke positieOp de gewenste stand (positie)
stoppen—O—
Configuratie in
5 stappen: Automa-
tische open- en
stoppositie achter-
klep5 1-5 — O —
Zoemervolume 31
—O—
2
8.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
459
8
Voertuigspecificaties
Automatische verlichting (→blz. 190)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke voorkeursinstellingABC
Gevoeligheid
lichtsensorStandaard -2 - 2 O — O
Extended Headlight
Lighting-systeem
(tijd die verstrijkt
voordat de koplam-
pen automatisch
worden uitgescha-
keld)30 seconden60 seconden
—— O 90 seconden
120 seconden
AHS (Adaptive High Beam-systeem)*1(→blz. 196)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke voorkeursinstellingABC
Adaptive High
Beam-systeemAan Uit*2—— O
Rijsnelheid waarbij
de helderheid en de
afstelling van het
verlichte deel van
het grootlicht van
modus wijzigtOngeveer
15 km/h of
hogerOngeveer 30 km/h of hoger
—— O
Ongeveer 60 km/h of hoger
Aanpassen van de
intensiteit van het
grootlicht tijdens
het rijden in boch-
ten (het gebied in
de richting waarin
de auto draait wordt
helderder verlicht)Aan Uit — — O
Aanpassing van het
stralingsbereik van
het dimlicht in over-
eenstemming met
de afstand tot een
voorligger of tegen-
liggerAan Uit — — O
Regeling versprei-
ding grootlicht bij
regenAan Uit — — O
Regeling lichtver-
spreiding in stede-
lijke gebiedenAan Uit — — O
*1Indien aanwezig
*2De koplampen werken onder de regeling van het Automatic High Beam-systeem.
(→Blz. 194)
8.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
461
8
Voertuigspecificaties
Suggestie rustpauze bestuurder (→blz. 229)
Functie Persoonlijke voorkeursinstellingABC
Suggestie
rustpauze
bestuurderAan, uit — O —
BSM (Blind Spot Monitor)*(→blz. 255)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke voorkeursinstellingABC
BSM (Blind Spot
Monitor)Aan Uit — O —
Helderheid indica-
tor in buitenspiegelHelder Gedimd — O —
Timing waarschu-
wing voor aanwe-
zigheid van nade-
rende auto
(gevoeligheid)GemiddeldVroeg
—O—
Laat
RCTA (Rear Cross Traffic Alert)*1(→blz. 265)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke voorkeursinstellingABC
RCTA (Rear Cross
Traffic Alert)Aan Uit — O —
Volume zoemer
RCTA indien in wer-
king
*2Niveau 2Niveau 1
—O—
Niveau 3
*1Indien aanwezig
*2Het geluidsvolume is gekoppeld aan de Toyota Parking Assist-sensor en RCTA
Toyota Parking Assist-sensor
*1(→blz. 259)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke voorkeursinstellingABC
Toyota Par-
king Assist-
sensorAan Uit — O —
Zoemervo-
lume
*2Niveau 2 Niveau 1 — O —
*1Indien aanwezig
*2Het geluidsvolume is gekoppeld aan de Toyota Parking Assist-sensor en RCTA
8.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
464
Als u de selectiehendel niet in een
andere stand kunt zetten na het
intrappen van het rempedaal terwijl
het contact AAN staat. (→Blz. 180)
Het stuurwiel kan niet worden
gedraaid nadat het hybridesys-
teem is uitgeschakeld (auto's
met stuurslotfunctie)
• Het wordt automatisch vergrendeld
om diefstal van de auto te voorkomen.
(→Blz. 174)
De ruiten kunnen niet worden
geopend of gesloten met de scha-
kelaars van de ruitbediening
• Is de blokkeerschakelaar van de
ruitbediening ingedrukt?
De elektrisch bedienbare ruiten,
behalve die van het
bestuurdersportier, kunnen niet
worden bediend als de
blokkeerschakelaar van de
ruitbediening wordt ingedrukt.
(→Blz. 150)
Het contact wordt automatisch
UIT gezet
• De auto power off-functie wordt
bediend als het contact gedurende
een bepaalde tijd in stand ACC of AAN
staat (het hybridesysteem werkt niet).
(→Blz. 177)
Tijdens het rijden klinkt een
waarschuwingszoemer
• Het controlelampje van de
veiligheidsgordel knippert
Dragen de bestuurder en de
passagiers hun veiligheidsgordel?
(→Blz. 394)
• Het waarschuwingslampje van de
parkeerrem brandt
Is de parkeerrem gedeactiveerd?
(→Blz. 185)Afhankelijk van de situatie klinken er
mogelijk ook andere soorten
waarschuwingszoemers. (→Blz. 392,
blz. 400)
Er wordt een alarm geactiveerd
en de claxon klinkt (auto's met
alarmsysteem)
• Heeft iemand een portier geopend of
bewoog er iets in de auto tijdens het
instellen van het alarm?
De sensor signaleert dit en laat het
alarm klinken. (→Blz. 74)
Voer een van de onderstaande
handelingen uit om het alarm te
deactiveren of uit te schakelen:
• Ontgrendel de portieren met de
instapfunctie (indien aanwezig) of de
afstandsbediening.
• Starten van het hybridesysteem. (Het
alarm wordt na enkele seconden
gedeactiveerd of uitgeschakeld.)
Bij het verlaten van de auto
klinkt een
waarschuwingszoemer
• Bevindt de elektronische sleutel zich
in de auto?
Controleer de melding op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 400)
Er gaat een waarschuwings-
lampje branden of er wordt een
waarschuwingsmelding
weergegeven
• Wanneer een waarschuwingslampje
gaat branden of een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven, raadpleeg dan blz. 392,
blz. 400.
Wat moet u doen als... (Problemen oplossen)
471
Millimetergolf-radarsensor
Verklaringen
541
Antidiefstalsysteem
Alarm*..................74
Bedienen van het systeem......73
Inschakelen/uitschakelen/uitzetten
van het alarmsysteem.........74
Inschakelen/uitschakelen van de
supervergrendeling..........73
Signalering inbraaksensor......76
Startblokkering.............72
Supervergrendeling*.........73
Bedienen van verlichting en
ruitenwissers
Achterruitenwisser en -sproeier . .204
AHB (Automatic High Beam)* . . .194
AHS (Adaptive High Beam-systeem)
*.....................196
Bedienen van de
ruitenwisserhendel..........201
Bedieningsinstructies .190 , 200, 204
Dimlicht tijdelijk inschakelen. . . .200
Draaiknop koplampverstelling (indien
aanwezig)...............192
Extended Headlight Lighting-
systeem................192
Gebruik van het Adaptive High
Beam-systeem............197
Gebruik van het Automatic High
Beam-systeem............194
Handmatig in- en uitschakelen van
het grootlicht..........196 , 199
Inschakelen van het grootlicht . . .192
Lichtschakelaar............190
Regelingen systeem.........197
Ruitenwissers en -sproeiers. . . .201
Schakelaar mistlampen*......200
Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten.........386
Als de auto onder water staat of het
water op de weg stijgt........387
Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht . .386
Bedieningsinstructies........386
De auto tot stilstand brengen . . .386
Favoriete instellingen
Handmatig wisselen tussen
bestuurders (auto's zonder
multimediasysteem).........157Initialiseren van de geregistreerde
instellingen van een bestuurder
(auto's zonder
multimediasysteem).........157
My Settings..............155
Opgeslagen functies.........155
Registreren/wissen elektronische
sleutel (auto's zonder
multimediasysteem).........155
Types authenticatie-apparaten . .155
Wijzigen van de naam van de
bestuurder (auto's zonder
multimediasysteem).........157
Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming
Automatische airconditioning . . .298
Bedieningsinstructies........305
Bedieningspaneel airconditioning.298
Gebruik van de automatische
modus.................302
Gebruik van de geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voorstoel
(S-FLOW-modus) (indien
aanwezig)...............303
Overzicht en bediening
uitstroomopeningen.........303
Stuurwielverwarming*/
stoelverwarming*..........304
Voorruitverwarming (indien
aanwezig)...............302
Gebruik van de interieurverlichting
Bedienen van de
interieurverlichting.........307
Bedienen van de leeslampjes. . . .308
Overzicht interieurverlichting . . .306
Plaats van de interieurverlichting .306
Gebruik van de ondersteunende
systemen
Basisfuncties..........227 , 241
Bedieningsdisplay systeem.....235
Bijwerken van de software.....208
Blokkeerfase..............252
BSM (Blind Spot Monitor)*.....255
Controleren van de Toyota Safety
Sense-versie van uw auto......207
Cruise control.............248
Display werking van ondersteuning
stuurwielbediening..........226
Trefwoordenlijst
575
Door Toyota Safety Sense gebruikte
sensoren................210
Dynamic Radar Cruise Control . . .240
Dynamic Radar Cruise Control met
Road Sign Assist...........247
Fase voor afremmen en tot stilstand
brengen................252
Functie inhaalbeveiliging......246
Functie voor verlaging van de
bochtensnelheid...........246
Gebruik van de cruise control. . . .248
Gebruik van de Dynamic Radar Cruise
Control.................243
Gebruik van de
snelheidsbegrenzer.........252
GPF-systeem (benzineroetfilter) .287
In- en uitschakelen van het Safe Exit
Assist-systeem............283
Inhoud van het gedeelte van de
handleiding over Toyota Safety
Sense..................207
Inschakelen/uitschakelen van de
Parking Support Brake........273
Inschakelen/uitschakelen van de
RCTA ..................266
Instellingen Proactive Driving Assist
wijzigen................234
In-/uitschakelen van de Blind Spot
Monitor.................256
In-/uitschakelen van het systeem .225
LDA (Lane Departure Alert). . . .227
LTA-functies..............223
LTA (Lane Tracing Assist)......223
Naderingswaarschuwing......245
Noodstopsysteem..........250
Ondersteunende systemen.....288
Ondersteunend systeem......209
Ondersteuning voor
rijstrookwisseling...........246
Overzicht systeem..........274
Overzicht van de ondersteunende
systemen................288
Parking Support Brake-functie (voor
stilstaande objecten)*........277
Parking Support Brake-functie (voor
voertuigen die achterlangs
rijden)*.................280
PCS (Pre-Crash Safety-systeem) .214
PDA (Proactive Driving Assist)* . .231
PKSB (Parking Support Brake)* . .271PKSB-systeem (Parking Support
Brake)..................271
RCTA ..................267
RCTA (Rear Crossing Traffic
Alert)*.................265
Rijmodusselectieschakelaar. . . .286
RSA (Road Sign Assist).......236
Safe Exit Assist*...........281
Samenvatting van het systeem . .251
Schermen en bediening.......230
Selecteren van een rijmodus. . . .286
Signaleerbare objecten.......215
Snelheidsbegrenzer.........252
Snelheidsbegrenzer met Road Sign
Assist..................254
Software-update Toyota Safety
Sense*.................207
Soorten ondersteunde
verkeersborden............238
Soorten sensoren.......278 , 280
Systeemfuncties...........215
Systeemonderdelen . .242 , 248, 252,
255, 259, 266, 282
Toyota Parking Assist-sensor* . . .259
Toyota Parking Assist-sensor
in-/uitschakelen...........260
Toyota Safety Sense.........208
Voorbeelden van het in werking
treden van de functie.....277 , 280
Voorwaarden voor activering
signaleerbare objecten.......232
Waarschuwingsfase 1........251
Waarschuwingsfase 2........251
Waarschuwingsfunctie.......237
Weergavefunctie...........237
Weergaven en zoemers voor
begrenzingsregeling hybridesysteem
en remregeling............273
Weergave sensorsignalering, afstand
tot object................264
Werking Blind Spot Monitor. . . .257
Werking Safe Exit Assist.......283
Wijzigen van de instellingen van de
Dynamic Radar Cruise Control . . .247
Wijzigen van de instelling van het
Pre-Crash Safety-systeem.....223
Wijzigen van de RSA-instellingen .240
Wijzigen van LDA-instellingen . . .230
Trefwoordenlijst
576