177
Rijden
6trekhaak die volgens de voorschriften van de
fabrikant is gemonteerd).
–
Als de snelheid hoger wordt dan ongeveer
10
km/h.
–
W
anner de achterklep wordt geopend.
–
Als er uit de achteruitversnelling wordt
geschakeld (het beeld wordt dan nog 7 seconden
weergegeven).
–
Als op de witte pijl linksboven in de hoek van
het touchscreen wordt gedrukt.
Stand AUTO
Deze stand is standaard geactiveerd.
Wanneer een obstakel zich ter hoogte van de
rode lijn bevindt (minder dan 30
cm van de auto)
wordt dankzij de sensoren in de achterbumper
automatisch overgeschakeld van de weergave van
de omgeving achter de auto (standaard) naar de
weergave van het beeld van bovenaf (ingezoomd)
van de auto.
Standaardweergave
Het gebied achter de auto wordt weergegeven op
het scherm.
De blauwe lijnen (1 ) geven de breedte van de auto
weer met uitgeklapte buitenspiegels; ze verplaatsen
zich afhankelijk van de stand van het stuurwiel.
De rode lijn (2 ) geeft een afstand van 30
cm vanaf
de achterbumper weer; de twee blauwe lijnen (3 ) en
( 4 ) een afstand van respectievelijk 1 m en 2 m.
Deze weergave is beschikbaar in de stand AUTO
of door deze te selecteren in het menu voor het
veranderen van de weergave.
Ingezoomde weergave
De camera registreert de omgeving tijdens het
manoeuvreren om een samengesteld beeld van
bovenaf van de achterzijde van de auto en van
zijn nabije omgeving te creëren zodat de obstakels
rondom de auto goed zichtbaar zijn.
Deze weergave is beschikbaar in de stand AUTO
of door deze te selecteren in het menu voor het
veranderen van de weergave.
De obstakels kunnen verder weg lijken dan ze in werkelijkheid zijn.
Tijdens het manoeuvreren moet u de zijkanten
van de auto via de buitenspiegels in de gaten
houden.
De parkeersensoren geven ook extra informatie
over het gebied rondom de auto.
205
Praktische informatie
7Met automatische transmissie
en elektrische parkeerrem
/
Voor vrijgeven
► Zet de schakelhendel in N terwijl de motor draait
en u het rempedaal indrukt.
►
Houd het rempedaal ingetrapt en zet de motor
uit.
►
Laat het rempedaal los en zet het contact weer
aan.
►
Druk het rempedaal in en duw op de hendel om
de parkeerrem uit te schakelen.
►
Laat het rempedaal los en schakel het contact
uit.
Terug naar de normale werking
► Houd het rempedaal ingetrapt, start de motor en
selecteer stand P .
Met selectiehendel of
keuzeschakelaar van de
transmissie en elektrische
parkeerrem
/
Procedure voor het activeren van de vrijloop
► Trap het rempedaal in terwijl de auto stilstaat en
de motor draait, en selecteer stand
N.
Binnen 5 seconden:
► Houd het rempedaal ingetrapt en doe het
volgende in deze volgorde: zet de motor uit en
beweeg de selectieschakelaar naar voren of naar
achteren.
►
Laat het rempedaal los en zet het contact aan.
►
T
rap het rempedaal in en druk op de hendel van
de elektrische parkeerrem om deze vrij te zetten.
►
Laat het rempedaal los en schakel het contact
uit.
Er wordt een melding op het instrumentenpaneel weergegeven om te
bevestigen dat de wielen 15 minuten worden
vrijgezet.
In de vrijloop kan het audiosysteem niet worden
bijgewerkt (melding weergegeven op het
instrumentenpaneel).
Na 15 minuten of terug naar de normale
werking.
► Houd het rempedaal ingetrapt, start de motor en
selecteer stand P .
Sleutelloos instap- en startsysteem
Trap het rempedaal niet in terwijl u het
contact aan en weer uit zet. Als u dat wel doet,
start de motor waardoor u de procedure opnieuw
moet uitvoeren.
Onderhoudstips
Algemene aanwijzingen
Houd u aan de volgende aanbevelingen om
beschadiging van de auto te voorkomen.
Buitenkant
Gebruik nooit een hogedrukspuit in de motorruimte - kans op schade aan
elektrische componenten!
Was de auto niet bij fel zonlicht of bij zeer lage
temperaturen.
Wanneer u de auto in een autowasstraat wast, vergrendel dan alle portieren en,
afhankelijk van de uitvoering, haal de
elektronische sleutel uit de detectiezone en
schakel de handsfree-functie (Handsfree toegang
achterklep) uit.
Wanneer u een hogedrukreiniger gebruikt,
houd de spuitmond dan op minimaal 30 cm
van de auto (vooral wanneer u gebieden met
beschadigde lak, sensoren of afdichtingen
reinigt).
Verwijder meteen alle vlekken die chemicaliën
bevatten die de lak van uw auto kunnen
beschadigen (zoals boomhars, vogelpoep,
insectenafscheidingen, pollen en teer).
Afhankelijk van de omgeving moet u de
auto vaker wassen om zoutafzettingen (in
kustgebieden), roet (in industriële gebieden)
of modder/zout (in natte of koude gebieden)
217
In geval van pech
8Monteren van het wiel
► Monteer het wiel op de naaf.
► Draai de bouten met de hand vast.
►
W
anneer het wiel is voorzien van een slotbout,
moet u deze handvast aandraaien met wielsleutel
1 voorzien van dop 4 .
►
Draai de overige wielbouten met alleen
wielsleutel
1
handvast.
► Laat de auto weer volledig zakken.
► V ouw krik 2 op en verwijder deze.
► Wanneer het wiel is voorzien van een slotbout,
moet u deze vastdraaien met wielsleutel 1 voorzien
van dop 4 .
►
Draai de overige wielbouten met alleen
wielsleutel
1
vast.
►
Berg het gereedschap op in de
gereedschapskist.
Een reservewiel met stalen velg of noodreservewiel monteren
Als de auto is voorzien van lichtmetalen velgen,
raken de ringen (A ) de stalen velg of het
noodreservewiel niet. Het wiel wordt door het
conische contactvlak (B ) van elke bout op zijn
plek gehouden.
Na het verwisselen van een wiel Berg het wiel met de lekke band op in de
reservewielhouder.
Ga meteen naar een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Laat de lekke band controleren. Na inspectie kan
de monteur u vertellen of de band kan worden
gerepareerd of moet worden vervangen.
Bepaalde rijhulpsystemen moeten worden uitgeschakeld, bijvoorbeeld de Active Safety
Brake.
Als uw auto is uitgerust met een bandenspanningscontrolesysteem,
controleer dan de spanning van de banden en
reset het systeem.
Zie het betreffende hoofdstuk
voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem.
Bandenspanningscontrolesysteem Het stalen reservewiel is niet voorzien van
een bandenspanningssensor.
Wiel met naafdop Monteren: plaats de naafdop met de
inkeping tegenover het ventiel en druk de rand
ervan vervolgens rondom met de hand vast.
Een lamp vervangen
Onder bepaalde weersomstandigheden (zoals een lage temperatuur of vocht) kan er
290
Registratie van autogegevens en privacy
Registratie van
autogegevens en privacy
In de auto zijn elektronische regeleenheden
geïnstalleerd. Deze regeleenheden verwerken
gegevens die bijvoorbeeld van de sensoren van
de auto worden ontvangen, of gegevens die door
de eenheden zelf worden gegenereerd of die ze
met elkaar uitwisselen. Sommige regeleenheden
zijn vereist voor de juiste werking van uw auto,
andere eenheden helpen u bij het rijden (rij- of
parkeerhulpsystemen) en nog weer andere
eenheden bieden comfort- of infotainment-functies.
Hieronder staat algemene informatie over hoe
gegevens in de auto worden verwerkt.
U vindt aanvullende informatie over de specifieke
gegevens die worden gedownload, opgeslagen
en verstuurd naar derden en waarvoor ze
in uw auto worden gebruikt. Dit staat onder
"Gegevensbescherming". Deze informatie is direct
gekoppeld aan de referenties voor de betreffende
functies in het bijbehorende instructieboekje voor de
auto of in de algemene verkoopvoorwaarden.
Deze informatie staat ook online.
Werkingsgegevens van de
auto
De regeleenheden verwerken gegevens die voor de
werking van de auto worden gebruikt.
Deze gegevens omvatten onder meer:
–
Informatie over de toestand van de auto
(zoals snelheid, reistijd, zijdelingse acceleratie, draaisnelheid van de wielen en vastgemaakte
veiligheidsgordels).
–
Omgevingsfactoren (zoals temperatuur
,
regensensor en afstandssensor).
Over het algemeen zijn deze gegevens tijdelijk,
worden ze niet langer dan één werkingscyclus
opgeslagen en worden ze alleen in de auto zelf
gebruikt. De regeleenheden slaan deze gegevens
vaak op (inclusief de sleutel van de auto). Met deze
functie kan informatie over de toestand van de auto,
de belasting van componenten, servicevereisten,
gebeurtenissen en technische storingen tijdelijk of
permanent worden opgeslagen.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau van de auto
worden de gegevens als volgt opgeslagen:
–
De bedrijfsstatus van systeemcomponenten
(zoals het vulniveau, de bandenspanning en de
laadtoestand van de accu).
–
Fouten en storingen in belangrijkste
systeemcomponenten (zoals lampen en remmen).
–
Reacties van systemen in specifieke rijsituaties
(zoals activering van een airbag of activering van
stabiliteitsregel- en remsystemen).
–
Informatie over gebeurtenissen die schade aan de
auto hebben veroorzaakt.
–
Bij elektrische en plug-in hybride auto's de
laadtoestand van de tractiebatterij en de geschatte
actieradius.
Onder specifieke omstandigheden (bijvoorbeeld
als de auto een storing heeft gedetecteerd) kan het
nodig zijn om gegevens te registreren die anders
niet worden opgeslagen. Wanneer u servicewerkzaamheden aan uw auto
laat uitvoeren (zoals reparatie of onderhoud), dan
kunnen de opgeslagen bedrijfsgegevens worden
uitgelezen, samen met het VIN-nummer van de
auto, en kunnen ze waar nodig worden gebruikt.
Personeel dat voor het servicenetwerk werkt (zoals
garages en fabrikanten) of derden (bijvoorbeeld
pechhulpverleners) kunnen de gegevens van de
auto uitlezen. Dit geldt ook voor werkzaamheden die
onder garantie en vanwege kwaliteitsmaatregelen
worden uitgevoerd.
Deze gegevens worden meestal uitgelezen via
de OBD-aansluiting (On-Board Diagnostics) die
wettelijk verplicht in de auto is. De gegevens
worden gebruikt voor meldingen over de technische
toestand van de auto of componenten van de auto
en maakt de diagnose van storingen gemakkelijker,
in overeenstemming met verplichtingen onder
garantie en voor verbetering van de kwaliteit. Deze
gegevens, met name informatie over belasting
van componenten, technische gebeurtenissen,
bedieningsfouten en andere storingen, worden
waar nodig naar de fabrikant gestuurd, samen met
het VIN-nummer van de auto. Er kan ook sprake
zijn van aansprakelijkheid van de fabrikant. De
fabrikant kan de bedrijfsgegevens die uit de auto
worden gehaald ook gebruiken voor terugroepacties
voor producten. De gegevens kunnen ook worden
gebruikt om de garantie van de klant en eventuele
garantieclaims na te kijken.
Elke storing die in de auto is opgeslagen, kan
door een servicepunt tijdens onderhouds- of
298
Trefwoordenregister
Rijstrookcontrolesystemen 102
Rijverlichting
90, 93
Roetfilter
199–200
Ruitensproeier achter
97
Ruitensproeiers
96
Ruitensproeiers vóór
96
Ruitenwisser achter
97
Ruitenwisserbladen (vervangen)
97–98
Ruitenwisserbladen vervangen
97–98
Ruitenwissers
95, 97
Ruitenwisserschakelaar
95–97
Ruitenwissers vóór
96
Ruit van de achterklep
45
S
Schakelaars stoelverwarming ~
Stoelverwarming, schakelaars
52
Schakel sneeuwketting
194, 215
Scheidingsnet
54–56
Schuifdeuren
40
SCR (Selective Catalytic Reduction)
21, 202
SCR-systeem
21, 202
Selectiehendel
145, 147
Selectiehendel automatische transmissie ~
Schakelen automatische versnellingsbak
147–149
Selectiehendel (elektrische auto)
150, 201
Selectiehendel handgeschakelde
versnellingsbak ~ Schakelen elektronisch
bediende versnellingsbak
146
Selectieve ontgrendeling
32–33
Sensoren (waarschuwingen)
156
Serienummer auto 237
Set voor tijdelijke bandenreparatie ~
Bandreparatieset
210–213
Sfeerverlichting
95
Sierdeel
217
Signalering onoplettendheid
171–172
Sjorogen
73
Sleepoog
228
Slepen
226
Slepen van de auto
226
Slepen van een auto
228
Sleutel
29–33, 35–36
Sleutel met afstandsbediening
33–34
Sleutel niet herkend
141
Smartphone
27
SMS
284
Sneeuwkettingen
154, 194, 215
Snelheidsbegrenzer
157, 159–161
Snelheidslimietherkenning
157–158,
160, 163, 166–167
Snelheidsregelaar
157, 159, 161–164
Snelheidsregeling met
snelheidslimietherkenning
159
Snelmenu's
26
Spaarfase
194
Sport-stand
152
Starten
224
Starten dieselmotor ~ Dieselmotor starten
180
Starten van de auto
139, 141–142, 145, 147–149
Starten van de motor
138, 141
Stickers
206
Stickerset
206
Stilzetten van de auto
140–142, 147–149Stoelen achter ~ Achterbank 59–64, 113
Stoelen verstellen
49–50
Stoelverwarming
52
Stop & Start
25, 80, 152–153, 180, 196, 200, 226
Streaming audio Bluetooth
244, 256, 281
Stuurbekrachtigingsvloeistof
199
Stuurwiel (verstellen)
53
Supersnel laden (elektrische auto)
191–192, 233
Supervergrendeling
34–35
Synchroniseren afstandsbediening
37
Synchroniseren van de afstandsbediening ~
Afstandsbediening synchroniseren
37
T
Tafeltje 50
Tafeltjes
70
Tankbeveiliging
181
Technische gegevens
230, 233
Te laag brandstofniveau
180–181
Telefoon
245–247, 258–260, 281–284
Teller
157
Temperatuurregeling
81
Terugwinnen van energie
22, 151
Textuurlak
206
Thermische comfortfuncties
22
Thermisch isolerende voorruit
54
Tijdelijke bandenspanning (met set) ~
Banden, noodreparatie
210, 212–213
Tijd instellen
28, 261, 286
TMC (verkeersinformatie)
273
Toegang tot de 3e zitrij
59, 61
300
Trefwoordenregister
X
Xenonlampen 218
Z
Zekeringen 223
Zekeringen vervangen
223
Zij-airbags
11 0 – 111
Zijknipperlicht
220
Zijruiten achter
75
Zijschuifruit
75
Zonnescherm (panoramadak)
76
Zonnesensor
79
Zonwering
75
Zuinig rijden
7