79
Veiligheid
5Zet de auto stil.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats
en zet het contact af.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer de wielen (banden en velgen) moeten worden vervangen, zorg er dan voor
dat er wielen worden gemonteerd die voor uw
auto zijn goedgekeurd.
Na een aanrijding Laat het systeem door een PEUGEOT-
dealer of door een gekwalificeerde werkplaats
controleren.
Noodremassistentie (BAS)
Dit systeem beperkt de afstand bij een noodstop
door de remdruk te optimaliseren.
Het wordt geactiveerd in verhouding tot de snelheid
waarmee het rempedaal wordt ingedrukt. Het
systeem zorgt er dan voor dat de benodigde
bedieningskracht minder wordt en dat de effectiviteit
van het remmen wordt vergroot.
Post Collision Safety Brake
(PCSB)
Als er een ongeval wordt waargenomen, remt de
auto automatisch af na de aanrijding. Dit systeem
beperkt de kans op verdere aanrijdingen als de
bestuurder niet reageert. Het systeem werkt niet als de auto de remfunctie
na een aanrijding niet automatisch kan activeren
of uitvoeren, wat kan gebeuren bij zeer
ernstige aanrijdingen of in andere specifieke
aanrijdingsscenario's.
De automatische remfunctie kan worden omzeild
door het rem- of gaspedaal in te trappen.
Werkingsvoorwaarden
Het systeem werkt als er aan de volgende
voorwaarden wordt voldaan:
–
Airbags of pyrotechnische gordelspanners zijn
door de aanrijding geactiveerd.
–
Remsystemen en elektrische functies blijven
continu in werking tijdens en na een aanrijding.
–
De bestuurder heeft het rempedaal of gaspedaal
niet ingetrapt.
Storing
Bij een storing gaat een van deze waarschuwingslampjes
op het instrumentenpaneel branden, in combinatie
met het waarschuwingslampje voor service, een
melding en een geluidssignaal.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Antispinregeling (ASR) / Dynamische
stabiliteitscontrole (DSC)
De antispinregeling (of tractieregeling) optimaliseert
de tractie door het motorkoppel te regelen en de remmen van de aangedreven wielen te bedienen
om te voorkomen dat een of meerdere wielen
gaan spinnen. Bovendien verbetert dit systeem de
koersstabiliteit van de auto.
Als er een verschil is tussen de koers van de auto
en de door de bestuurder gewenste koers, grijpt de
dynamische stabiliteitsregeling automatisch in op
het motorkoppel en remt een of meerdere wielen af
zodat de auto weer de juiste koers volgt, in zoverre
dit binnen de natuurkundige wetten mogelijk is.
Deze systemen worden automatisch geactiveerd
zodra de motor wordt gestart.
Deze systemen worden geactiveerd bij een
probleem met de grip of de koers van de
auto (het waarschuwingslampje knippert op het
instrumentenpaneel).
Uitschakelen / weer inschakelen
In uitzonderlijke omstandigheden (bijvoorbeeld als
de auto vastzit in de modder of sneeuw, of als de
auto in mul zand rijdt) kan het nuttig zijn om de DSC-
/ ASR-systemen uit te schakelen zodat de wielen
kunnen spinnen en weer grip krijgen.
Schakel het systeem weer in zodra er weer
voldoende grip is.
Het ASR-systeem is uitgeschakeld / ingeschakeld in de toepassing ADAS op het
touchscreen.
Het uit- / inschakelen van het ASR-systeem wordt bevestigd door het branden / doven
van het controlelampje op het instrumentenpaneel
en een melding.
129
Rijden
6bij meerdere rijstrookmarkeringen (weggedeelte met
werkzaamheden, wegdekovergangen).
–
Bij het rijden in een scherpe bocht.
–
Bij het rijden op bochtige wegen.
–
Bij werkzaamheden aan de weg.
Kans op ongewenst activeren
Het systeem moet in de volgende gevallen worden uitgeschakeld:
–
W
anneer een wiel wordt vervangen, of
wanneer er werkzaamheden in de buurt van een
wiel worden uitgevoerd.
–
W
anneer de auto wordt gebruikt om
een aanhanger te trekken, of wanneer een
fietsendrager op een trekhaak is gemonteerd,
vooral wanneer de aanhanger niet op de
trekhaakaansluiting is aangesloten of de trekhaak
niet is goedgekeurd.
–
Bij slechte weersomstandigheden.
–
Op wegen met weinig grip (risico op
aquaplaning, sneeuw, gladheid).
–
Bij wegwerkzaamheden en bij tolpoorten.
–
Bij rijden op een circuit.
–
Op een testbank.
Storing
Bij een storing gaat het waarschuwingslampje Service
branden en wordt dit (oranje) symbool op het
instrumentenpaneel weergegeven, in combinatie
met een melding en een geluidssignaal.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Halfautomatisch veranderen
van rijstrook
(met Drive Assist 2.0)
Raadpleeg de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen voor meer informatie.
Het systeem assisteert de bestuurder bij het
wisselen van rijstrook.
Hiervoor wordt de camera boven aan de voorruit, de
radar aan de voorzijde en de vier hoekradars in de
bumpers gebruikt.
Het stuurwiel is voorzien van een hands-on-detectiesysteem om te voorkomen
dat de bestuurder de aandacht verliest.
Raadpleeg het betreffende gedeelte voor meer
informatie over het hands-on-detectiesysteem.
Het systeem is een hulpmiddel voor de bestuurder die desondanks altijd waakzaam
moet blijven. De bestuurder blijft verantwoordelijk
voor het rijden en dient de omgeving in de gaten
te houden en de handen op het stuurwiel te
houden.
De bestuurder moet meteen actie ondernemen
als hij denkt dat de verkeerssituatie of het
wegoppervlak ingrijpen vereist, door het stuurwiel
te bewegen om de werking van het systeem tijdelijk te onderbreken.
Elk gebruik van het rempedaal of het gaspedaal
waardoor de adaptieve snelheidsregelaar wordt
onderbroken, zorgt er ook voor dat het systeem
wordt uitgeschakeld.
Het systeem selecteren
Twee mogelijkheden:
– W anneer de auto al op een geschikte weg rijdt,
selecteert de bestuurder het systeem door het Drive
Assist 2.0-systeem in te schakelen.
–
Of, als de bestuurder Drive
Assist Plus al gebruikt,
suggereert de auto wanneer deze op een geschikte
weg rijdt om het systeem te selecteren door de toets
OK in te drukken.
Inschakelen / uitschakelen
► Schakel de richtingaanwijzer aan de zijde voor
het wisselen van rijstrook in, waarbij al dan niet het
punt van weerstand van de lichtschakelaar wordt
overschreden.
196
PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT i-Connect
PEUGEOT i-Connect
Advanced - PEUGEOT
i-Connect
Gps-navigatie - Apps -
Multimedia-audiosysteem
- Bluetooth
®-telefoon
De beschreven functies en instellingen verschillen afhankelijk van de uitvoering en
de configuratie van de auto, en van het land van
verkoop.
Om veiligheidsredenen en omdat deze handelingen de aandacht van de bestuurder
vereisen, moeten deze handelingen worden
uitgevoerd wanneer de auto stilstaat en het
contact is ingeschakeld:
–
Het koppelen van de smartphone met het
systeem via Bluetooth
®.
–
Het gebruik van de smartphone.
–
V
erbinding maken met Mirror Screen
(Apple
®CarPlay® of Android Auto).
–
Het wijzigen van de systeeminstellingen en de
configuratie.
De melding Eco-modus wordt weergegeven wanneer het systeem in
stand-by wordt gezet.
Ga voor informatie over de Eco-modus naar het
deel "Praktische informatie".
Waarschuwing Het navigatiesysteem is een rijhulp. Het
vervangt de bestuurder niet. De bestuurder
dient alle navigatie-instructies nauwkeurig te
controleren.
Als u de navigatie gebruikt, accepteert u de
volgende voorwaarden:
https://www.tomtom.com/en_gb/legal/
eula-automotive/?388448
De eerste stappen
Het systeem wordt ingeschakeld als het contact wordt aangezet.
Kort indrukken, contact uit: systeem aan / uit.
Kort indrukken, contact aan: geluid dempen /
herstellen.
Lang indrukken, contact aan: start stand-bymodus
(geluid dempen, schermen en klokweergave uit).
Draaien: volume instellen.
Informatie
Dit systeem biedt toegang tot:
– Bediening van audioapparatuur en telefoon met
weergave van bijbehorende informatie. –
Connected Services en weergave van de
bijbehorende informatie.
–
Bedieningsknoppen van het navigatiesysteem en
weergave van de bijbehorende informatie afhankelijk
van de uitvoering
–
Spraakherkenning (afhankelijk van de uitvoering).
–
T
ijd en buitentemperatuur.
–
Bediening van de verwarming / airconditioning en
weergave van de instellingen.
–
Instellingen voor rijhulpsystemen, comfort-
en veiligheidsfuncties, uitgebreid head-up
display (afhankelijk van uitrusting en uitvoering),
audiosysteem en digitaal instrumentenpaneel.
–
Instellingen van functies specifiek voor plug-in
hybrideauto's.
–
W
eergave van de parkeerhulpsystemen.
–
Interactief instructieboekje.
–
T
rainingsvideo's (bijvoorbeeld schermbeheer,
rijhulpsystemen, spraakherkenning).
Bovenste balk
Bepaalde informatie wordt permanent weergegeven
in de bovenste balk van het touchscreen:
–
De buitentemperatuur gedetecteerd door de
sensoren van de auto (er wordt een blauw symbool
weergegeven bij kans op gladheid).
–
Herinnering ingestelde temperatuur voor
de airconditioning aan de bestuurders- en
passagierszijde.
–
Laadstatus van de aangesloten smartphone.
–
Status voor systeemaansluiting (Bluetooth®, Wi-Fi,
mobiel netwerk).
–
Tijd.
198
PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT i-Connect
"Gegevens en locatie delen"
In deze modus kan de auto alle benodigde
persoonsgegevens naar buiten de auto verzenden
voor elk geldige en beschikbare verbonden diensten.
Persoonsgegevens die nodig zijn om de verbonden diensten te gebruiken, worden
naar de betreffende serviceproviders gestuurd.
" Gegevens delen"
In deze modus kan de auto alle benodigde
gegevens naar buiten de auto verzenden voor
elke geldige en beschikbare verbonden dienst,
met uitzondering van geolocatiegegevens (zoals
gps-coördinaten).
Sommige verbonden diensten werken mogelijk niet goed zonder de
geolocatiegegevens van de auto.
Deze modus kan niet worden gebruikt voor de noodoproepfunctie of voor specifieke
diensten waarvoor de gebruiker toestemming
geeft onder de voorwaarden van commerciële
contracten (verbonden alarm).
" Privémodus"
Deze modus staat niet toe dat de auto
persoonsgegevens naar buiten de auto verzendt.
De verbonden diensten werken alleen in de auto zelf en hebben beperkte functies.
Deze modus kan niet worden gebruikt voor de noodoproepfunctie of voor specifieke
diensten waarvoor de gebruiker toestemming
geeft onder de voorwaarden van commerciële
contracten (verbonden alarm).
Professionele doeleindenAls de auto voor bedrijfsdoeleinden of onder
de voorwaarden van specifieke contracten (zoals
bedrijfswagenpark of in dienst van de overheid)
wordt gebruikt, zijn bepaalde privacymodi niet
beschikbaar voor de gebruiker op het scherm,
afhankelijk van de gegevens die voor de dienst
moeten worden gedeeld.
Wanneer u de modus wilt wijzigen, veeg omlaag
vanaf het bovenste rand van het touchscreen, voor
het weergeven van alle instellingen.
Druk op deze toets en selecteer de gekozen modus. De modus wordt uitgelicht.
OF
Druk op de "Instellingen"-app.
Selecteer het "Connectiviteit"-tabblad in de lijst.
Selecteer "Privacy-instellingen".
Kies de modus.
Internetportal
Wanneer de auto is aangeschaft en de internetportal
voor het eerst wordt gebruikt, wordt de gebruiker
gevraagd om het land van verblijf te selecteren om
de internetportal te kunnen gebruiken. Als er geen land wordt geselecteerd, wordt de
melding opgeslagen in het meldingencentrum
en verdwijnt deze melding wanneer het land is
geselecteerd. Veeg op het touchscreen met een
vinger van boven naar beneden om alle meldingen
weer te geven.
Er moet een land worden geselecteerd om de
beschikbare internetapplicaties te kunnen gebruiken.
Druk op de "Instellingen"-app.
Selecteer "Connected Services" in de lijst.
Kies het land.
Wanneer u het voor de eerste keer gebruikt
via een verbonden mobiel apparaat, maakt
het systeem een koppeling met uw profiel. Het
verbonden mobiele apparaat dient als
toegangssleutel tot opgeslagen persoonlijke
informatie. Schakel eerst de Bluetooth
®-functie van
het mobiele apparaat in.
Selecteer de gewenste applicatie. Indien nodig wordt
om authenticatie gevraagd. Deze authenticatie wordt
opgeslagen voor toekomstig gebruik via het mobiele
apparaat dat verbonden is met het huidige profiel.
Als het mobiele apparaat niet verbonden is met het
huidige profiel, of als het Gast-profiel wordt gebruikt,
wordt bij elk gebruik gevraagd om authenticatie.
Wanneer het "Gast"-profiel wordt gebruikt, wordt voor elk gebruik om een identificatie
gevraagd.
203
PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT i-Connect
10Als er geen telefoon is aangesloten door middel van Bluetooth®, kondigt een
gesproken bericht het volgende aan: "Sluit een
telefoon aan door middel van Bluetooth
®". Hierna
wordt de spraaksessie afgesloten.
Voorbeeld van een gesproken commando voor het weerbericht:
"heb ik een regenjas nodig"
"hoe is het weer vanavond"
"wat is vandaag de luchtvochtigheid"
Navigatie
Navigatie-startscherm
(afhankelijk van de uitvoering)
Toegang tot aanvullende video's
https://www.tomtom.com/PSAGroup-Connected-NavDruk op de "Navigatie"-app om het startscherm van de navigatie weer te geven.
Druk op "Zoeken" om een adres of een naam in te voeren.
Druk op deze toets om het hoofdmenu van de verschillende opties weer te geven.
Druk op deze toets om de 3D / 2D-modus weer te geven.
Selecteer "Geluid ingeschakeld", "Alleen waarschuwingen" en "Stil" door
herhaaldelijk op deze toets te drukken.
Druk op de toets "plus" / "min" om in of uit te zoomen, of gebruik twee vingers op het
scherm.
Hoofdmenu
Druk op de "Navigatie"-app om het startscherm van de navigatie weer te geven.
Druk op deze toets om het hoofdmenu van de verschillende opties weer te geven.
Selecteer "Zoeken" om een adres, naam of bepaalde POI in te voeren.
Selecteer "Thuis" om een adres te gebruiken dat eerder in "Thuis toevoegen" is
ingevoerd.
Selecteer "Werk" om een adres te gebruiken dat eerder in "Mijn plaatsen" is ingevoerd.
Selecteer "Recente bestemmingen" om de recent opgezochte bestemmingen weer te
geven.
Selecteer "Huidige " om een ander menu te
openen en verschillende handelingen uit te
voeren voor de route die op dat moment is gepland.
Selecteer "Mijn plaatsen" voor een snelle toegang tot opgeslagen plaatsen en favoriete
bestemmingen.
Selecteer "Mijn routes" om uw favoriete routes weer te geven.
Selecteer "Parkeren" om verschillende parkeeropties in de regio weer te geven.
Selecteer "Benzinestation" om de verschillende benzinestations op de huidige
route of in de buurt van de huidige locatie weer te
geven.
Selecteer "TomTom service" om toegang te krijgen tot de netwerkstatus.
Selecteer "Instellingen" om het type auto in te voeren en het display, de gesproken
commando's, de kaartopties, het plannen van
routes, geluiden en waarschuwingen en
systeeminformatie te personaliseren.
Selecteer deze toets om informatie over softwareversies en juridische informatie weer
te geven. Informatie over de gebruikte Open
Source-softwarebibliotheken en de bijbehorende
licentie-urls.
Maak regelmatig verbinding met een veilig Wi-Fi-toegangspunt, zodat de kaarten
automatisch worden bijgewerkt.
Kaarten kunnen ook worden bijgewerkt via een
mobiel netwerk, afhankelijk van de uitvoering, het
land van verkoop, het uitrustingsniveau van de
auto en het abonnement op verbonden diensten
en opties.
Maar als u het wifinetwerk van uw smartphone
en/of een mobiel netwerk gebruikt, kunnen er
extra kosten worden aangerekend als u kosten
buiten uw abonnement maakt.
Deze eventuele kosten wordt verrekend via de
rekening van uw mobiele serviceprovider.
213
Registratie van autogegevens en privacy
11Registratie van
autogegevens en privacy
In de auto zijn elektronische regeleenheden
geïnstalleerd. Deze regeleenheden verwerken
gegevens die bijvoorbeeld van de sensoren van
de auto worden ontvangen, of gegevens die door
de eenheden zelf worden gegenereerd of die ze
met elkaar uitwisselen. Sommige regeleenheden
zijn vereist voor de juiste werking van uw auto,
andere eenheden helpen u bij het rijden (rij- of
parkeerhulpsystemen) en nog weer andere
eenheden bieden comfort- of infotainment-functies.
Hieronder staat algemene informatie over hoe
gegevens in de auto worden verwerkt.
U vindt aanvullende informatie over de specifieke
gegevens die worden gedownload, opgeslagen
en verstuurd naar derden en waarvoor ze
in uw auto worden gebruikt. Dit staat onder
"Gegevensbescherming". Deze informatie is direct
gekoppeld aan de referenties voor de betreffende
functies in het bijbehorende instructieboekje voor de
auto of in de algemene verkoopvoorwaarden.
Deze informatie staat ook online.
Werkingsgegevens van de
auto
De regeleenheden verwerken gegevens die voor de
werking van de auto worden gebruikt.
Deze gegevens omvatten onder meer:
–
Informatie over de toestand van de auto
(zoals snelheid, reistijd, zijdelingse acceleratie, draaisnelheid van de wielen en vastgemaakte
veiligheidsgordels).
–
Omgevingsfactoren (zoals temperatuur
,
regensensor en afstandssensor).
Over het algemeen zijn deze gegevens tijdelijk,
worden ze niet langer dan één werkingscyclus
opgeslagen en worden ze alleen in de auto zelf
gebruikt. De regeleenheden slaan deze gegevens
vaak op (inclusief de sleutel van de auto). Met deze
functie kan informatie over de toestand van de auto,
de belasting van componenten, servicevereisten,
gebeurtenissen en technische storingen tijdelijk of
permanent worden opgeslagen.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau van de auto
worden de gegevens als volgt opgeslagen:
–
De bedrijfsstatus van systeemcomponenten
(zoals het vulniveau, de bandenspanning en de
laadtoestand van de accu).
–
Fouten en storingen in belangrijkste
systeemcomponenten (zoals lampen en remmen).
–
Reacties van systemen in specifieke rijsituaties
(zoals activering van een airbag of activering van
stabiliteitsregel- en remsystemen).
–
Informatie over gebeurtenissen die schade aan de
auto hebben veroorzaakt.
–
Bij elektrische en plug-in hybride auto's de
laadtoestand van de tractiebatterij en de geschatte
actieradius.
Onder specifieke omstandigheden (bijvoorbeeld
als de auto een storing heeft gedetecteerd) kan het
nodig zijn om gegevens te registreren die anders
niet worden opgeslagen. Wanneer u servicewerkzaamheden aan uw auto
laat uitvoeren (zoals reparatie of onderhoud), dan
kunnen de opgeslagen bedrijfsgegevens worden
uitgelezen, samen met het VIN-nummer van de
auto, en kunnen ze waar nodig worden gebruikt.
Personeel dat voor het servicenetwerk werkt (zoals
garages en fabrikanten) of derden (bijvoorbeeld
pechhulpverleners) kunnen de gegevens van de
auto uitlezen. Dit geldt ook voor werkzaamheden die
onder garantie en vanwege kwaliteitsmaatregelen
worden uitgevoerd.
Deze gegevens worden meestal uitgelezen via
de OBD-aansluiting (On-Board Diagnostics) die
wettelijk verplicht in de auto is. De gegevens
worden gebruikt voor meldingen over de technische
toestand van de auto of componenten van de auto
en maakt de diagnose van storingen gemakkelijker,
in overeenstemming met verplichtingen onder
garantie en voor verbetering van de kwaliteit. Deze
gegevens, met name informatie over belasting
van componenten, technische gebeurtenissen,
bedieningsfouten en andere storingen, worden
waar nodig naar de fabrikant gestuurd, samen met
het VIN-nummer van de auto. Er kan ook sprake
zijn van aansprakelijkheid van de fabrikant. De
fabrikant kan de bedrijfsgegevens die uit de auto
worden gehaald ook gebruiken voor terugroepacties
voor producten. De gegevens kunnen ook worden
gebruikt om de garantie van de klant en eventuele
garantieclaims na te kijken.
Elke storing die in de auto is opgeslagen, kan
door een servicepunt tijdens onderhouds- of
215
Registratie van autogegevens en privacy
11sommige gevallen de volledige verbinding van de
auto met het draadloze netwerk. Dit omvat geen
wettelijk verplichte functies en diensten, zoals
noodoproep- of hulpoproepsystemen.
Diensten van derden
Als u online diensten van andere leveranciers
(derden) gebruikt, dan vallen deze diensten
onder de verantwoordelijkheid, vereisten
voor gegevensbescherming en de algemene
gebruiksvoorwaarden van de betreffende
leverancier. De fabrikant heeft vaak niets te
zeggen over de inhoud die in deze gevallen wordt
uitgewisseld.
Zorg er daarom voor dat u op de hoogte bent van
de aard, de omvang en het doel van de verzamelde
en gebruikte personeelsgegevens als onderdeel
van diensten van derden die door de betreffende
serviceprovider worden geleverd.