104
Veiligheid
Dit waarschuwingslampje gaat branden en blijft branden om aan te geven dat de airbag
is uitgeschakeld.
Of
Dit waarschuwingslampje gaat ongeveer 1 minuut branden om aan te geven dat de
airbag is ingeschakeld.
Aanbevolen kinderzitjes
Kinderzitjes die met een
driepuntsveiligheidsgordel kunnen worden
vastgemaakt.
Categorie 0+: vanaf geboorte tot 13 kg.
L1
"RÖMER Baby-Safe"
Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst.
Categorie 2 en 3: van 15 tot 36 kg
L5
"RÖMER KIDFIX 2R"
Kan aan de ISOFIX-bevestigingspunten van uw auto worden bevestigd.
Het kind wordt beschermd door de veiligheidsgordel.
Alleen geschikt voor plaatsing op de buitenste zitplaatsen achter.
De hoofdsteun van de stoel moet worden verwijderd.
Categorie 2 en 3: van 15 tot 36 kg
L6
"GRACO Booster"
Het kind wordt beschermd door de veiligheidsgordel.
Alleen geschikt voor plaatsing op de
voorpassagiersstoel of op de buitenste zitplaatsen achter.
Overzicht voor het bevestigen van kinderzitjes met de veiligheidsgordel
Overeenkomstig de Europese wetgeving staan in dit overzicht de mogelijkh\
eden voor het bevestigen met de veiligheidsgordel van een universeel gehomologeerd (a)
met de veiligheidsgordel.
105
Veiligheid
5Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie
Zitplaats Airbag
voorpassagier Lichter dan 13
kg
(groep
0 (b) en 0+)
Tot ongeveer 1 jaar Van 9 tot 18
kg
(groep 1)
Van 1 tot ongeveer 3 jaar Van 15 tot 25
kg
(groep 2)
Van 3 tot ongeveer 6 jaar Van 22 tot 36
kg
(groep 3)
Van 6 tot ongeveer 10 jaar
Zitrij 1 (c) Passagiersstoel
met hoogteverstelling (d)
zonder hoogteafstelling (e)
Uitgeschakeld: "OFF" U
UUU
Ingeschakeld: "ON" XUF UFUF
Rij 2 (f) Achterbank (c) (g)
U UUU
Rij 3 (f)Buitenste zitplaatsen
achter X
XXX
U: Zitplaats geschikt voor de bevestiging van
een universeel gehomologeerd kinderzitje met
een veiligheidsgordel, zowel met de "rug in de
rijrichting" als met het "gezicht in de rijrichting". UF:
Zitplaats geschikt voor de bevestiging van
een universeel gehomologeerd kinderzitje met
een veiligheidsgordel, met het "gezicht in de
rijrichting".
X: Zitplaats niet geschikt voor een kinderzitje uit de
aangegeven gewichtscategorie. (a)
Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in alle
auto's met de veiligheidsgordel kan worden
bevestigd.
109
Veiligheid
5Overzicht voor het bevestigen van ISOFIX-kinderzitjes
Volgens de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden aan vo\
or het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de auto die van ISOFIX-
bevestigingen is voorzien.
Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-ma\
at op het kinderzitje naast het i-Size-logo aangegeven met een letter (A t/m G).
Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie
Lichter dan
10 kg
(categorie 0) Tot ca. 6
maanden Lichter dan 10
kg
Tot 13 kg
(categorie 0)
(categorie 0+)
Tot ongeveer 1 jaar Van 9 tot 18
kg
(groep 1)
Van 1 tot ongeveer 3 jaar
Type ISOFIX-kinderzitje Reiswieg"Rug in de rijrichting" "Rug in de
rijrichting""Gezicht in de rijrichting"
ISOFIX-maat F G C D E C D A B B1 B2 B3
Zitplaats Airbag
voorpassagier
Zitrij 1 (a) Passagiersstoel
met of zonder
hoogteverstelling Uitgeschakeld:
"OFF" X
IL IL IUF/IL
Ingeschakeld: "ON" X
XX IUF/IL
Zitrij 2 Buitenste
zitplaatsen achter IL
(b) IL IL IUF/IL
Middelste
zitplaats achter Geen ISOFIX
11 0
Veiligheid
Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie
Lichter dan 10 kg
(categorie 0) Tot ca. 6
maanden Lichter dan 10
kg
Tot 13 kg
(categorie 0)
(categorie 0+)
Tot ongeveer 1 jaar Van 9 tot 18
kg
(groep 1)
Van 1 tot ongeveer 3 jaar
Type ISOFIX-kinderzitje Reiswieg"Rug in de rijrichting" "Rug in de
rijrichting""Gezicht in de rijrichting"
ISOFIX-maat F G C D E C D A B B1 B2 B3
Zitplaats Airbag
voorpassagier
Zitrij 1 (a) Passagiersstoel
met of zonder
hoogteverstelling Uitgeschakeld:
"OFF" Geen ISOFIX
Ingeschakeld: "ON"
Zitrij 2 Zitplaats
achterin,
achter de
bestuurdersstoel X
IL (b) IL IL IUF/IL
Zitplaats
achterin,
achter de
passagiersstoel IL
(b) X IL IL IUF/IL
Middelste
zitplaats achter X
IL IL IUF/IL
Zitrij 3 Buitenste
zitplaatsen achter Geen ISOFIX
11 2
Veiligheid
i-Size-kinderzitjes
i-Size-kinderzitjes A) moeten worden bevestigd.
Deze i-Size-kinderzitjes zijn ook uitgerust met:
–
een bovenste bevestigingsriem die kan worden vastgemaakt aan bevestiging\
sring
B.
–
of een steun die op de vloer rust, vóór de voor i-Size-kinderzitje\
s geschikte zitplaats van de auto.
Ze voorkomen dat het kinderzitje bij een ongeval naar voren kantelt.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over
ISOFIX-bevestigingen.
Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden aan voor het \
bevestigen van een i-Size-kinderzitje op een plaats in de auto voorzien van
ISOFIX-bevestigingen die voor i-Size-kinderzitjes zijn goedgekeurd.
Zitplaats
Airbag voorpassagieri-Size-bevestigingssysteem i-Size-bevestigingssysteem
Zitrij 1 (a) Passagiersstoel
met of zonder hoogteverstelling
Uitgeschakeld: "OFF" i-UGeen i-Size
Ingeschakeld: "ON" i-UFGeen i-Size
Zitrij 2 Buitenste zitplaatsen achter
i-U i-U
Middelste zitplaats achter
Geen i-Size i-U
11 3
Veiligheid
5
Zitplaats
Airbag voorpassagieri-Size-bevestigingssysteem i-Size-bevestigingssysteem
Zitrij 3 Buitenste zitplaatsen achter -Geen i-Size
i-U: Zitplaats geschikt voor de bevestiging van een
universeel goedgekeurd i-Size-kinderzitje met
het gezicht in de rijrichting of met de rug in de
rijrichting".
i-UF: Zitplaats uitsluitend geschikt voor de
bevestiging van een universeel goedgekeurd
i-Size-kinderzitje met het gezicht in de
rijrichting".
X: Zitplaats niet geschikt voor de bevestiging van
een universeel goedgekeurd i-Size-kinderzitje.
(a) Raadpleeg de wettelijke bepalingen van uw
land alvorens een kinderzitje op deze plaats te
bevestigen.
Mechanische
kinderbeveiliging
Het systeem voorkomt dat een van de
achterportieren van binnenuit met de handgreep kan
worden geopend.
De rode knop bevindt zich op de zijkant van beide
achterportieren (aangegeven door een label).
Inschakelen / uitschakelen
► U kunt het kinderslot inschakelen door de
ingebouwde sleutel in de rode knop zo ver mogelijk
te draaien: •
Draai naar rechts op het achterportier links.
•
Draai naar links op het achterportier rechts.
►
Schakel het kinderslot uit door de sleutel in de
andere richting te draaien.
Verwar de rode knop van het kinderslot niet met de zwarte knop van de
noodvergrendeling.
Elektrisch kinderslot
Deze functie voorkomt dat de achterdeuren kunnen
worden geopend met de binnenhandgrepen en dat
de elektrische achterruiten kunnen worden bediend.
Inschakelen / uitschakelen
► Druk met het contact ingeschakeld op deze toets
om het kinderslot in of uit te schakelen.
160
Rijden
Werking
Het systeem werkt onder de volgende
omstandigheden:
–
Bij lagere snelheid in stedelijke gebieden,
wanneer er een stilstaand voertuig, voetganger of
fietser wordt gedetecteerd.
–
De rijsnelheid ligt tussen 10
en 85 km/h
(uitvoeringen met uitsluitend een camera) of 140
km/h (uitvoeringen met camera en radar) wanneer
een rijdend voertuig wordt gedetecteerd.
Dit waarschuwingslampje knippert (gedurende ongeveer 10 seconden) zodra
de functie de remmen van de auto bedient.
Tijdens het knipperen is de functie niet beschikbaar.
Als het automatische noodremsysteem wordt
gebruikt bij een auto met automatische transmissie,
moet u het rempedaal ingedrukt houden, ook nadat
de auto helemaal tot stilstand is gekomen, om te
voorkomen dat de auto wegrolt.
Bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak kan de motor afslaan als de auto
door het automatische noodremsysteem tot stilstand
wordt gebracht.
De bestuurder kan het automatische noodremsysteem op elk gewenst moment
uitschakelen door een ferme stuurbeweging te
maken en/of het gaspedaal stevig in te trappen.
Het rempedaal kan zwaar voelen en iets trillen als deze functie actief is.
Als de auto volledig tot stilstand is gekomen,
blijven de remmen automatisch 1 tot 2 seconden
geactiveerd.
Storing
Dit waarschuwingslampje gaat op het instrumentenpaneel branden met in
sommige gevallen de melding "Sensor blind".
Uitvoering met alleen camera: het systeem is
uitgeschakeld.
Uitvoering met camera en radar: het systeem kan
blijven werken met verminderde functie.
Dit kan worden veroorzaakt door minder zicht
(bijvoorbeeld door regen, mist, sneeuw, verblinding
door een laaghangende zon) of omdat een van de
sensoren is afgedekt. Stop de auto in dat geval en
controleer of de camera aan de voorzijde of de radar
aan de voorzijde met vuil, sneeuw, ijs of iets anders
is afgedekt waardoor de sensor niet goed werkt.
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel branden, in
combinatie met een melding en een geluidssignaal.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Deze waarschuwingslampjes gaan op het instrumentenpaneel en/of op
het display met waarschuwingslampjes voor de
veiligheidsgordels of de airbag vóór aan
passagierszijde branden om aan te geven dat de
veiligheidsgordel van de bestuurder en/of de
passagier voorin niet is bevestigd (afhankelijk van de
uitvoering). Het automatische remsysteem is
uitgeschakeld totdat de veiligheidsgordels zijn
vastgemaakt.
Systeem voor detecteren
van onoplettendheid
Raadpleeg voor meer informatie de algemene adviezen over het gebruik van
de rij- en parkeerhulpsystemen.
Afhankelijk van de uitvoering omvat de functie alleen
het systeem "Waarschuwing voor bestuurder" of
daarnaast ook het systeem "Waarschuwing voor
bestuurder via camera".
Deze systemen zijn absoluut niet bedoeld om de bestuurder wakker te houden of te
voorkomen dat de bestuurder achter het stuur in
slaap valt.
Het is altijd de verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de auto aan de kant te zetten als
hij / zij vermoeid is.
Neem een pauze wanneer u moe bent en in elk
geval elke 2 uur.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan worden ingesteld via het menu Rijverlichting / Auto
van het
touchscreen.
273
Registratie van autogegevens en privacy
12Registratie van
autogegevens en privacy
In de auto zijn elektronische regeleenheden
geïnstalleerd. Deze regeleenheden verwerken
gegevens die bijvoorbeeld van de sensoren van
de auto worden ontvangen, of gegevens die door
de eenheden zelf worden gegenereerd of die ze
met elkaar uitwisselen. Sommige regeleenheden
zijn vereist voor de juiste werking van uw auto,
andere eenheden helpen u bij het rijden (rij- of
parkeerhulpsystemen) en nog weer andere
eenheden bieden comfort- of infotainment-functies.
Hieronder staat algemene informatie over hoe
gegevens in de auto worden verwerkt.
U vindt aanvullende informatie over de specifieke
gegevens die worden gedownload, opgeslagen
en verstuurd naar derden en waarvoor ze
in uw auto worden gebruikt. Dit staat onder
"Gegevensbescherming". Deze informatie is direct
gekoppeld aan de referenties voor de betreffende
functies in het bijbehorende instructieboekje voor de
auto of in de algemene verkoopvoorwaarden.
Deze informatie staat ook online.
Werkingsgegevens van de
auto
De regeleenheden verwerken gegevens die voor de
werking van de auto worden gebruikt.
Deze gegevens omvatten onder meer:
–
Informatie over de toestand van de auto
(zoals snelheid, reistijd, zijdelingse acceleratie, draaisnelheid van de wielen en vastgemaakte
veiligheidsgordels).
–
Omgevingsfactoren (zoals temperatuur
,
regensensor en afstandssensor).
Over het algemeen zijn deze gegevens tijdelijk,
worden ze niet langer dan één werkingscyclus
opgeslagen en worden ze alleen in de auto zelf
gebruikt. De regeleenheden slaan deze gegevens
vaak op (inclusief de sleutel van de auto). Met deze
functie kan informatie over de toestand van de auto,
de belasting van componenten, servicevereisten,
gebeurtenissen en technische storingen tijdelijk of
permanent worden opgeslagen.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau van de auto
worden de gegevens als volgt opgeslagen:
–
De bedrijfsstatus van systeemcomponenten
(zoals het vulniveau, de bandenspanning en de
laadtoestand van de accu).
–
Fouten en storingen in belangrijkste
systeemcomponenten (zoals lampen en remmen).
–
Reacties van systemen in specifieke rijsituaties
(zoals activering van een airbag of activering van
stabiliteitsregel- en remsystemen).
–
Informatie over gebeurtenissen die schade aan de
auto hebben veroorzaakt.
–
Bij elektrische en plug-in hybride auto's de
laadtoestand van de tractiebatterij en de geschatte
actieradius.
Onder specifieke omstandigheden (bijvoorbeeld
als de auto een storing heeft gedetecteerd) kan het
nodig zijn om gegevens te registreren die anders
niet worden opgeslagen. Wanneer u servicewerkzaamheden aan uw auto
laat uitvoeren (zoals reparatie of onderhoud), dan
kunnen de opgeslagen bedrijfsgegevens worden
uitgelezen, samen met het VIN-nummer van de
auto, en kunnen ze waar nodig worden gebruikt.
Personeel dat voor het servicenetwerk werkt (zoals
garages en fabrikanten) of derden (bijvoorbeeld
pechhulpverleners) kunnen de gegevens van de
auto uitlezen. Dit geldt ook voor werkzaamheden die
onder garantie en vanwege kwaliteitsmaatregelen
worden uitgevoerd.
Deze gegevens worden meestal uitgelezen via
de OBD-aansluiting (On-Board Diagnostics) die
wettelijk verplicht in de auto is. De gegevens
worden gebruikt voor meldingen over de technische
toestand van de auto of componenten van de auto
en maakt de diagnose van storingen gemakkelijker,
in overeenstemming met verplichtingen onder
garantie en voor verbetering van de kwaliteit. Deze
gegevens, met name informatie over belasting
van componenten, technische gebeurtenissen,
bedieningsfouten en andere storingen, worden
waar nodig naar de fabrikant gestuurd, samen met
het VIN-nummer van de auto. Er kan ook sprake
zijn van aansprakelijkheid van de fabrikant. De
fabrikant kan de bedrijfsgegevens die uit de auto
worden gehaald ook gebruiken voor terugroepacties
voor producten. De gegevens kunnen ook worden
gebruikt om de garantie van de klant en eventuele
garantieclaims na te kijken.
Elke storing die in de auto is opgeslagen, kan
door een servicepunt tijdens onderhouds- of