Speciale kenmerken
3-1
3
DAU91323
“D-MODE”“D-MODE” is een elektronisch geregeld
motorprestatiesysteem.
WAARSCHUWING
DWA18440
Wijzig d e rijmo dus niet tij dens het rij den.Het “D-MODE”-systeem bestaat uit 4 ver-
schillende kenvelden voor de regeling van
de motorrespons en het motorvermogen.
Hierdoor kunt u kiezen uit diverse modi
naargelang uw voorkeuren en rijomgeving.
D-MODE 1 - Sportieve motorrespons
D-MODE 2 - Gemiddelde motorrespons
D-MODE 3 - Milde motorrespons
D-MODE 4 - Milde motorrespons en be-
perking van het motorvermogenOPMERKING De huidige instelling voor “D-MODE”
wordt getoond in de weergave MODE.
(Zie pagina 4-11.)
De huidige instelling voor “D-MODE”
wordt opgeslagen wanneer de machi-
ne wordt uitgeschakeld.
De “D-MODE” wordt geregeld met
behulp van de schakelaars MODE, zie
pagina 4-4 voor meer informatie.
DAU91434
“TCS-MODE”Dit model is uitgerust met de tractierege-
ling, de anti-uitbreekregeling (SCS) en het
anti-liftsysteem (LIF). Deze zijn gegroe-
peerd in “TCS-MODE”. “TCS-MODE” heeft
4 instellingen:
“TCS-MODE M” kan worden aangepast in
het instellingenmenu, zie pagina 4-15.
Tractiere gelin g
De tractieregeling helpt bij het behouden
van grip bij het optrekken. Wanneer senso-
ren detecteren dat het achterwiel begint te
slippen (ongecontroleerde slip), grijpt de
tractieregeling in door het motorvermogen
te reguleren totdat de grip is hersteld. Het
controlelampje tractieregeling “ ” knip-
pert om de bestuurder te laten weten dat
de tractieregeling is ingeschakeld.
De werking van de tractieregeling wordt au-
tomatisch aangepast op basis van de leun-
hoek van de machine. Om een maximale acceleratie mogelijk te maken, wordt in de
rechtopstand minder tractieregeling toege-
past. In de bochten wordt meer tractierege-
ling toegepast.
OPMERKING
Het is mogelijk dat de tractieregeling
wordt geactiveerd wanneer de machi-
ne over een hobbel rijdt.
Er zijn mogelijk kleine veranderingen
in het motor- en uitlaatgeluid waar-
neembaar wanneer de tractieregeling
of andere systemen worden geacti-
veerd.
De tractieregeling kan alleen worden
uitgeschakeld door “TCS-MODE” op
“OFF” te zetten met behulp van de
schakelaars MODE. Zie pagina 4-4
voor meer informatie over “TCS-MO-
DE”.
MODE
Tr a c -
tiere-
gelin g
SCS LIF
TCS-MODE 1 1 1 1
TCS-MODE 2 2 2 2
TCS-MODE M 1, 2, 3 OFF, 1,
2, 3 OFF,
1, 2, 3
TCS-MODE
OFF OFF OFF OFF
Tractieregeling
UB7ND1D0.book Page 1 Monday, August 30, 2021 2:32 PM
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-11
4
4. Houd de wielschakelaar ingedrukt tot-
dat het gemarkeerde display-item
wordt teruggesteld.
Aanduiding ingeschakelde versnelling
Geeft weer welke versnelling is ingescha-
keld. Dit model heeft 6 versnellingen en een
vrijstand. De vrijstand wordt aangegeven
door het vrijstandcontrolelampje “ ” en
door de aanduiding voor de ingeschakelde
versnelling “ ”.
Weergave MODE
Deze weergave toont de huidige instellin-
gen voor “D-MODE” en “TCS-MODE”. De
modus die vergroot aan de rechterzijde
wordt weergegeven kan worden bijgesteld
met de schakelaars MODE omhoog/om-
laag. Gebruik de schakelaar “MODE” om
links-rechts te wisselen tussen “TCS-MO-
DE” en “D-MODE”. Zie pagina 3-1 voor informatie over instel-
lingen voor “D-MODE” en “TCS-MODE”.
OPMERKING
Als het storingsindicatielampje “ ”,
de waarschuwing hulpsysteem “ ”
of de waarschuwing koelvloeistoftem-
peratuur “ ” oplicht, kunnen “D-MO-
DE” en “TCS-MODE” niet worden
bijgesteld.
De eerder geselecteerde modi worden
weergegeven als de machinevoeding
wordt ingeschakeld.Selecteer om de tractieregeling uit te scha-
kelen “TCS-MODE” met de schakelaar
“MODE” en houd vervolgens de schakelaar
MODE omhoog ingedrukt totdat “OFF”
wordt weergegeven. Druk om de tractiere-
geling weer in te scha kelen op de schake-
laar MODE omlaag (“TCS-MODE” zal
terugkeren naar de eerdere instelling).OPMERKING Als “TCS-MODE” op “OFF” wordt ge-
zet, worden de tractieregeling, SCS en
LIF ook uitgeschakeld.
De instellingen “TCS-MODE OFF” en
“TCS-MODE M” kunnen alleen wor-
den geselecteerd als de machine stil-
staat.
Klok
De klok maakt gebruik van een 12-uursy-
steem.
Zie pagina 4-18 voor het instellen van de
klok.
Indicator snelschakelsysteem “QS”
Als er kan worden geschakeld, wordt de
respectievelijke QS of groen.
Als er niet kan worden geschakeld, is de
QS wit.
Als de snelschakelfunctie is uitgeschakeld,
wordt de QS zelf niet weergegeven.
De snelschakelfuncties kunnen worden in-
of uitgeschakeld in het instellingenmenu.
Zie pagina 4-15.OPMERKINGDe functies voor op- en terugschakelen zijn
onafhankelijk en kunnen afzonderlijk van el-
kaar worden geactiveerd.
Zie voor meer informatie over het snelscha-
kelsysteem “Snelschakelsysteem” op pagi-
na 3-2.Pictogram instellingenmenu “ ”
Selecteer dit pictogram en druk op de wiel-
schakelaar om instellingen te wijzigen via
het scherm MENU. (Zie pagina 4-14.)
UB7ND1D0.book Page 11 Monday, August 30, 2021 2:32 PM
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-16
4
BCHet remregelsysteem heeft twee instellin-
gen, BC1 en BC2. Selecteer BC1 als u al-
leen het standaard ABS wilt gebruiken.
Selecteer BC2 om het remregelsysteem de
remdruk verder te laten reguleren in de
bochten om laterale wielslip te beperken.OPMERKINGVoor ervaren rijders en bij circuitgebruik
kan het BC2-remsysteem bij wisselende
omstandigheden vroeger ingrijpen dan ver-
wacht in relatie tot uw beoogde snelheid of
lijn in de bochten.
SnelschakelsysteemDe indicators van het snelschakelsysteem
zijn verdeeld in de secties QS en QS .
QS en QS zijn niet gekoppeld en kun-
nen onafhankelijk van elkaar worden in- of
uitgeschakeld.
Het snelschakelsysteem kan worden inge-
steld op ON of OFF.
In de stand OFF wordt de betreffende op-
of terugschakelfunctie uitgeschakeld. In
dat geval moet bij schakelen in die richting
de koppelingshendel worden gebruikt.OPMERKINGAls de instelling van het snelschakelsy-
steem niet kan worden gewijzigd: schakel
de motor uit met de versnellingsbak in de
vrijstand en wijzig dan de instelling.
“Shift Indicator”
Met deze module kan een aangepaste
schakelindicator worden ingesteld. Als het
motortoerental in (toeren per minuut, tpm)
in het gespecificeerde bereik ligt, gaat de
schakelindicator knipperen.
Deze module heeft 3 opties:
“IND Mode” - de schakelindicator kan wor-
den in- of uitgeschakeld
“IND Start” - het toerental waarbij de indi-
cator begint te knipperen kan worden ge-
kozen. Draai na select ie de wielschakelaar
omhoog of omlaag om de toerentalwaarde
met stappen van 200 tpm te verhogen of
verlagen. “IND Start” kan worden ingesteld
tussen 6000 - 12800 tpm.
“IND Stop” - het toerental waarbij de indi-
cator stopt met knipperen kan worden ge-
kozen. Draai na select ie de wielschakelaar
omhoog of omlaag om de toerentalwaarde
km/h
BC Setting
BC
2
km/h
QS Setting
Q S ONQS ON
km/h
Shift Ind icator
IND Mod eONIND Start 8000 r/minIND Stop 10000 r/min
UB7ND1D0.book Page 16 Monday, August 30, 2021 2:32 PM
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-23
4
terechtkomt, was deze dan af met water
en zeep. Als u benzine op uw kleding
morst, trek dan andere kleding aan.
DAU86072
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van normale loodvrije benzine met
een octaangetal van 95 of hoger. Als de
motor gaat kloppen (pingelen), gebruik dan
benzine van een ander merk of met een ho-
ger octaangetal.
OPMERKINGDeze markering geeft de aanbevolen
brandstof voor dit voertuig aan zoals
gespecificeerd in de Europese voor-
schriften (EN228).
Controleer of het vulpistool van de
brandstofpomp dezelfde markering
heeft.Gasohol
Er bestaan twee typen gasohol: gasohol
met ethanol en gasohol met methanol.
Gasohol met ethanol kan worden gebruikt,
mits het ethanolgehalte niet hoger is dan
10% (E10). Gasohol met methanol wordt
niet aangeraden door Yamaha aangezien
deze schade kan toebrengen aan het
brandstofsysteem of problemen kan ople-
veren met de voertuigprestaties.LET OP
DCA11401
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Loodhoudende benzine veroorzaakt
ernstige schade aan inwendige motor-
onderdelen als kleppen en zuigerveren
en ook aan het uitlaatsysteem.
DAU86160
TankoverloopslangDe overloopslang voert overtollige brand-
stof af en leidt deze veilig weg van de ma-
chine.
Voordat u de machine gaat gebruiken:
Controleer de aansluiting van de over-
loopslang van de brandstoftank.
Controleer de overloopslang van de
brandstoftank op scheuren of bescha-
diging en vervang deze indien nodig.
Controleer of de overloopslang van de
brandstoftank niet verstopt is en reinig
deze indien nodig.
Controleer of het uiteinde van de over-
loopslang van de brandstoftank is ge-
plaatst zoals afgebeeld.
Aanbevolen brandstof:
Loodvrije benzine (E10 acceptabel)
Octaangetal (RON): 95
Inhoud brandstoftank: 14 L (3.7 US gal, 3.1 Imp. gal)
Brandstofreserve:
2.8 L (0.74 US gal, 0.62 Imp.gal)
E5
E10
1. Overloopslang brandstoftank
2. Wit merkteken
3. Klem
1 1 1
32 2 2
UB7ND1D0.book Page 23 Monday, August 30, 2021 2:32 PM
Voor uw veiligheid – controles voor het rijden
5-2
5
Achterrem• Controleer de werking.
• Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het
hydraulisch systeem te ontluchten.
• Controleer de remblokken op slijtage.
• Vervang indien nodig.
• Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
• Vul indien nodig het voorgeschreven type remvloeistof bij tot aan het voorge- schreven niveau.
• Controleer het hydraulisch systeem op lekkage. 7-20, 7-20
Koppeling • Controleer de werking.
• Smeer indien nodig de kabel.
• Controleer de vrije slag van de koppelingshendel.
• Stel indien nodig bij.
7-18
Gasgreep • Controleer op soepel draaien en automatische terugkeer naar de beginstand. 7-25
Bedieningskabels • Controleer of de werking soepel is.
• Smeer indien nodig. 7-25
Aandrijfketting • Controleer of de ketting correct is aangespannen.
• Stel indien nodig bij.
• Controleer de conditie van de ketting.
• Smeer indien nodig.
7-22, 7-24
Wielen en banden • Controleer op schade.
• Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.
• Controleer de bandspanning.
• Corrigeer indien nodig.
7-15, 7-18
Rem- en schakelpedalen • Controleer of de werking soepel is.
• Smeer indien nodig de pedaalscharnierpunten. 7-25
Rem- en koppelingshendels • Controleer of de werking soepel is.
• Smeer indien nodig de hendelscharnierpunten.
7-26
Zijstandaard • Controleer of de werking soepel is.
• Smeer indien nodig het scharnierpunt.
7-27
ITEM
CONTROLES PAGINA
UB7ND1D0.book Page 2 Monday, August 30, 2021 2:32 PM
Periodiek onderhoud en afstelling
7-1
7
DAU17246
Door periodiek inspecties, afstellingen en
smeerbeurten uit te laten voeren, zorgt u
ervoor dat uw machine in zo veilig en effi-
ciënt mogelijke conditie blijft. De eige-
naar/bestuurder van de machine is
verplicht de optimale veiligheid te waarbor-
gen. Op de volgende pagina’s wordt de be-
langrijkste informatie met betrekking tot
inspecties, afstellingen en smeerbeurten
gegeven.
De intervalperioden vermeld in de periodie-
ke onderhoudsschema’s moeten worden
beschouwd als een algemene richtlijn on-
der normale rijcondities. Het is echter mo-
gelijk dat de intervalperioden voor
onderhoud moeten worden verkort afhan-
kelijk van het weer, het terrein, de geografi-
sche locatie en individueel gebruik.
WAARSCHUWING
DWA10322
Het niet of onjuist uitvoeren van onder-
houd aan de machine vergroot het risico
op letsel of overlijden tijdens het uitvoe-
ren van onderhoud of het rijden met de
machine. Als u niet bekend bent met
voertuigonderhoud, laat het onderhoud
dan uitvoeren door uw Yamaha dealer.
WAARSCHUWING
DWA15123
Zet voor het uitvoeren van onderhoud de
motor af tenzij anders aangegeven.
Een draaiende motor heeft bewe-
gende delen die lichaamsdelen of
kleding kunnen grijpen en elektri-
sche onderdelen die schokken of
brand kunnen veroorzaken.
Het laten draaien van de motor tij-
dens het uitvoeren van onderhoud
kan leiden tot oogletsel, brandwon-
den, brand of koolmonoxidevergif-
tiging, mogelijk met de dood tot
gevolg. Zie pagina 1-2 voor meer in-
formatie over koolmonoxide.
WAARSCHUWING
DWA15461
Remschijven, -klauwen, -trommels en
-voeringen kunnen tijdens het gebruik
zeer heet worden. Laat onderdelen van
het remsysteem afkoelen alvorens deze
aan te raken.
DAU17303
Emissiecontroles zorgen niet alleen voor
een betere luchtkwalite it, maar zijn ook zeer
belangrijk voor een juiste werking van de
motor en om maximale prestaties te beha-
len. In de volgende periodieke onderhouds-
schema’s is het emissiecontrole-
onderhoud apart gegroepeerd. Dit onder-
houd vereist gespecialiseerde gegevens,
kennis en gereedschap. Onderhoud, ver-
vanging, of reparatie van emissiecontrole-
apparatuur en -systemen kan door elke
gecertificeerde reparateur worden uitge-
voerd (indien van toepassing). Yamaha
dealers beschikken over de training en het
gereedschap om dit onderhoud uit te voe-
ren.
UB7ND1D0.book Page 1 Monday, August 30, 2021 2:32 PM
Periodiek onderhoud en afstelling
7-10
7
DAU36113
FilterbusDit model is voorzien van een filterbus die
voorkomt dat brandstofdampen naar de at-
mosfeer ontsnappen. Controleer alvorens
met deze machine te rijden het volgende: Controleer alle slangaansluitingen.
Controleer de slangen en de filterbus
op barsten of beschadiging. Vervang
indien beschadigd.
Controleer de ontluchtingsinrichting
van de filterbus op verstopping en rei-
nig deze indien nodig.
DAU1990G
MotorolieHet motorolieniveau moet regelmatig wor-
den gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en de oliefilterpatroon
worden vervangen volgens de intervalperi-
oden vermeld in het periodieke onder-
houdsschema.LET OP
DCA11621
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Wacht na het opwarmen van de motor
e en p a ar m i n u t en o m d e o l i e to t r u st t e
laten komen voor een correcte afle-
zing.
2. Zet de machine op een horizontale ondergrond en houd deze rechtop
voor een correcte aflezing.
3. Controleer het olieniveau via het kijk- glas rechts onder in het carter.
1. Filterbus
2. Tankbeluchtingssysteem
3. Overloopslang brandstoftank
1 1
2
3 123
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 9-1.
Oliehoeveelheid: Olieverversing:
2.80 L (2.96 US qt, 2.46 Imp.qt)
Met verwijderen van oliefilterele-
ment:
3.20 L (3.38 US qt, 2.82 Imp.qt)
1. Olievuldop
2. Kijkglas olieniveau
3. Merkstreep maximumniveau
4. Merkstreep minimumniveau
1 1
2
1
2
34
UB7ND1D0.book Page 10 Monday, August 30, 2021 2:32 PM
Periodiek onderhoud en afstelling
7-23
7
5. Als afstand A onjuist is, stel deze danals volgt af. LET OP: Een onjuiste
kettingspanning leidt tot overbelas-
ting van de motor en andere essen-
tiëIe onderdelen van de machine en
kan resulteren in overslaan of bre-
ken van de ketting. Als afstand A
meer dan 46.0 mm (1.81 in) be-
draagt, kan de ketting het frame, de
achterbrug en andere delen be-
schadigen. Houd om dit te voorko-
men de kettingspanning binnen de
gespecificeerde waarden.
[DCA23070]
DAU74260
Om de spanning van de aandrijfketting
af te stellen
Raadpleeg een Yamaha dealer voordat u
de spanning van de aandrijfketting afstelt.1. Draai de wielasmoer los en draai dan de borgmoeren los aan beide zijden
van de achterbrug. 2. Draai om de aandrijfketting strakker te
stellen de stelbout aan beide uiteinden
van de achterbrug in de richting (a).
Stel de ketting losser door de stelbout
aan beide uiteinden van de achterbrug
in de richting (b) te draaien en dan het
achterwiel naar voren te drukken.
OPMERKINGGebruik voor een goede wieluitlijning de
uitlijnmerktekens aan beide zijden van de
achterbrug om zeker te zijn dat beide ket-
tingspanners dezelfde positie hebben.3. Trek de asmoer en daarna de borg-moeren aan met de voorgeschreven
aanhaalmomenten.
Afstand A:
36.0–41.0 mm (1.42–1.61 in)
1. Aandrijfkettingspanner
2. Wielasmoer
3. Stelbout spanning aandrijfketting
4. Borgmoer
5. Uitlijnmerktekens
5 3
1 2
4
1. Stelbout spanning aandrijfketting
2. BorgmoerAanhaalmomenten:
Wielasmoer:
105 N·m (10.5 kgf·m, 77 lb·ft)
Borgmoer: 16 N·m (1.6 kgf·m, 12 lb·ft)
(a) 1
2
(b)
UB7ND1D0.book Page 23 Monday, August 30, 2021 2:32 PM