Inschakelen/uitschakelen van het
head-up display
Druk op
om het head-up display in of
uit te schakelen.
Wijzigen van de instellingen van het
head-up display
Houd
ingedrukt om het instelscherm
weer te geven en de volgende
instellingen te wijzigen:
• Helderheid en verticale positie van
het head-up display
Hiermee kunnen de helderheid en de
verticale positie van het head-up
display worden ingesteld.
• Informatie op het display
Hiermee kunt u de weergave wijzigen
tussen de onderwerpen:
– Geen inhoud
– Hybridesysteemindicator
– Toerenteller
Hiermee kan de weergave van de
volgende onderwerpen worden in-
of uitgeschakeld:
– Routebegeleiding naar de
bestemming (indien van
toepassing)
– Weergave informatie
ondersteunend systeem
– Kompas (indien aanwezig)
– Status bediening audiosysteem
• Hoek display
Hiermee kan de hoek van het head-up
display worden ingesteld.
Inschakelen/uitschakelen van het
head-up display
Als het head-up display is uitgeschakeld,
blijft het uitgeschakeld als het contact
UIT en vervolgens weer AAN wordt gezet.
Helderheid display
De helderheid van het head-up display
kan worden ingesteld via het scherm
op het multi-informatiedisplay.
Bovendien wordt de helderheid
automatisch aangepast aan de
lichtsterkte van de omgeving.
WAARSCHUWING!
Waarschuwing met betrekking tot
het instellen van het head-up display
Als het hybridesysteem in werking is
tijdens het wijzigen van de
display-instellingen, dient de auto te
worden geparkeerd op een plaats met
voldoende ventilatie. In een afgesloten
ruimte, zoals een garage, kunnen
uitlaatgassen die het schadelijke
koolmonoxide (CO) bevatten, zich
ophopen en in de auto terechtkomen.
Dit kan leiden tot de dood of zeer
schadelijk zijn voor de gezondheid.
OPMERKING
Bij het wijzigen van de instellingen van
het head-up display
Zorg ervoor dat het hybridesysteem
tijdens het instellen van het head-up
display draait, om te voorkomen dat de
12V-accu ontladen raakt.
Informatie ondersteunend systeem/aan
navigatiesysteem gekoppelde
displayzone (indien aanwezig)
Weergave informatie ondersteunend
systeem
Hiermee wordt de status van de volgende
systemen weergegeven:
• LTA (Lane Tracing Assist) (indien
aanwezig) (→blz. 289)
• Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik (indien
aanwezig) (→blz. 302)
Er wordt dezelfde informatie
weergegeven als op het
instrumentenpaneel. Zie de beschrijving
van de desbetreffende systemen voor
meer informatie.
3.1 Instrumentenpaneel
169
3
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
5.1 Voordat u gaat rijden..........232
5.1.1 Rijden met de auto.........232
5.1.2 Lading en bagage.........238
5.1.3 Rijden met een aanhangwagen . .239
5.2 Rijprocedures..............246
5.2.1 Startknop.............246
5.2.2 Hybridetransmissie........250
5.2.3 Richtingaanwijzerschakelaar. . . .254
5.2.4 Parkeerrem............255
5.2.5 Brake Hold.............258
5.3 Bedienen van verlichting en
ruitenwissers..............260
5.3.1 Lichtschakelaar..........260
5.3.2 AHB (Automatic High Beam)
*. . .262
5.3.3 Schakelaar mistlampen......265
5.3.4 Ruitenwissers en -sproeiers. . . .265
5.3.5 Achterruitenwisser en -sproeier . .268
5.4Tanken..................269
5.4.1 Openen van de tankdop......269
5.5 Gebruik van de ondersteunende
systemen................271
5.5.1 Toyota Safety Sense
*.......271
5.5.2 PCS (Pre-Crash Safety-systeem)*.281
5.5.3 LTA (Lane Tracing Assist)*.....289
5.5.4 RSA (Road Sign Assist)*......298
5.5.5 Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik
*.....302
5.5.6 Cruise control*...........313
5.5.7 Snelheidsbegrenzer*........315
5.5.8 BSM (Blind Spot Monitor)*.....317
5.5.9 Toyota Parking Assist-sensor . . .339
5.5.10 PKSB (Parking Support Brake)
*. .347
5.5.11 Parking Support Brake-functie (voor
stilstaande objecten)
*......351
5.5.12 Parking Support Brake-functie (voor
voertuigen die achterlangs
rijden)
*..............353
5.5.13 Rijmodusselectieschakelaar . . .355
5.5.14 Trail-modus...........356
5.5.15 GPF-systeem
(benzineroetfilter)........357
5.5.16 Ondersteunende systemen. . . .3585.6 Rijtips..................364
5.6.1 Rijden in de winter.........364
5.6.2 Voorzorgsmaatregelen bij
terreinauto's............367
Rijden5
231
Begeleiding milieubewust bedienen
gaspedaal (→blz. 159)
Het is gemakkelijker om
milieuvriendelijk te rijden door te rijden
overeenkomstig het display voor
begeleiding milieubewust bedienen
gaspedaal. Ook kunt u door het gebruik
van de begeleiding milieubewust
bedienen gaspedaal uw “Eco Score”
eenvoudig verhogen.
• Bij het wegrijden: Trap, terwijl u
binnen het bereik voor begeleiding
milieubewust bedienen gaspedaal
blijft, het gaspedaal geleidelijk in en
accelereer tot aan de gewenste
snelheid. Wanneer wordt voorkomen
dat er overmatig wordt geaccelereerd,
neemt de score van “Start” toe.
• Tijdens het rijden: Laat, nadat u de
gewenste snelheid hebt bereikt, het
gaspedaal los en rijd met een
constante snelheid binnen het bereik
voor begeleiding milieubewust
bedienen gaspedaal. Door de auto
binnen het bereik voor begeleiding
milieubewust bedienen gaspedaal te
houden, neemt de score van “Cruise”
(constant) toe.
• Bij het tot stilstand brengen van de
auto: Wanneer u bij het tot stilstand
brengen van de auto het gaspedaal
eerder loslaat, neemt de score voor
“Stop” toe.
Beperken van het vermogen van het
hybridesysteem (Brake
Override-systeem)
• Wanneer het gaspedaal en rempedaal
gelijktijdig worden ingetrapt, wordt
het vermogen van het
hybridesysteem mogelijk beperkt.
• Er wordt een waarschuwingsmelding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay en het head-up
display (indien aanwezig) terwijl het
systeem in werking is.Inrijden van uw nieuwe Toyota
Voor een maximale levensduur van de
auto adviseren wij rekening te houden
met onderstaande aanwijzingen:
• De eerste 300 km: Voorkom plotseling
sterk afremmen.
• De eerste 800 km: Rijd niet met een
aanhangwagen.
• De eerste 1.000 km:
– Rijd niet met extreem hoge
snelheden.
– Vermijd plotseling sterk
accelereren.
– Rijd niet langdurig in een lage
versnelling.
– Rijd niet langdurig met een
constante snelheid.
Rijden in het buitenland
Zorg ervoor dat uw auto voldoet aan de
in het desbetreffende land geldende
wettelijke voorschriften en controleer of
de juiste brandstof verkrijgbaar is.
(→Blz. 513)
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Bij het starten van de auto
Houd het rempedaal altijd ingetrapt als
de auto stilstaat en het controlelampje
READY brandt. Dit voorkomt kruipen
van de auto.
Tijdens het rijden
• Zorg ervoor dat u, voordat u wegrijdt,
blindelings het gas- en rempedaal
kunt vinden.
– Als u per ongeluk in plaats van het
rempedaal het gaspedaal intrapt,
zal de auto onverwacht
accelereren, wat een ongeval tot
gevolg kan hebben.
5.1 Voordat u gaat rijden
233
5
Rijden
WAARSCHUWING!
Volg alle aanwijzingen in dit hoofdstuk
op. Anders kunnen zich ongevallen
voordoen die tot ernstig letsel kunnen
leiden.
Voorzorgsmaatregelen bij het rijden
met een aanhangwagen
Controleer bij het rijden met een
aanhangwagen of de maximaal
toegestane gewichten niet worden
overschreden. (→Blz. 241)
Voorkomen van een ongeval of letsel
• Auto's met compact reservewiel: Rijd
niet met een aanhangwagen
wanneer het compacte reservewiel
onder uw auto is gemonteerd.
• Auto's met bandenreparatieset: Rijd
niet met een aanhangwagen
wanneer een band is gemonteerd die
is gerepareerd met de
bandenreparatieset.
• Gebruik het Dynamic Radar Cruise
Control-systeem met volledig
snelheidsbereik (indien aanwezig) of
de cruise control (indien aanwezig)
niet wanneer u met een
aanhangwagen rijdt.
Rijsnelheid bij het rijden met een
aanhangwagen
Overschrijd de maximum snelheid voor
het rijden met een aanhangwagen niet.
Voor het afrijden van een lange
helling
Minder snelheid en schakel terug.
Schakel bij het afdalen van een lange of
steile helling echter niet plotseling
terug.
Werking van het rempedaal
Trap het rempedaal niet veelvuldig of
gedurende een langere periode
achtereen in. Anders kan het
remsysteem oververhit raken of kan de
remwerking teruglopen.Maximale gewichten
Controleer het maximaal toelaatbare
aanhangwagengewicht, het maximaal
toelaatbare voertuiggewicht (GVW), de
maximale asbelasting (MPAC) en de
maximaal toelaatbare kogeldruk voordat
u met een aanhangwagen gaat rijden.
(→Blz. 512)
Trekhaak/trekhaak met afneembare
kogel
Toyota adviseert gebruik te maken van
een originele Toyota trekhaak/
afneembare trekhaak voor uw auto. Ook
andere geschikte en kwalitatief
vergelijkbare trekhaken mogen worden
gebruikt.
Voor auto's waarbij de trekhaak de
verlichting of kentekenplaat blokkeert,
moet het volgende in acht worden
genomen:
• Monteer geen trekhaak die niet
eenvoudig kan worden verwijderd of
weggeklapt.
• Als een trekhaak niet gebruikt wordt
moet deze worden verwijderd of
weggeklapt.
Aansluiten aanhangwagenverlichting
Neem voor het plaatsen van
aanhangwagenverlichting contact op
met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige, aangezien onjuiste plaatsing
de verlichting van de auto kan
beschadigen. Houd u bij het plaatsen van
aanhangwagenverlichting aan de
wettelijke voorschriften in uw land.
OPMERKING
Sluit de aanhangwagenverlichting op
de juiste wijze aan
Onjuiste aansluiting van de
aanhangwagenverlichting kan schade
toebrengen aan het elektrische systeem
van uw auto en een storing veroorzaken.
5.1 Voordat u gaat rijden
240
Wanneer er wordt gereden met
ingeschakelde Dynamic Radar Cruise
Control met volledig snelheidsbereik of
cruise control (indien aanwezig)
Ook wanneer de volgende handelingen
worden uitgevoerd met als doel op de
motor af te remmen, wordt er niet op de
motor afgeremd omdat de Dynamic Radar
Cruise Control met volledig
snelheidsbereik of cruise control niet
wordt uitgeschakeld.
• Als er tijdens het rijden in stand D of
stand S wordt teruggeschakeld naar
5of4.(→Blz. 253, blz. 253)
• Als tijdens het rijden in stand D de
sportmodus wordt ingeschakeld.
(→Blz. 355)
Beperken plotseling wegrijden
(wegrijregeling)
→Blz. 238
WAARSCHUWING!
Tijdens het rijden op een glad wegdek
Schakel voorzichtig terug en vermijd
plotseling accelereren om te
voorkomen dat de auto in een slip raakt
of de aangedreven wielen doorslippen.
OPMERKING
Lading batterijpakket (tractiebatterij)
Als de selectiehendel in stand N staat,
wordt het batterijpakket (tractiebatterij)
niet opgeladen, ook al draait de motor.
Als de auto lang in stand N blijft staan,
ontlaadt het batterijpakket
(tractiebatterij) dus en start de auto
mogelijk niet.Bedienen van de selectiehendel
Houd, terwijl het contact AAN staat,
het rempedaal ingetrapt*en zet de
selectiehendel in een andere stand terwijl
u de ontgrendelknop van de
schakelblokkering ingedrukt houdt.
Zet de selectiehendel in een andere
stand terwijl u de ontgrendelknop van de
schakelblokkering ingedrukt houdt.
Zet de selectiehendel in een andere
stand, zoals u normaliter doet.
Breng de auto altijd eerst geheel tot
stilstand en houd het rempedaal
ingetrapt voordat u schakelt tussen stand
PenD.
*Om de selectiehendel vanuit stand P in
een andere stand te zetten, moet u het
rempedaal intrappen voordat u de
ontgrendelknop van de
schakelblokkering indrukt. Als de
ontgrendelknop van de
schakelblokkering eerst wordt ingedrukt,
wordt de schakelblokkering niet
gedeblokkeerd.
5.2 Rijprocedures
251
5
Rijden
2. Draai de tankdop langzaam open en
plaats hem in de houder in de
tankdopklep.
Als de tankdopklep niet kan worden
geopend
→Blz. 499
Sluiten van de tankdop
Draai na het tanken van brandstof de
tankdop tot u een klik hoort. Als u de dop
loslaat, zal hij iets in de andere richting
draaien.
WAARSCHUWING!
Vervangen van de tankdop
Gebruik alleen de originele
Toyota-tankdop voor uw auto. Als u
een andere tankdop gebruikt, kan er
brand ontstaan of kunnen er andere
problemen optreden met mogelijk
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
5.5 Gebruik van de
ondersteunende systemen
5.5.1 Toyota Safety Sense*
*Indien aanwezig
Toyota Safety Sense bestaat uit de
volgende ondersteunende systemen en
draagt bij aan een veilige en comfortabele
rijervaring:
Ondersteunend systeem
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
→Blz. 281
LTA (Lane Tracing Assist)
→Blz. 289
AHB (Automatic High Beam)
→Blz. 262
RSA (Road Sign Assist) (indien aanwezig)
→Blz. 298
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik
→Blz. 302
WAARSCHUWING!
Toyota Safety Sense
Toyota Safety Sense is ontworpen om
te werken met als uitgangspunt dat de
bestuurder voorzichtig rijdt om te
helpen de gevolgen van een aanrijding
voor de inzittenden en de auto te
beperken of de bestuurder te
assisteren onder normale
rijomstandigheden.
Vertrouw niet blindelings op het
systeem, aangezien er een grens is aan
de mate van nauwkeurigheid bij de
herkenning en de ondersteunende
mogelijkheden die dit systeem kan
bieden. Het is altijd de
verantwoordelijkheid van de
5.4 Tanken
271
5
Rijden
Als de VSC is uitgeschakeld
• Als de VSC wordt uitgeschakeld
(→blz. 360), worden ook de Pre-Crash
Brake Assist-functie en de Pre-Crash
Brake-functie uitgeschakeld.
• Het waarschuwingslampje PCS gaat
branden en “VSC Turned OFF
Pre-Collision Brake System
Unavailable” (VSC uitgeschakeld,
Pre-Crash Brake-systeem niet
beschikbaar) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
5.5.3 LTA (Lane Tracing Assist)*
*Indien aanwezig
Als wordt gereden op een weg met
duidelijke witte (gele)
rijstrookmarkeringen, waarschuwt het
LTA-systeem de bestuurder wanneer de
auto de huidige rijstrook of koers dreigt
te verlaten
*. Het systeem kan ook het
stuurwiel enigszins bedienen om te
helpen voorkomen dat de rijstrook of
koers wordt verlaten
*. Wanneer de
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik is ingeschakeld,
bedient dit systeem het stuurwiel ook om
de auto goed op de rijstrook te houden.
Het LTA-systeem herkent witte (gele)
rijstrookmarkeringen of de rijbaan
*met
behulp van de camera voor. Het
detecteert ook voorliggers met behulp
van de camera voor en de radar.
*De grens tussen asfalt en de kant van de
weg, zoals gras, grond of een stoeprand
WAARSCHUWING!
Voordat u het LTA-systeem gebruikt
• Vertrouw niet uitsluitend op het
LTA-systeem. Het LTA-systeem is
geen systeem dat de auto
automatisch bestuurt of de
hoeveelheid aandacht die moet
worden besteed aan het gebied vóór
de auto beperkt. De bestuurder dient
altijd volledige verantwoordelijkheid
te nemen voor een veilig rijgedrag
door de omgeving steeds goed in de
gaten te houden en het stuurwiel te
bedienen om de rijrichting van de
auto te corrigeren. De bestuurder
moet ook zorgen voor voldoende
pauzes als hij moe is, bijvoorbeeld als
hij langere tijd heeft gereden.
• Als u niet op de juiste manier rijdt en
niet goed oplet, kunt u een ongeval
veroorzaken, waardoor ernstig letsel
kan ontstaan.
• Als u het LTA-systeem niet gebruikt,
zet het systeem dan uit met de toets
LT A .
Situaties die niet geschikt zijn voor
gebruik van het LTA-systeem
Gebruik in de volgende gevallen de
toets LTA om het systeem uit te
schakelen. Als u dat wel doet, kan dat
leiden tot een ongeval, met ernstig
letsel tot gevolg.
• Er wordt gereden op een wegdek dat
glad is door regenachtig weer,
sneeuwval, vorst, enz.
• Er wordt gereden op een met sneeuw
bedekte weg.
• Witte (gele) lijnen zijn moeilijk te zien
door regen, sneeuw, mist, stof, enz.
• Er wordt gereden in een tijdelijke
rijstrook of een smalle rijstrook door
wegwerkzaamheden.
• Er wordt gereden in een gebied met
wegwerkzaamheden.
• Er is/zijn een reservewiel,
sneeuwkettingen, enz. gemonteerd.
• Als de banden erg versleten zijn of als
de bandenspanning te laag is.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
289
5
Rijden
Waarschuwingsfunctie slingeren auto
Wanneer de auto in een rijstrook slingert,
klinkt er een zoemer en wordt er een
melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay om de
bestuurder te waarschuwen.Functie midden rijstrook
Deze functie is gekoppeld aan het
Dynamic Radar Cruise Control-systeem
met volledig snelheidsbereik en levert de
benodigde assistentie door het stuurwiel
te bedienen om de auto op zijn huidige
rijstrook te houden.
De Lane Centering-functie werkt niet als
het Dynamic Radar Cruise Control-
systeem met volledig snelheidsbereik
niet is ingeschakeld.
In gevallen waarin de witte (gele)
rijstrookmarkeringen niet (goed)
zichtbaar zijn, bijvoorbeeld wanneer u in
een file staat, treedt deze functie in
werking om te helpen een voorligger te
volgen door de positie van die voorligger
in de gaten te houden.
Als het systeem signaleert dat het
stuurwiel een bepaalde periode niet
bediend is of dat het stuurwiel niet stevig
wordt vastgehouden, wordt een
waarschuwing weergegeven op het
multi-informatiedisplay en wordt de
functie tijdelijk uitgeschakeld.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
293
5
Rijden