– Computers of pda's
– Digitale audioapparatuur
– Draagbare spelcomputers
• Als een metalen coating of metalen
voorwerpen aan de achterruit zijn
bevestigd
• Wanneer de elektronische sleutel in
de buurt van een batterijlader of
elektronische apparaten wordt
gehouden
• Wanneer u parkeert op een
parkeerplaats met een
betaalautomaat (Radiogolven die
worden gebruikt om auto's te
signaleren beïnvloeden mogelijk het
Smart entry-systeem met startknop.)
Aanwijzing voor de instapfunctie
(indien aanwezig)
• Zelfs als de elektronische sleutel zich
binnen het detectiegebied bevindt,
werkt het systeem in de volgende
gevallen mogelijk niet juist:
– De elektronische sleutel bevindt
zich te dicht bij de ruit of
buitenportiergreep, te dicht bij de
grond of te hoog als de portieren
worden vergrendeld of ontgrendeld.
– De elektronische sleutel ligt op het
dashboard, op de bagageafdekking,
op de vloer of in een portiervak of
het dashboardkastje wanneer het
hybridesysteem wordt gestart of de
stand van het contact wordt
gewijzigd.
• Laat de elektronische sleutel niet
boven op het dashboard of in de buurt
van de portiervakken liggen wanneer
u de auto verlaat. Afhankelijk van de
ontvangst van de radiogolven wordt
door de antenne mogelijk
waargenomen dat de sleutel zich
buiten de auto bevindt en kunnen de
portieren worden vergrendeld vanaf
de buitenzijde, waardoor de
elektronische sleutel mogelijk in de
auto wordt opgesloten.
• Zolang de elektronische sleutel zich
binnen het detectiegebied bevindt,kunnen de portieren door een
willekeurige persoon worden
vergrendeld en ontgrendeld. De auto
kan echter alleen worden ontgrendeld
via de portieren die de elektronische
sleutel signaleren.
• Zelfs als de elektronische sleutel zich
buiten de auto bevindt, kan het
hybridesysteem mogelijk worden
gestart als de elektronische sleutel
zich in de buurt van de ruit bevindt.
• De portieren worden mogelijk
ontgrendeld als er een grote
hoeveelheid water op de portiergreep
terechtkomt, bijvoorbeeld tijdens een
zware regenbui of in een wasstraat,
wanneer de elektronische sleutel zich
binnen het detectiegebied bevindt.
(Als de portieren niet worden
geopend en gesloten, worden deze na
ongeveer 30 seconden automatisch
weer vergrendeld.)
• Als de afstandsbediening wordt
gebruikt om de portieren te
vergrendelen terwijl de elektronische
sleutel zich in de nabijheid van de auto
bevindt, bestaat de mogelijkheid dat
de portieren niet ontgrendeld worden
door de instapfunctie. (Gebruik de
afstandsbediening om de portieren te
ontgrendelen.)
• Wanneer u de vergrendelsensor
aanraakt terwijl u handschoenen
draagt, kan de reactie van het systeem
trager zijn of worden de portieren
mogelijk niet ontgrendeld. Trek uw
handschoenen uit en raak de
vergrendelsensor opnieuw aan.
• Wanneer de vergrendelactie is
uitgevoerd met de vergrendelsensor,
worden maximaal tweemaal achter
elkaar identificatiesignalen getoond.
Vervolgens worden geen
identificatiesignalen gegeven.
• Als de portiergreep nat wordt terwijl
de elektronische sleutel zich binnen
het werkzame gebied bevindt, kan het
portier herhaaldelijk worden
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
137
3
Voordat u gaat rijden
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Zet de selectiehendel tijdens het
achteruitrijden niet in een
vooruitversnelling. Als u dat wel doet,
kan er schade aan de transmissie
ontstaan waardoor u de controle over
de auto kunt verliezen.
• Als u tijdens het rijden de
selectiehendel in stand N zet, wordt
het hybridesysteem uitgeschakeld. Er
kan niet op de motor worden
afgeremd als het hybridesysteem is
uitgeschakeld.
• Zet de selectiehendel niet in een
andere stand als het gaspedaal is
ingetrapt. Als de selectiehendel in een
andere stand dan P of N wordt gezet,
kan de auto onverwacht snel
accelereren, waardoor een ongeval en
ernstig letsel kunnen ontstaan. Als u
dat wel doet, kan er schade aan de
transmissie ontstaan waardoor u de
controle over de auto kunt verliezen.
Als u een piepend of krassend geluid
hoort (remblokslijtage-indicatoren)
Laat de remblokken zo snel mogelijk
nakijken en indien nodig vervangen door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. De remschijven kunnen
beschadigd raken als de remblokken niet
op tijd worden vervangen. Het rijden
met een auto waarvan de remblokken
en/of de remschijven de slijtagelimiet
hebben overschreden, is gevaarlijk.
Bij stilstaande auto
• Trap het gaspedaal niet onnodig in.
Als de transmissie in een andere stand
dan P of N staat, kan de auto
onverwachts accelereren, waardoor er
een ongeval kan ontstaan.
• Houd, om ongevallen door het
wegrollen van de auto te voorkomen,
altijd het rempedaal ingetrapt zolang
het controlelampje READY brandt en
activeer de parkeerrem indien nodig.
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Voorkom voor- of achteruitrollen van
de auto bij stoppen op een helling,
waardoor een ongeval kan ontstaan:
trap altijd het rempedaal in en
activeer de parkeerrem indien nodig.
• Voorkom dat de motor met een te
hoog toerental draait. Als de motor
met een hoog toerental draait terwijl
de auto stilstaat, kan het
uitlaatsysteem oververhit raken,
hetgeen brand kan veroorzaken als er
brandbaar materiaal aanwezig is.
Als de auto geparkeerd is
• Laat geen brillen, aanstekers,
spuitbussen of blikken frisdrank in de
auto liggen als deze in de zon
geparkeerd staat. Dit kan resulteren in
het volgende:
– Een aansteker of spuitbus kan gas
gaan lekken, waardoor brand kan
ontstaan.
– De temperatuur in de auto kan zo
hoog oplopen dat kunststof
brillenglazen en kunststof
monturen kunnen vervormen of
barsten.
– Blikjes frisdrank kunnen
openbarsten, waardoor de inhoud in
het interieur terechtkomt.
Bovendien kan de vloeistof
kortsluiting in de elektrische
componenten van de auto
veroorzaken.
• Laat geen aanstekers achter in de
auto. Als een aansteker in het
dashboardkastje of op de vloer ligt,
kan deze per ongeluk gaan branden
als er bagage wordt geplaatst of een
stoel wordt afgesteld en brand
veroorzaken.
• Plak geen parkeerschijven op de
voorruit of andere ruiten. Plaats geen
reservoirs zoals luchtverfrissers op
het instrumentenpaneel of
dashboard. Deze parkeerschijven of
reservoirs kunnen als een lens werken
en brand veroorzaken in de auto.
4.1 Voordat u gaat rijden
169
4
Rijden
In de volgende gevallen werkt de
wegrijregeling niet:
– Als de Trail-modus is ingeschakeld
4.1.2 Lading en bagage
Lees onderstaande informatie over
voorzorgsmaatregelen, laadvermogen en
belading zorgvuldig door.
WAARSCHUWING!
Zaken die niet in de bagageruimte
vervoerd mogen worden
De volgende zaken kunnen brand
veroorzaken als ze in de bagageruimte
vervoerd worden:
• Jerrycans met benzine
• Spuitbussen
Voorzorgsmaatregelen bij opbergen
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden
dat de pedalen niet goed kunnen
worden ingetrapt, dat het zicht van de
bestuurder wordt gehinderd of dat de
bestuurder of passagiers door
voorwerpen geraakt worden, wat een
ongeval kan veroorzaken.
• Vervoer lading en bagage indien
mogelijk altijd in de bagageruimte.
• Stapel bagage in de bagageruimte
nooit hoger dan de rugleuningen.
• Plaats als u de achterstoelen
neerklapt geen lange voorwerpen
direct achter de voorstoelen.
• Sta nooit toe dat er personen in de
bagageruimte meerijden. De
bagageruimte is niet ontworpen om
personen te vervoeren. Personen
dienen plaats te nemen op een
zitplaats en een gordel op de juiste
manier om te doen. Anders neemt de
kans op ernstig letsel bij plotseling
remmen of uitwijken en bij een
ongeval sterk toe.
• Leg geen lading of bagage op de
volgende plaatsen:
– In de voetenruimte bij de
bestuurder
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
– Op de voorpassagiersstoel of de
achterstoelen (als er goederen op
elkaar gestapeld worden)
– Op de bagageafdekking (indien
aanwezig)
– Op het instrumentenpaneel
– Op het dashboard
• Zorg dat alle voorwerpen die zich in
het passagierscompartiment
bevinden zijn opgeborgen of
vastgezet.
Lading en gewichtsverdeling
• Overlaad uw auto niet.
• Verdeel het gewicht gelijkmatig.
Een onjuiste belading kan de besturing
en de remwerking in negatieve zin
beïnvloeden, waardoor een ongeval met
ernstig letsel zou kunnen ontstaan.
Beladen van het imperiaal (indien
aanwezig)
Houd u aan de volgende
voorzorgsmaatregelen:
• Plaats de lading zodanig dat het
gewicht gelijkmatig over de voor- en
achteras is verdeeld.
• Wanneer lange of brede lading wordt
meegenomen, mag nooit de lengte of
breedte van de auto overschreden
worden. (→Blz. 436)
• Controleer vóór het rijden of de lading
stevig vastzit op het imperiaal.
• Door het laden van voorwerpen op het
imperiaal zal het zwaartepunt van de
auto hoger komen te liggen. Vermijd
hoge snelheden, snel optrekken, het
maken van scherpe bochten,
plotseling remmen en abrupte
manoeuvres, om te voorkomen dat u
de controle over de auto verliest of
dat de auto over de kop slaat door een
bedieningsfout, wat kan leiden tot
dodelijk of ernstig letsel.
• Stop bij het rijden over een lange
afstand, over slechte wegen of met
hoge snelheid af en toe tijdens de rit
om u ervan te verzekeren dat de
lading nog goed vastzit.
4.1 Voordat u gaat rijden
172
4.3 Bedienen van
verlichting en ruitenwissers
4.3.1 Lichtschakelaar
De koplampen kunnen handmatig of
automatisch worden bediend.
Inschakelen van de koplampen
Bedien de schakelaar
om de
verlichting als volgt in te schakelen:
1.
De parkeerlichten voor,
achterlichten, kentekenplaat- en
dashboardverlichting gaan branden.
2.
De koplampen en alle verlichting
die hierboven genoemd is, gaan
branden.
3.
De koplampen, de
dagrijverlichting (→blz. 196) en alle
verlichting die hieronder genoemd is,
worden automatisch in- en
uitgeschakeld.
De AUTO-modus kan worden gebruikt
als
Het contact staat AAN.
Dagrijverlichting
Om uw auto overdag beter zichtbaar te
maken voor andere weggebruikers wordt
de dagrijverlichting automatisch
ingeschakeld als het hybridesysteem
wordt gestart en de parkeerrem wordtgedeactiveerd met de lichtschakelaar in
de stand
. (Brandt helderder dan de
parkeerlichten voor.) Dagrijverlichting is
niet ontworpen voor gebruik in het
donker.
Sensor koplampregeling
De werking van de sensor kan in
negatieve zin beïnvloed worden als er iets
over de sensor heen geplaatst wordt of
als er iets op de ruit wordt aangebracht
waardoor de sensor wordt afgeschermd.
Hierdoor kan de sensor niet op de juiste
manier de hoeveelheid omgevingslicht
signaleren, waardoor het automatische
koplampsysteem mogelijk onjuist
functioneert.
Automatisch uitschakelsysteem
verlichting
Ty p e A
De verlichting wordt automatisch
uitgeschakeld als het contact in stand
ACC of UIT wordt gezet en het
bestuurdersportier wordt geopend.
Zet om de verlichting weer in te
schakelen het contact AAN of zet de
lichtschakelaar een keer in stand
en
daarna weer in standof.
Ty p e B
• Als de lichtschakelaar in de stand
ofstaat: De koplampen en de
mistlampen voor worden automatisch
uitgeschakeld als het contact in stand
ACC of UIT wordt gezet.
• Als de lichtschakelaar in de stand
staat: De koplampen en alle overige
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
196
WAARSCHUWING!
Voorkomen dat de werking van de
voorruitontwaseming wordt
gehinderd
Plaats geen voorwerpen op het
dashboard die de uitstroomopeningen
kunnen bedekken. Anders raakt de
luchtstroom mogelijk geblokkeerd,
waardoor de voorruitverwarming de
voorruit niet kan ontwasemen.
5.1.2 Stuurwielverwarming*/
stoelverwarming*/
stoelventilatoren*
*Indien aanwezig
• Stuurwielverwarming
Verwarmt het stuurwiel
• Stoelverwarming
Verwarmt de stoelbekleding
• Stoelventilatoren
Zorgen voor een goede ventilatie door
lucht door de stoelbekleding te blazen
WAARSCHUWING!
Voorkomen van lichte brandwonden
Wees voorzichtig wanneer iemand uit
onderstaande categorieën in contact
komt met het stuurwiel of de stoelen
wanneer de stuurwiel- of
stoelverwarming is ingeschakeld:
• Baby's, kleine kinderen, oudere
personen, zieken en gehandicapten
• Personen met een gevoelige huid
• Personen die oververmoeid zijn
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Personen die alcohol hebben
gedronken of personen die
rustgevende medicijnen
(slaapmiddel, middel tegen
verkoudheid, enz.) hebben gebruikt
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de
stoelverwarming en -ventilatoren
Plaats geen zware voorwerpen met een
ongelijkmatig oppervlak op de stoel en
leg geen scherpe voorwerpen (naalden,
punaises, enz.) op de stoel.
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Gebruik de functies niet wanneer het
hybridesysteem niet is ingeschakeld.
Stuurwielverwarming
Schakelt de stuurwielverwarming in/uit
Wanneer de stuurwielverwarming in
werking is, gaat het controlelampje
branden.
Werkingsvoorwaarden
Het contact staat AAN.
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
310
ingeschakeld, afhankelijk van de kracht
en de omstandigheden van de
aanrijding.)
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. de tijd die verstrijkt
voordat de verlichting uit gaat) kunnen
worden gewijzigd. (Systemen met
mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen:→blz. 455)
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat de verlichting niet langer
ingeschakeld dan noodzakelijk is als het
hybridesysteem niet is ingeschakeld.
5.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden
5.3.1 Overzicht van opbergmogelijkheden
Plaats van de opbergmogelijkheden
AOpen opbergvak (→blz. 317)
BExtra opbergvak (indien aanwezig)
(→blz. 317)
CPasjeshouder (indien aanwezig)
(→blz. 317)
DFleshouders (→blz. 316)
EConsolevak (→blz. 315)
FBekerhouders (→blz. 316)
GDashboardkastje (→P. 315)
5.2 Gebruik van de interieurverlichting
314
WAARSCHUWING!
Zaken die niet in de auto moeten
worden achtergelaten
Laat geen brillen, aanstekers of
spuitbussen in de opbergvakken liggen.
Als u dat wel doet, kan dat bij hoge
temperaturen leiden tot het volgende:
• Brillen kunnen vervormen als de
temperatuur in de auto te hoog
oploopt of barsten als ze in contact
komen met andere voorwerpen.
• Aanstekers en spuitbussen kunnen
exploderen. Als ze in contact komen
met andere voorwerpen, kunnen
aanstekers vlam vatten en kunnen
spuitbussen gas gaan lekken,
waardoor brand kan ontstaan.
Dashboardkastje
AOntgrendelen met de mechanische
sleutel
BVergrendelen met de mechanische
sleutel
COpenen (trek de hendel omhoog)
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Houd het dashboardkastje gesloten. Bij
plotseling remmen of uitwijken kan
letsel ontstaan doordat een inzittende
wordt geraakt door het open
dashboardkastje of door items in het
dashboardkastje.Consolevak
Til het deksel omhoog terwijl u de knop
ingedrukt houdt om de vergrendeling te
ontgrendelen.
Inzetbak consolevak (indien aanwezig)
De inzetbak kan worden verwijderd en
onder in het consolevak worden
opgeborgen.
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Houd het consolevak gesloten.
Anders kunt u in geval van een ongeval
of plotseling remmen letsel oplopen.
5.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden
315
5
Voorzieningen in het interieur
OPMERKING(Vervolgd)
• Houd de sproeierkop op ten minste
30 cm van de carrosserie. Anders
kunnen kunststof delen, zoals lijsten
en bumpers, vervormd of beschadigd
raken. Houd de sproeierkop ook niet
de hele tijd op dezelfde plek.
• Spuit niet continu met water op het
onderste gedeelte van de voorruit.
Daar bevindt zich de
luchtinlaatopening voor de
airconditioning en als daar water
doorheen komt, werkt de
airconditioning mogelijk niet goed.
• Reinig de onderzijde van de auto niet
met een hogedrukreiniger.
6.1.2 Reinigen en beschermen
van het interieur
Reinig de onderdelen en materialen op de
daarvoor juiste wijze.
Beschermen van het interieur
• Verwijder vuil en stof met een
stofzuiger. Veeg vuile oppervlakken
schoon met een in lauw water
gedompelde doek.
• Als het vuil niet kan worden
verwijderd, verwijder het dan met een
zachte doek met water met ongeveer
1% reinigingsmiddel. Verwijder alle
sporen van het reinigingsmiddel en
water grondig met een schone,
vochtige doek.
Schoonmaken van de vloerbedekking
Er zijn verschillende reinigingsmiddelen
op schuimbasis in de handel verkrijgbaar.
Gebruik een spons of een borstel om het
schuim aan te brengen. Wrijf met elkaar
overlappende cirkels. Gebruik geen water.
Veeg vuile oppervlakken schoon en laat
ze drogen. Het beste resultaat wordt
verkregen als de vloerbedekking zo droog
mogelijk wordt gehouden.Omgaan met de veiligheidsgordels
Maak de veiligheidsgordels schoon met
een mild sop, lauw water en een doek of
spons. Controleer ook de gordels
regelmatig op overmatige slijtage, rafels
en scheuren.
WAARSCHUWING!
Water in de auto
• Mors geen vloeistof in de auto, zoals
op de vloer, op de achterstoelen, in
de ventilatieopeningen van de
hybridebatterij (tractiebatterij) of in
de bagageruimte. (→Blz. 71) Anders
kunnen het batterijpakket,
elektrische onderdelen en dergelijke
defect raken of vlam vatten.
• Voorkom dat onderdelen of de
bedrading van het airbagsysteem in
het interieur nat worden. (→Blz. 31)
Een elektrische storing kan ervoor
zorgen dat de airbags worden
geactiveerd of niet op de juiste wijze
werken, waardoor dodelijk of ernstig
letsel kan ontstaan.
• Auto's met draadloze lader: Laat de
draadloze lader (→blz. 326) niet nat
worden. Als dat wel gebeurt, kan de
lader oververhit raken, wat kan
leiden tot brandwonden of een
elektrische schok, waarbij dodelijk of
ernstig letsel kan ontstaan.
Reinigen van het interieur (met name
het dashboard)
Gebruik geen autowas of lakcleaner.
Het dashboard kan in de voorruit
worden weerkaatst; hierdoor kan het
gezichtsveld van de bestuurder worden
belemmerd wat een dodelijk of ernstig
ongeval tot gevolg kan hebben.
6.1 Onderhoud en verzorging
337
6
Onderhoud en verzorging