162
Motor opnieuw starten (START-stand)
De motor wordt automatisch opnieuw gestart zodra de bestuurder de intentie aangeeft verder te willen rijden.– Handgeschakelde transmissie: als het koppelingspedaal volledig wordt ingetrapt.– Automatische transmissie:• Met de keuzeschakelaar in stand D of M: als het rempedaal wordt losgelaten.• Met de keuzeschakelaar in stand N en het rempedaal losgelaten: met de keuzeschakelaar in stand D of M.• Met de keuzeschakelaar in stand P en het rempedaal ingetrapt: met de keuzeschakelaar in stand R, N, D of M.
Bijzonderheden
De motor wordt automatisch weer gestart als aan alle voorwaarden voor de werking is voldaan en in de volgende gevallen.– Als de snelheid van de auto hoger wordt dan 3 km/h (afhankelijk van de motoruitvoering).In dit geval knippert dit lampje een paar
seconden, waarna het uitgaat.
Storingen
Afhankelijk van de uitrusting van de auto:Bij een storing in het systeem gaat dit lampje op het instrumentenpaneel knipperen.Het lampje van deze toets knippert en er wordt een melding weergegeven in combinatie met een geluidssignaal.Laat uw auto controleren door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
De auto slaat af in de STOP-stand
Bij deze storing gaan alle lampjes op het instrumentenpaneel branden.Afhankelijk van de uitvoering kan daarnaast ook een waarschuwingsmelding verschijnen met het verzoek om de keuzeschakelaar in stand N te zetten en het rempedaal in te trappen.► Zet het contact UIT en start de motor opnieuw met de sleutel of met de knop “START/STOP”.
WARNI NG
12V-accuAuto's met het Stop & Start-systeem zijn voorzien van een speciale 12V-accu.Alle werkzaamheden moeten worden uitgevoerd door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Bandenspannings-
waarschuwingssysteem
Dit systeem waarschuwt de bestuurder als de bandenspanning van een of meer banden te laag wordt.De waarschuwing werkt alleen tijdens het rijden, niet als de auto stilstaat.Het systeem vergelijkt de signalen van de snelheidssensoren van de wielen met de referentiewaarden die elke keer nadat de banden op spanning zijn gebracht of na het verwisselen van een wiel opnieuw moeten worden geïnitialiseerd.Het systeem baseert de waarschuwing op de laatste waarden die bij het initialiseren zijn opgeslagen. Daarom is het van essentieel belang dat de bandenspanning correct is bij het initialiseren. Hiervoor is de bestuurder verantwoordelijk.
WARNI NG
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem kan nooit de noodzaak voor de bestuurder om zelf alert te blijven vervangen.Ondanks de aanwezigheid van dit systeem moet u elke maand en voor elke lange rit de bandenspanning controleren (ook die van het reservewiel).Het rijden met een te lage bandenspanning leidt met name onder zware omstandigheden (zware belading, hoge snelheden, lange ritten) tot:
163
Rijden
6
– een minder goede wegligging.– een langere remweg.– een snellere slijtage van de banden.– een hoger energieverbruik.
NOTIC E
De door de fabrikant voor uw auto aanbevolen bandenspanning staat vermeld op het bandenspanningslabel.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de identificatie van uw auto.
WARNI NG
Bandenspanning controlerenDe bandenspanning moet maandelijks worden gecontroleerd als de banden “koud” zijn (de auto staat langer dan een uur stil of er is minder dan 10 km gereden met een lage snelheid).Onder andere omstandigheden moet de bandenspanning ten opzichte van de op het label vermelde spanning met 0,3 bar worden verhoogd.
NOTIC E
Sneeuwkettingen
Het systeem hoeft na het aanbrengen of verwijderen van sneeuwkettingen niet opnieuw te worden geïnitialiseerd.
NOTIC E
ReservewielHet stalen reservewiel heeft geen bandenspanningswaarschuwingssensor.
Waarschuwing te lage
bandenspanning
Deze waarschuwing bestaat uit het permanent branden van dit waarschuwingslampje, in combinatie met een geluidssignaal en, afhankelijk van de uitrusting, de weergave van een melding.► Verminder onmiddellijk uw snelheid en vermijd plotselinge stuurbewegingen en krachtig remmen.► Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
WARNI NG
Een te lage bandenspanning is niet altijd aan de band te zien.Een visuele controle is dus niet voldoende.
► Controleer met een compressor, bijvoorbeeld die van de bandenreparatieset, de spanning van de vier banden als deze zijn afgekoeld.► Rijd voorzichtig en met lage snelheid verder als het niet mogelijk is om deze controle onmiddellijk uit te voeren.► Gebruik in het geval van een lekke band de bandenreparatieset of het reservewiel (afhankelijk van de uitrusting).
WARNI NG
Als te langzaam wordt gereden, werkt het controlesysteem mogelijk niet optimaal.Als de bandenspanning plotseling lager wordt of bij een klapband treedt het waarschuwingssysteem niet onmiddellijk in werking. Het systeem heeft namelijk enkele minuten nodig om de door de sensoren gemeten waarden te analyseren.Bij een rijsnelheid lager dan 40 km/h of bij een sportieve rijstijl wordt de waarschuwing mogelijk met enige vertraging geactiveerd.
NOTIC E
De waarschuwing blijft actief tot het systeem opnieuw wordt geïnitialiseerd.
Opnieuw initialiseren
Elke keer nadat u een of meer banden op spanning hebt gebracht en na het verwisselen van een of meer wielen, moet u het systeem opnieuw initialiseren.
164
WARNI NG
Controleer voordat u het systeem opnieuw initialiseert of de spanning van de vier banden geschikt is voor de gebruiksomstandigheden van de auto en overeenkomt met de waarden op het bandenspanningslabel.Controleer de spanning van de vier banden alvorens het systeem opnieuw te initialiseren.Het bandenspanningswaarschuwingssysteem geeft geen melding als een bandenspanning bij het opnieuw initialiseren onjuist is.
Zonder touchscreen
► Houd bij stilstaande auto deze toets ongeveer 3 seconden ingedrukt en laat hem vervolgens los. Het opnieuw initialiseren wordt bevestigd door een geluidssignaal.
Met touchscreen
Het systeem moet bij stilstaande
auto opnieuw worden geïnitialiseerd via het menu Rijden/Auto van het touchscreen.
Storing
Bij een storing gaan deze waarschuwingslampjes branden op het instrumentenpaneel.In dat geval werkt het bandenspanningswaarschuwingssysteem niet meer.Laat het systeem nakijken door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
NOTIC E
Niet-volwaardig reservewielBij het gebruik van dit type reservewiel is het mogelijk dat het bandenspanningswaarschuwingssysteem niet werkt.In dat geval gaat het storingswaarschuwingslampje branden. Dit lampje gaat weer uit zodra het wiel in de originele maat (dezelfde maat als de andere wielen) weer is geplaatst, de band ervan op spanning is gebracht en het systeem opnieuw is geïnitialiseerd.
Head-up display
Dit systeem projecteert bepaalde informatie op een getint scherm in het directe gezichtsveld van de bestuurder, zodat hij voor het bekijken ervan zijn ogen niet van de weg hoeft af te wenden.
Informatie weergegeven
tijdens de werking
Nadat het systeem is geactiveerd, wordt de volgende informatie gegroepeerd op het head-up
display weergegeven:
A.De rijsnelheid.
B.Informatie cruise control/snelheidsbegrenzer.
C.Indien uw auto met deze systemen is uitgerust: informatie over de afstand tussen voertuigen, waarschuwingen van het automatische noodremsysteem en aanwijzingen van het navigatiesysteem.
D.Indien uw auto met dit systeem is uitgerust: informatie over de snelheidslimiet.
205
Rijden
6
De uitschakeling van de functie wordt bevestigd door het doven van dit lampje in combinatie met een geluidssignaal.Bij het inrijden van een parkeerplek is het mogelijk dat de bestuurder de manoeuvre zelf moet voltooien.
Beperkingen van het systeem
– Het systeem kan een ongeschikte parkeerplek voorstellen (parkeerverbod, plaats waar werkzaamheden aan het wegdek worden uitgevoerd, plaats naast een greppel, enz.).– Het systeem kan aangeven dat een plaats is gevonden, maar vermeldt deze niet vanwege een vast obstakel aan de tegenoverliggende zijde van de manoeuvre; de auto kan geen traject voor het parkeren volgen.– Het systeem kan aangeven dat een plaats is gevonden, maar de manoeuvre niet uitvoeren omdat de weg of rijstrook te smal is.– Het systeem is niet ontworpen voor het uitvoeren van parkeermanoeuvres bij scherpe bochten.– Het systeem detecteert geen parkeerplekken die
veel groter zijn dan de auto zelf of die begrensd worden door obstakels die te laag (trottoirbanden, drempels, enz.) of te dun (bomen, palen, draadhekken, enz.) zijn.– Als de bagageruimte zwaar is beladen, gaat de auto mogelijk wat hellen, wat de afstandsmetingen kan beïnvloeden.
W ARNI NG
Gebruik de functie niet onder de volgende omgevingsomstandigheden:– Langs een zachte berm (greppel enz.), een kade of de rand van een afgrond.– Bij een glad wegdek (ijzel enz.).
WARNI NG
Gebruik het systeem niet in de volgende situaties:– Bij een te lage bandenspanning.– Als een van de bumpers is beschadigd.– Als een van de camera's is beschadigd.
W ARNI NG
Gebruik de functie evenmin in de volgende situaties:– Wanneer voorwerpen worden vervoerd die langer zijn dan de auto (ladder op de
dakdragers, fietsendrager op de achterklep, enz.).– Indien een niet-goedgekeurde trekhaak gemonteerd is.– Als sneeuwkettingen zijn gemonteerd.– Indien een noodreservewiel wordt gebruikt.– Als de auto is voorzien van andere wielen dan de oorspronkelijke.– Bij wijzigingen aan één of beide bumpers
(aanvullende bescherming).
– Als de sensoren opnieuw gespoten zijn buiten het TOYOTA-dealernetwerk.– Bij gebruik van sensoren die niet voor uw auto zijn goedgekeurd.
Storingen
Als de functie niet is ingeschakeld, knippert dit lampje tijdelijk en klinkt er een geluidssignaal om een storing in het systeem aan te geven.Als de storing optreedt tijdens het gebruik van het systeem, gaat het lampje uit.Als de storing in de parkeersensoren, die door het branden van dit lampje wordt aangegeven, tijdens het gebruik van het systeem optreedt, wordt de functie uitgeschakeld.Laat in het geval van een storing het systeem controleren door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.In het geval van een storing in de stuurbekrachtiging wordt u gewaarschuwd door het branden van dit lampje op het
instrumentenpaneel, in combinatie met de weergave van een waarschuwingsmelding.
WARNI NG
Breng de auto tot stilstand.Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats en zet het contact UIT.Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
233
Praktische informatie
7
NOTIC E
Na het wassen van de auto kan zich een laagje vocht, of onder winterse omstandigheden ijs, vormen op de remschijven en remblokken: de remwerking neemt mogelijk af. Rem een paar keer lichtjes om de remmen vocht- en ijsvrij te maken.
Slijtage van remschijven
Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats voor meer informatie over het controleren van de slijtage van de remschijven.
Handmatig bediende
parkeerrem
Als de parkeerrem een te grote slag heeft of als het systeem minder goed werkt, moet de parkeerrem, zelfs tussen twee onderhoudsbeurten door, worden afgesteld.
Laat het systeem controleren door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Elektrisch bedienbare
parkeerrem
Dit systeem heeft geen routineonderhoud nodig. Aarzel echter niet om in geval van problemen het systeem te laten nakijken door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
NOTIC E
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de elektrisch bedienbare parkeerrem.
Velgen en banden
De bandenspanning van alle wielen, inclusief het reservewiel, moet worden gecontroleerd bij “koude” banden.De op het bandenspanningslabel aangegeven bandenspanningen gelden voor “koude” banden. Als u langer dan 10 minuten of meer dan 10 km hebt gereden met een snelheid van meer dan 50 km/h, moet u de bandenspanning 0,3 bar (30 kPa) verhogen ten opzichte van de op het label aangegeven waarden.
WARNI NG
Het rijden met een te lage bandenspanning verhoogt het brandstofverbruik. Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt voortijdige slijtage van de banden en heeft een negatieve invloed op het weggedrag van de auto - kans op een ongeval!
Het rijden met versleten of beschadigde banden vermindert de remwerking en heeft een negatieve invloed op het weggedrag van de auto. Het verdient aanbeveling om een regelmatige inspectie van de staat van de banden (loopvlak en wangen)
en velgen uit te voeren en om te controleren of de ventielen zijn voorzien van een ventieldopje.Als het loopvlak van de banden tot aan de slijtage-indicatoren is afgesleten, is de diepte van de groeven in het profiel kleiner dan 1,6 mm. De banden moeten dan worden vervangen.Het gebruik van andere dan de voorgeschreven velg- en bandenmaten kan effect hebben op de levensduur van de banden, de bewegingsvrijheid van de wielen, de bodemvrijheid en de snelheidsmeteraanduiding, en kan tevens een negatieve invloed hebben op het weggedrag van de auto.De montage van verschillende banden op de voor- en op de achteras kan leiden tot onjuist ingrijpen van het VSC.Geef op banden die worden opgeslagen als winter- of zomerbanden worden gemonteerd altijd de draairichting aan. Bewaar ze op een koele, droge plaats en stel ze niet direct bloot aan zonlicht.Winter- en all-seasonbanden zijn te herkennen aan dit symbool op de wang van de band.
241
In geval van pech
8
4.12V-compressor met een flacon bandenreparatievloeistof en een sticker met snelheidslimietVoor het tijdelijk repareren van een band en het aanpassen van de bandenspanning.
WARNI NG
Opbergen van het gereedschap (auto met elektrische aandrijflijn)
Berg de 12V-compressor en de flacon met bandenreparatievloeistof 4 op in de tas zoals aangegeven in de afbeelding.
Het opbergvak in de voetenruimte bij de voorpassagiersstoel is klein. Berg om de klep te kunnen sluiten het gereedschap op de oorspronkelijke plaats op: wielblok 1 naast
de tas, sleepoog 2 bovenop de tas met het oog naar buiten, Torx-sleutel 3 boven op de tas, 12V-compressor en de flacon met bandenreparatievloeistof 4 in de tas.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de bandenreparatieset.
Met reservewiel
5.Wielsleutel.Hiermee kunnen de wielbouten worden verwijderd en kan de krik worden uit- en ingedraaid.
6.Krik.Hiermee kan de auto worden opgekrikt.
7.Gereedschap voor het verwijderen van sier-/wieldoppen (afhankelijk van de uitrusting).Hiermee kunnen, indien aanwezig, de sierdoppen van de wielbouten van een lichtmetalen velg of de wieldop van een stalen velg worden verwijderd.
8.Dop voor slotbouten.Hiermee kunnen met behulp van de wielsleutel de speciale slotbouten worden verwijderd.
NOTIC E
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over het reservewiel.
WARNI NG
Al het gereedschap is specifiek bestemd voor uw auto en is afhankelijk van de uitrusting.Gebruik het niet voor andere doeleinden.
NOTIC E
De krik dient uitsluitend gebruikt te worden voor het verwisselen van een wiel met een beschadigde of lekke band.De krik heeft geen onderhoud nodig.De krik voldoet aan de Europese normen, zoals vastgelegd in de Machinerichtlijn 2006/42/EG.
NOTIC E
Bepaalde delen van de krik, zoals de schroefdraad of de scharnierpunten, kunnen letsel veroorzaken: raak deze niet aan.Verwijder voorzichtig alle sporen van smeervet.
242
Bandenreparatieset
De bandenreparatieset bestaat uit een compressor en een flacon met bandenreparatievloeistof. Hiermee kunt u de band tijdelijk repareren, zodat u de dichtstbijzijnde garage kunt bereiken.Met deze reparatieset kunnen de meeste lekke banden worden gerepareerd, als het lek zich in het loopvlak van de band bevindt.
NOTIC E
De elektrische installatie van de auto biedt de mogelijkheid om een compressor aan te sluiten op de 12V-aansluiting en te gebruiken voor de duur die nodig is om een gerepareerde lekke band op spanning te brengen.
WARNI NG
Only the 12 V socket located at the front of the vehicle can be used to power the compressor.
NOTIC E
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de gereedschapsset.
Reparatieprocedure
WARNI NG
Verwijder niet het voorwerp (spijker, schroef, enz.) uit de band dat de lekkage heeft veroorzaakt.
► Parkeer de auto zonder het verkeer te belemmeren en activeer de parkeerrem.
► Volg de veiligheidsinstructies (alarmknipperlichten, gevarendriehoek, veiligheidsvest, enz.) overeenkomstig de geldende wetgeving in het land waar u zich bevindt.► Zet het contact UIT.► Haal de dop van het ventiel van de lekke band en bewaar deze op een schone plaats.
► Sluit de slang van de flacon met bandenreparatievloeistof aan op het ventiel van de lekke band en zet hem stevig vast.► Sluit de slang van de compressor aan op de flacon met bandenreparatievloeistof.
► Controleer of de schakelaar van de compressor in stand “O” staat.► Rol de voedingskabel, die onder de compressor is opgeborgen, volledig uit.► Sluit de stekker van de compressor aan op de 12V-aansluiting van de auto.► Bevestig de sticker met de snelheidslimiet.
WARNI NG
De sticker met de snelheidslimiet moet in het interieur, in het gezichtsveld van de bestuurder, worden geplakt om hem/haar te herinneren aan het feit dat de band tijdelijk is gerepareerd.
► Zet het contact AAN.
► Activeer de compressor door de schakelaar in stand “l” te zetten tot de bandenspanning 2 bar bedraagt. De bandenreparatievloeistof wordt onder druk in de band gespoten; neem gedurende deze handeling de slang niet los van het ventiel (kans op spatten).
243
In geval van pech
8
WARNI NG
Als na ongeveer 7 minuten de spanning van 2 bar niet is bereikt, is de band niet te repareren; neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
► Zet de schakelaar in stand “O”.► Haal de stekker van de compressor uit de 12V-aansluiting in de auto.► Breng de dop aan op het ventiel.► Verwijder de set.► Verwijder de flacon met bandenreparatievloeistof en berg deze op.
WARNI NG
De bandenreparatievloeistof is schadelijk bij inname en irriterend voor de ogen.Houd de vloeistof buiten het bereik van kinderen.De uiterste gebruiksdatum van de vloeistof is op de flacon vermeld.Gooi de flacon na gebruik niet weg, maar lever deze in bij een TOYOTA-dealer of een officieel inzamelpunt.Vergeet niet om bij een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats een nieuwe flacon met bandenreparatievloeistof te kopen.
► Ga onmiddellijk ongeveer 5 kilometer met lage snelheid (tussen 20 en 60 km/h) rijden, zodat de vloeistof het lek kan dichten.► Zet de auto stil, controleer de reparatie en meet de bandenspanning met de set.
WARNI NG
Rijd na het repareren van een band met de bandenreparatieset niet meer dan 200 km met een snelheid van maximaal 80 km/h.Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats om de band te laten vervangen.
Bandenspanning controleren/
aanpassen
The compressor can be used, without injecting sealant, to check and, if necessary, adjust the tyre pressures.► Haal de dop van het ventiel van de band en bewaar deze op een schone plaats.
► Rol de slang uit die onder de compressor is opgeborgen.► Sluit de slang aan op het ventiel en zet hem stevig vast.► Controleer of de schakelaar van de compressor in stand “O” staat.► Rol de voedingskabel, die onder de compressor is opgeborgen, volledig uit.► Sluit de stekker van de compressor aan op de 12V-aansluiting van de auto.► Zet het contact AAN.► Schakel de compressor in door de schakelaar in stand “I” te zetten en breng de band op de spanning die is aangegeven op het bandenspanningslabel van de auto. Om de bandenspanning te verlagen: druk op de zwarte knop op de slang van de compressor, bij de aansluiting op het ventiel.
WARNI NG
Als na 7 minuten de spanning van 2 bar niet is bereikt, is de band beschadigd; neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
► Zet zodra de gewenste spanning is bereikt, de schakelaar in stand “O”.► Verwijder de set en berg deze op.► Plaats de ventieldop.